In deze zaak, die op 23 december 2024 werd behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man, ex-echtelieden, over de overname van hun voormalige echtelijke woning. De vrouw, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.F. van Toll, vordert dat de man de woning overneemt of deze aan een derde verkoopt. De echtscheiding tussen partijen was uitgesproken op 27 maart 2024, waarbij een regeling was getroffen voor de omgang met hun twee minderjarige kinderen, die in de voormalige woning verbleven. De vrouw is van mening dat de man te lang wacht met het regelen van de overname en wil haar deel van de overwaarde van de woning snel in handen krijgen.
De man heeft in oktober 2024 een hypotheekaanvraag gedaan, maar er is onduidelijkheid over het bedrag en de status van deze aanvraag. De vrouw heeft aangegeven bereid te zijn de man tot februari 2025 de tijd te geven om de financiering te regelen, maar wil tegelijkertijd dat er een verkoopopdracht aan een makelaar wordt gegeven om geen tijd te verliezen. Het gerecht heeft geoordeeld dat de man de woning kan overnemen, mits hij voor 1 februari 2025 een onvoorwaardelijke toezegging van de bank heeft voor de benodigde financiering. Als deze voorwaarde niet wordt vervuld, kan de vrouw de woning laten verkopen.
Het gerecht heeft ook bepaald dat de kosten van de makelaar door beide partijen gedeeld moeten worden en dat de man geen nieuwe huurovereenkomsten mag aangaan met betrekking tot de appartementen die tot het onroerend goed behoren. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.