In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, betreft het de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een vrouw en een man na hun echtscheiding. De uitspraak, gedaan op 20 november 2024, volgt op een proces dat begon met een tussenvonnis op 29 mei 2024 en een comparitie van partijen op 21 oktober 2024. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. A.T.C. Nicolaas, en de man, vertegenwoordigd door mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena, hebben hun standpunten uiteengezet over de verdeling van hun gezamenlijke bezittingen en schulden, waaronder de verkoop van de voormalige echtelijke woning en de aflossingen van hypotheken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de voormalige echtelijke woning verkocht zal worden en dat de opbrengst na aflossing van de hypotheek en andere kosten gelijkelijk verdeeld zal worden tussen de partijen. De man is verplicht om binnen 14 dagen na het vonnis een makelaar in te schakelen voor de verkoop. Indien hij dit nalaat, kan de vrouw zelf de verkoopopdracht geven. De partijen hebben ook afspraken gemaakt over de verdeling van andere bezittingen, zoals voertuigen en bankrekeningen, en over de vergoedingsplicht voor bepaalde schulden.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de kosten van de procedure gecompenseerd worden, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de beslissingen onmiddellijk van kracht zijn, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De uitspraak biedt een gedetailleerd overzicht van de financiële verplichtingen en rechten van beide partijen na de echtscheiding.