ECLI:NL:OGEABES:2024:137

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
BON202400306
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing ouderlijk gezag en benoeming voogdij in een zaak betreffende minderjarigen

In deze zaak heeft de Voogdijraad Caribisch Nederland op 13 juni 2024 een verzoek ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba om de moeder te ontheffen uit haar ouderlijk gezag over haar twee minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De kinderen staan sinds februari 2020 onder toezicht van ZJCN en zijn uit huis geplaatst. De moeder heeft in de afgelopen jaren niet de verantwoordelijkheid kunnen dragen voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, en weigert medewerking te verlenen aan noodzakelijke hulpverlening. De vader, die momenteel gedetineerd is, en de moeder zijn het niet eens met het verzoek van de Voogdijraad, maar de rechter heeft ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, vooral over [kind 1], die gedragsproblemen vertoont.

Tijdens de mondelinge behandelingen zijn zowel de ouders als de grootmoeder van de kinderen verschenen, en is er gesproken met de kinderen. De rechter heeft vastgesteld dat de moeder ongeschikt is om zelfstandig de opvoeding en verzorging van de kinderen uit te voeren. De Voogdijraad heeft in zijn rapportage aangegeven dat de situatie van de kinderen niet zal verbeteren zolang de moeder niet meewerkt aan de hulpverlening. De vader heeft recentelijk de kinderen erkend en zal naar verwachting eind december 2024 uit detentie komen, maar kan op dit moment geen gezag uitoefenen.

De rechter heeft besloten om de moeder te ontheffen uit het ouderlijk gezag en ZJCN als voogd over de kinderen te benoemen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de zaak is doorverwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling van het verzoek tot plaatsing van [kind 1] in het buitenland. Deze beschikking is gegeven door mr. J.R. Veerman en uitgesproken op 12 december 2024.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire

Registratienummer: BON202400306
Datum uitspraak: 12 december 2024
BESCHIKKING
op verzoek van:
VOOGDIJRAAD CARIBISCH NEDERLAND,
gevestigd te Bonaire,
hierna: de Voogdijraad,
met betrekking tot de minderjarigen:
[kind 1], geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats 1] (hierna: [kind 1]),
en
[kind 2], geboren op [geboortedatum 2] 2019 te [geboorteplaats 2] (hierna: [kind 2]).
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de moeder],
wonende de Bonaire,
hierna: de moeder,
gemachtigde: mr. M.M.A. van Lieshout.
en
[de vader],
wonende te Bonaire, thans gedetineerd,
hierna: de vader,
gemachtigde: mr. M.M.A. van Lieshout.
en
[de oma],wonende te Bonaire,
hierna: de oma,

1.De procedure

1.1.
Het verzoekschrift van de Voogdijraad, strekkende tot de ontheffing van de moeder uit het ouderlijk gezag over [kind 1] en [kind 2], is bij het gerecht ingekomen op 13 juni 2024. Op 29 augustus 2024 heeft ZJCN in aansluiting daarop een verzoek gedaan om [kind 1] te plaatsen in een instelling in Nederland. Op 27 september 2024 heeft de mondelinge behandeling van de verzoek plaatsgevonden, waarna de beslissing daarop is aangehouden voor een voortgezette mondelinge behandeling op 20 november 2024, in afwachting van de verdere ontwikkelingen en de resultaten van de inzet van hulpverlening. Bij die laatste mondelinge behandeling ging het alleen om het eerste verzoek. ZJCN heeft verzocht om de behandeling van het tweede verzoek aan te houden in afwachting van de verdere ontwikkelingen met betrekking tot [kind 1].
1.2.
Op de hiervoor genoemde mondelinge behandelingen zijn verschenen de vader en de moeder, beiden bijgestaan door hun gemachtigde voornoemd. Ook de oma is verschenen. Namens ZJCN zijn verschenen de heer [medewerker ZJCN 1] en mevrouw [medewerker ZJCN 2]. Namens de Voogdijraad is mevrouw [medewerker Voogdijraad] verschenen. Bij de laatste zitting was als informant ook de heer [begeleider], een van de twee persoonlijk begeleiders van de kinderen, aanwezig.
1.3.
De rechter en de griffier hebben na de mondelinge behandeling met [kind 1] gesproken waarbij hij werd vergezeld door de voornoemde persoonlijk begeleider. Daarvan is een schriftelijk verslag opgemaakt, dat tegelijk met deze beslissing aan de betrokkenen zal worden gezonden.
1.4.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De feiten

De moeder is belast met het eenhoofdig gezag over [kind 1] en [kind 2]. [kind 1] en [kind 2] staan sinds februari 2020 onder toezicht van ZJCN. Sinds februari 2020 zijn zij uit huis geplaatst, eerst bij de vader, die toen woonachtig was bij oma, en sinds december 2022 alleen bij oma, omdat de vader vanaf die datum in detentie zit. De vader heeft [kind 1] en [kind 2] onlangs erkend.

3.Het verzoek en de beoordeling

3.1.
De Voogdijraad heeft in zijn verzoekschrift van 13 juni 2024 verzocht om moeder te ontheffen van het ouderlijk gezag over [kin d1] en [kind 2]. Aan het verzoek wordt ten grondslag gelegd dat de moeder na de ruim vier jaar geleden uitgesproken ondertoezichtstelling, nog altijd niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] te dragen. Volgens de Voogdijraad zal deze situatie niet veranderen. De moeder weigert haar medewerking te geven aan de hulpverlening die nodig is voor de kinderen. Voor deze hulpverlening is zij niet of nauwelijks bereikbaar.
3.2.
De vader en de moeder zijn het niet eens met het verzoek. Volgens hen gaat het sinds kort veel beter met de kinderen, zoals ook in het rapport van de Voogdijraad van 14 november 2024 is beschreven. De kinderen verblijven doordeweeks bij de oma en in het weekend bij de moeder. Dat verloopt heel goed. [kind 1] gaat ook weer naar school, zij het voor beperkte tijd. De vader zal eind december 2024 uit detentie komen. Hij heeft dan zicht op een woning en op werk. De vader kan dan zowel de moeder als de kinderen de nodige ondersteuning en begeleiding geven zodat de continue inzet van de twee persoonlijk begeleiders voor de kinderen, zoals nu het geval is, niet meer nodig is, althans veel minder.
3.3.
Voor een ontheffing uit het ouderlijk gezag geldt wettelijk het volgende. Ingevolge artikel 1:266 BW BES kan de rechter een ouder uit het gezag ontheffen op de grond dat hij of zij ongeschikt of onmachtig is haar plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen, mits het belang van het kind zich daar niet tegen verzet. Ingevolge artikel 1:268 lid 1 BW BES juncto artikel 1:268 lid 2 BW BES, wordt de ontheffing niet uitgesproken indien de ouder zich daartegen verzet. Dat laatste lijdt uitzondering indien, voor zover hier van belang, na een ondertoezichtstelling van ten minste zes maanden blijkt dat deze maatregel – door de ongeschiktheid of onmacht van een ouder om zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen – onvoldoende is om het kind voor zedelijke of lichamelijke ondergang te behoeden.
3.4.
Zoals in het raadsrapport beschreven, zijn er ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. Dat geldt vooral voor [kind 1]. Hij vertoont ernstige gedragsproblemen waardoor hij een potentieel gevaar vormt voor zichzelf en voor de mensen om hem heen, waaronder zijn broertje [kind 2]. Een psychische behandeling is nodig. Moeder weigert daarvoor haar toestemming te verlenen. Zij is niet of nauwelijks bereikbaar gebleken voor ZJCN, ondanks daarop gerichte toezeggingen van haar op de eerste zitting op 27 september 2024. Weliswaar gaat het met [kind 1] iets beter, waarover de Voogdijraad in zijn laatste rapport ook heeft gerapporteerd, maar dat komt uitsluitend door de dagelijkse inzet van de twee persoonlijk begeleiders die ZJCN daarvoor heeft aangetrokken. Zij zorgen dat de kinderen de benodigde structuur en aandacht krijgen. Alleen hierdoor is het mogelijk dat de kinderen in het weekend bij de moeder kunnen zijn. De moeder is ongeschikt om zelfstandig haar opvoedende en verzorgende taken uit te voeren. Als het daarom gaat ligt het perspectief van [kind 1] en [kind 2] niet meer bij moeder. Het verzoek om moeder uit het gezag te ontheffen zal daarom worden toegewezen.
3.5.
Op grond van artikel 1:275 lid 1 BW BES benoemt het gerecht indien de andere ouder het gezag niet voortaan alleen uitoefent een voogd over de minderjarigen. Het gerecht zal ZJCN als voogd benoemen. De oma komt daarvoor niet in aanmerking. Zij heeft aangegeven dat de zorg die zij nu doordeweeks heeft voor [kind 1] en [kind 2] voor haar te zwaar is. Voor de vader geldt dat er voor hem als andere ouder in beginsel de mogelijkheid bestaat om met het gezag over de kinderen belast te worden. Echter, hij zit nog in detentie waardoor hij niet in staat is om het gezag uit te oefenen, nog daargelaten dat hij daarom (nog) niet heeft verzocht. Op termijn kan dit een optie zijn, maar daarvoor zal hij, na afloop van zijn detentie, eerst moeten zorgen dat hij zijn leven weer op de rit krijgt.
3.6.
Nu ZJCN zal worden belast met de voogdij, kan verder aan de orde komen haar verzoek om [kind 1] in het buitenland te plaatsen. In dat verband wordt verwezen naar artikel 1:306 BW BES op grond waarvan een rechtspersoon een hem toevertrouwde minderjarige de toestemming daarvoor van de rechter behoeft. Op verzoek van ZJCN is de behandeling van dit verzoek aangehouden om de verdere ontwikkelingen met betrekking tot [kind 1] aan te houden. ZJCN kan zich op de
EJ-rolzitting van 3 maart 2025 uitlaten over wat zij met dit verzoek wil in de zin van intrekken of voortzetting behandeling.

4.De beslissing

Het gerecht:
4.1.
ontheft de moeder van het gezag over
[kind 1], geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats 1] en
[kind 2], geboren op [geboortedatum 2] 2019 te [geboorteplaats 2];
4.2.
benoemt ZJCN tot voogd over
[kind 1], geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats 1] en
[kind 2], geboren op [geboortedatum 2] 2019 te [geboorteplaats 2];
4.3.
verklaart deze beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
verstaat dat deze beslissingen door de griffie van het gerecht zal worden opgenomen in het gezagsregister.
4.5.
verwijst de zaak naar de EJ-rolzitting van
5 maart 2025 te 9:30 uurvoor uitlaten door ZJCN over wat zij wil met haar verzoek tot plaatsing van [kind 1] in het buitenland.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.R. Veerman, rechter, en op 12 december 2024 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.