ECLI:NL:OGEABES:2024:136

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
BON202300482
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van renovatiekosten en ongerechtvaardigde verrijking

In deze zaak heeft eiseres, wonende in Nederland, een vordering ingesteld tegen gedaagde, wonende in Curaçao, met betrekking tot de renovatie van een woning op Bonaire. Eiseres heeft de woning van gedaagde gerenoveerd met de verwachting dat zij de eigenaar zou worden. Eiseres vordert een bedrag van USD 26.230,00, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, op basis van nakoming van een afspraak en ongerechtvaardigde verrijking. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat er nooit sprake is geweest van huurkoop, maar van een verkoopovereenkomst voor een lager bedrag. Tijdens de comparitie van partijen is gebleken dat gedaagde wel bereid was om een bedrag voor de renovatie van de ramen te betalen, maar dit is niet vastgelegd in een afdwingbare overeenkomst. Het gerecht heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de vordering van eiseres, behalve voor een bedrag van USD 5.000,00 voor de renovatie van de ramen, dat gedaagde moet betalen. De overige vorderingen zijn afgewezen, evenals de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Eiseres is als overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
zittingsplaats Bonaire
Registratienummer : BON202300482
Datum beslissing : 18 december 2024
VONNIS
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Nederland,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.J. Winkel,
tegen
[gedaagde],
wonende te Curaçao,
gedaagde,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- de conclusie van antwoord
- de comparitie van partijen van 11 september 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
eiseres] heeft de woning van [gedaagde] gelegen aan de [adres] te Bonaire gerenoveerd. Het was de bedoeling dat [eiseres] de eigenaar van de woning zou worden.

3.De vordering en het verweer

3.1. [
eiseres] vordert [gedaagde], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van een bedrag van USD 26.230,00, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten van 15% en de wettelijke rente, kosten rechtens.
3.2.
Aan die vordering legt [eiseres] nakoming, althans ongerechtvaardigde verrijking ten grondslag. [eiseres] stelt dat zij de woning van [gedaagde] heeft verbouwd voor een bedrag van USD 28.000,00. Volgens [eiseres] heeft zij met [gedaagde] afgesproken dat zij de woning middels huurkoop zou kopen voor een bedrag van USD 150.000,00, maar heeft [gedaagde] zich later bedacht, omdat zij direct over de koopsom wilde beschikken, waarna partijen hebben afgesproken van de koopovereenkomst af te zien om de woning aan een derde te verkopen. Daarbij hebben partijen volgens [eiseres] de afspraak gemaakt om de renovatiekosten ter hoogte van USD 28.000,00 uit de verkoopopbrengst aan [eiseres] te betalen. In totaal heeft [gedaagde] drie betalingen van in totaal USD 1.770,00 aan haar gedaan. De vordering van [eiseres] betreft het restant.
3.3. [
gedaagde] voert verweer. Volgens haar is er nooit sprake geweest van huurkoop, maar wel van verkoop van de woning door haar aan [eiseres] voor een bedrag van USD 130.000,00. Op 28 januari 2019 hebben partijen daartoe een koopovereenkomst ondertekend. Deze overeenkomst werd niet nagekomen waarna partijen daarvan hebben afgezien. Daarbij zijn partijen volgens [gedaagde] niet overeengekomen om iets terug te betalen, maar heeft zij wel toegezegd om iets aan [eiseres] te betalen als er voor [gedaagde] uit een verkoop iets zou overblijven (na betaling van haar bankschuld) en dan alleen voor het vernieuwen van de ramen voor een bedrag van hooguit USD 7.000,00 en niet voor andere gerenoveerde zaken.

4.De beoordeling

4.1.
Primair doet [eiseres] een beroep op nakoming op grond van artikel 3:296 BW BES van de door haar gestelde afspraak dat de renovatiekosten door [gedaagde] aan haar zouden worden vergoed.
4.2. [
gedaagde] heeft deze afspraak betwist. Tijdens de comparitie van partijen heeft zij wel gezegd dat zij uit welwillendheid wat aan [eiseres] wilde betalen, maar enkel voor de ramen en dat zij dat eerder ook tegen [eiseres] heeft gezegd.
4.3.
Het gerecht overweegt hierover als volgt. De stelling van [eiseres] dat partijen hebben afgesproken dat alle renovatiekosten door [gedaagde] aan haar vergoed zouden worden is door [gedaagde] betwist. Aan die stelling heeft [eiseres] vervolgens onvoldoende handen en voeten gegeven. [eisres] heeft bijvoorbeeld niet gesteld dat partijen het over een te vergoeden bedrag hebben gehad. In beginsel kan de vordering daarmee worden afgewezen, zij het niet dat [gedaagde] wel heeft erkend dat zij heeft aangegeven iets voor de ramen te willen betalen en ook een deel daarvan heeft betaald.
4.4.
In het midden kan worden gelaten of deze opmerking van [gedaagde] over de vergoeding van de ramen kwalificeert als een erkenning van een (afdwingbare) afspraak voor zover het de ramen betreft of als een (niet afdwingbare) toezegging met betrekking tot de ramen, nu er in ieder geval wel feiten zijn waaruit een ongerechtvaardigde verrijking voor wat betreft de ramen volgt, hetgeen [eiseres] subsidiair aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd.
4.5.
Artikel 6:212 lid 1 BW bepaalt dat degene die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Dit betekent dat vereist is dat tegenover de verrijking een verarming staat en dat tussen de verrijking en de verarming een voldoende verband bestaat.
4.6.
De verrijking is erkend door [gedaagde] in de zin dat zij heeft erkend dat zij geen USD 150.000,00 voor de woning zou hebben gekregen van een derde koper als zij de nieuwe ramen niet had gehad. Ook staat vast dat [eiseres] voor de ramen heeft betaald hetgeen een verarming oplevert die direct in verband staat met de verrijking. [eiseres] stelt dat zij voor de ramen USD 7.000,00 heeft betaald. [gedaagde] heeft dit bedrag tijdens de comparitie van partijen betwist. Volgens haar kan het gelet op de bonnen die daarover zijn overgelegd ook om USD 5.000,00 waarvan het gerecht begrijpt dat daarvan het reeds door haar betaalde al is afgetrokken. Op dat verweer heeft [eiseres] geen weerwoord gegeven wat ertoe leidt dat de vordering tot een bedrag van USD 5.000,00 zal worden toegewezen.
4.7.
Voor het meerdere tot USD 26.230,00 zal de vordering worden afgewezen. Voor dat deel kan de verrijking niet worden vastgesteld op basis van de gestelde feiten en omstandigheden. [eiseres] heeft niet gesteld waaruit de renovatie voor het overige precies zou bestaan met uitzondering van een dichtgemetselde porch tot kamer waarvan het nog de vraag is in hoeverre dat tot een hogere verkoopprijs heeft geleid. Daarvoor zijn immers ook de overwegingen van de uiteindelijke koper beslissend en daarover is niets gesteld.
4.8.
Nu het bedrag dat zal worden toegewezen maar een klein deel van de vordering betreft, kan niet worden geconcludeerd dat de incassowerkzaamheden, die op de vermeende hogere vordering waren gericht, in redelijkheid hebben kunnen bijdragen aan voldoening buiten rechte. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom worden afgewezen.
4.9.
Met het voorgaande zal [eiseres] als overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te voldoen een bedrag van
USD 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van het verzoekschrift, te weten 18 oktober 2023, tot de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] begroot op nihil,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman, rechter, en op 18 december 2024 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.