ECLI:NL:OGEABES:2024:149

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
BON202400310 en BON202400458
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en loonvordering werknemer tegen werkgever wegens vermeende fraude met verlofuren

In deze zaak heeft een werknemer, aangeduid als [verzoekster], een verklaring voor recht gevorderd dat haar ontslag op staande voet door haar werkgever, Stichting Reclassering Caribisch Nederland (SRCN), nietig is. De werknemer was sinds 17 maart 2014 in dienst bij SRCN en was werkzaam als coördinator van de administratie. Op 10 juni 2024 werd zij op staande voet ontslagen, omdat SRCN stelde dat zij gefraudeerd had met haar verlofuren. De werknemer betwistte de geldigheid van het ontslag en vorderde onder andere doorbetaling van haar loon en haar herplaatsing in haar functie.

De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 30 september 2024, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De rechter heeft vastgesteld dat de werknemer stelselmatig meer verlof heeft genomen dan geregistreerd, wat leidde tot het ontslag op staande voet. De rechter oordeelde dat de dringende reden voor het ontslag valide was en wees de vorderingen van de werknemer af. Tevens werd de werknemer veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van SRCN zijn begroot op USD 1.745,00. Het verzoek van SRCN tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd niet inhoudelijk beoordeeld, en de kosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak vond plaats op 25 oktober 2024.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Registratienummer: BON202400310 en BON202400458
Datum uitspraak: 25 oktober 2024
BESCHIKKING
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te Bonaire,
verzoekster,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas,
tegen
de stichting
STICHTING RECLASSERING CARIBISCH NEDERLAND,
gevestigd te Bonaire,
verweerster,
gemachtigde: mr. T.J. Leijsen.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en SRCN genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek tot voorwaardelijke ontbinding
  • de mondelinge behandeling van 30 september 2024 waarbij verzoekster en verweerder, de laatste vertegenwoordigd door haar directeur, de heer [vertegenwoordiger SRCN] aanwezig waren. Partijen werden daarbij bijgestaan door hun gemachtigden die de standpunten van partijen mondeling hebben toegelicht, mr. Leijsen mede aan de hand van door hem overgelegde spreekaantekeningen.
  • de akte uitlating producties van [verzoekster]
  • de antwoordakte van SRCN.
1.2.
De datum van de beslissing is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 17 maart 2014 is [verzoekster] bij SRCN in dienst getreden, waar zij laatstelijk werkzaam was als coördinator van de administratie tegen een bruto maandsalaris van USD 3.675,00. Als coördinator administratie was zij onder meer belast met het verwerken en controleren van de verlofkaarten van het personeel.
2.2.
Op 10 juni 2024 is [verzoekster] op staande voet ontslagen omdat zij, naar stelling van SRCN, heeft gefraudeerd met haar eigen verlofuren. [verzoekster] zou stelselmatig gedurende meerdere jaren meer verlof hebben genomen dan zij op haar verlofkaart heeft geregistreerd.
2.3.
Met een brief van de gemachtigde aan SRCN van 12 juni 2024 heeft [verzoekster] de nietigheid van het ontslag ingeroepen omdat, volgens haar, een dringende reden daarvoor ontbreekt.

3.De vorderingen

3.1. [
verzoekster] verzoekt, bij vonnis dan wel beschikking uitvoerbaar bij voorraad voor recht te verklaren dat het door SRCN aan [verzoekster] gegeven ontslag op staande voet op 10 juni 2024 nietig is dan wel het ontslag te vernietigen en SRCN te veroordelen om aan [verzoekster] het loon door te betalen vanaf de datum van het ontslag te vermeerderen met de verhoging als bedoeld in artikel 7A:1615q BW BES, alsmede SRCN te bevelen [verzoekster] weer toe te laten tot het uitvoeren van haar normale werkzaamheden, uiterlijk twee dagen na betekening van de daartoe te geven beschikking onder verbeurte van een dwangsom van USD 500,00 voor iedere dag dat SRCN hiermee in gebreke zou blijven, kosten rechtens, waaronder nakosten.
3.2.
SRCN voert verweer en vordert, voor het geval het ontslag op staande voet geen stand houdt, de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] met onmiddellijke ingang te ontbinden wegens gewichtige redenen bestaande uit een dringende reden, althans een verandering in de omstandigheden zonder toekenning van een vergoeding, kosten rechtens waaronder nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf zeven dagen na de in dezen te geven beslissing.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om twee verschillende procedures met elk een eigen karakter. [verzoekster] is een ontslag- en loonvorderingsprocedure begonnen. Het doel daarvan is de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en SRCN het loon te laten doorbetalen. Tegen de in die procedure te nemen beslissingen staat hoger beroep open. SRCN is een ontbindingsprocedure voor zover vereist begonnen met het doel de arbeidsovereenkomst te laten eindigen. Dit is een andere procedure. Tegen de daarin te nemen beslissingen staat in beginsel geen hoger beroep open.
4.2.
De vordering van [verzoekster] om voor recht te verklaren dat het aan haar gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, zal worden afgewezen. De dringende reden die aan dit ontslag ten grondslag is gelegd, is valide. Het gevolg daarvan is dat ook de loonvordering van [verzoekster] wordt afgewezen en aan een beoordeling van het zelfstandig verzoek niet meer wordt toegekomen. Redengevend daarvoor is dat, zoals SRCN heeft aangegeven, [verzoekster] vanaf 2018 ten onrechte 883 verlofuren op haar verlofkaart heeft laten staan, waarvan 300 uren in 2021 zijn uitbetaald. [verzoekster] betwist het door SRCN gestelde aantal uren. Volgens haar zou het om 421 uren gaan zoals zij in haar laatste akte heeft laten optekenen, maar uitgaande van het bij die akte overgelegde tabel gaat het om 521 uren. [verzoekster] zegt dat het hier gaat om slordigheden of vergissingen, maar het gerecht volgt haar daarin niet. Het gaat om gemiddeld meer dan 80 verlofuren uren per jaar, wat neerkomt op twee vakantieweken per jaar. Een dergelijk aantal uren kan niet alleen maar worden toegeschreven aan een slordigheden of vergissingen. Het gerecht gaat ervan uit dat sprake is van een opzettelijk verkeerde registratie. De omvang daarvan rechtvaardigt een ontslag op staande voet. Daarbij is van betekenis dat de verlofregistraties van de andere werknemers van SRCN, waarvoor [verzoekster] eveneens verantwoordelijk was, wel lijken te kloppen, althans dat er, zoals SRCN onbestreden naar voren heeft gebracht, geen tekenen zijn van het tegendeel. Het is dus uitsluitend de verlofregistratie van [verzoekster] die niet klopt in een voor haar positieve zin. Ook dat wijst erop dat sprake is van opzet.
4.3. [
verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van SRCN begroot op USD 1.745,00 (2,5 punt x tarief 5) aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

Het gerecht
op de vorderingen van [verzoekster] (BON202400310):
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van de procedure, aan de zijde van SRCN begroot op USD 1.745,00, te vermeerderen met de nakosten die worden begroot op USD 224,00 zonder betekening en worden verhoogd met USD 84,00 in geval van betekening nadat [verzoekster] niet binnen 14 dagen na daartoe te zijn aangeschreven vrijwillig aan deze kostenveroordeling zal hebben voldaan, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf zeven dagen na betekening van deze beslissing,
5.3.
verklaart het onder 5.2 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad,
op het (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek van werkgever SRCN (BON202400458)
5.4.
verstaat dat aan een inhoudelijke beoordeling daarvan niet wordt toegekomen,
5.5.
compenseert de kosten van de procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.R. Veerman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.