ECLI:NL:OGEABES:2024:125

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
BON202400436, BON202400437
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek gezamenlijk gezag over minderjarige na gewijzigde omstandigheden

In deze zaak verzoekt de vader om mede te worden belast met het gezag over zijn minderjarige kind, terwijl de moeder verweer voert. De vader heeft in eerdere procedures aangetoond dat hij in het belang van het kind kan handelen, maar de beslissing over het gezamenlijk gezag is pro forma aangehouden. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 oktober 2024 blijkt dat de moeder nu minder onveiligheid ervaart in de omgang met de vader en dat er positieve ontwikkelingen zijn in hun communicatie. De vader stelt dat zij klaar zijn voor gezamenlijk gezag, terwijl de moeder aanvoert dat er geen relevante gewijzigde omstandigheden zijn die een wijziging rechtvaardigen. Het gerecht overweegt dat de wettelijke grondslag voor wijziging van het gezag ligt in artikel 1:253o BW BES, dat stelt dat een rechter een beslissing over gezag kan wijzigen bij gewijzigde omstandigheden. Het gerecht concludeert dat er wel degelijk relevante gewijzigde omstandigheden zijn ten opzichte van de situatie in 2017, toen de ouders kozen voor eenhoofdig gezag bij de moeder. De moeder is inmiddels met het kind naar Bonaire verhuisd en de vader heeft lange tijd geen omgang kunnen hebben. Het gerecht oordeelt dat het in het belang van het kind is dat de positie van de vader wordt gewaarborgd en dat gezamenlijk gezag hen zal motiveren om samen beslissingen te nemen. De beschikking wordt gegeven door mr. J.R. Veerman en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Registratienummer: BON202200436, BON202200437.
BESCHIKKING
op verzoek van:
[verzoeker],
wonende in Nederland,
hierna: de vader,
gemachtigde: mr. E. Frins,
en
[verweerder],
wonende in Bonaire,
hierna: de moeder.
gemachtigde: mr. M.C.G.G. van Hoek,
met betrekking tot de minderjarige:
[de minderjarige],
geboren [geboortedatum] 2014 te Breda (Nederland),
hierna: [de minderjarige].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES is in de procedure gekend: Voogdijraad Caribisch Nederland (hierna: de Voogdijraad).

1.De verdere procedure

1.1.` Voor het verloop van de procedure tot 11 oktober 2023 wordt verwezen naar de beschikking van die datum. In die beschikking zijn beslissingen gegeven onder meer met betrekking tot de omgangsregeling met [de minderjarige] en de kosten daarvan en is aangehouden, pro forma tot 11 oktober 2024, de beslissing over het verzoek van de vader om naast de moeder te worden belast met het gezag. Daarna is, op verzoek van de moeder, voor de behandeling van dit verzoek opnieuw een mondelinge behandeling bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2024. Daarbij zijn verschenen de vader en de moeder met hun gemachtigden voornoemd die aan de hand van door hen overgelegde spreekaantekeningen de stellingen en verweren van partijen nader hebben toegelicht. Daarnaast waren aanwezig [medewerker Akseso 1] en [medewerker Akseso 2] namens Akseso en [medewerker Voogdijraad] namens de Voogdijraad.
1.3.
Uitspraak is bepaald op vandaag.

2.2. Het verzoek en de beoordeling

2.1.
In de procedure gaat het nu alleen nog om het verzoek van de vader om naast de moeder te worden belast met het gezag. In voornoemde beschikking van 11 oktober 2023 is de beslissing daarover pro forma aangehouden voor een jaar met de overweging dat de vader de afgelopen jaren heeft laten zien dat hij in het belang van [de minderjarige] kan handelen maar dat voor gezamenlijk gezag de ouders van [de minderjarige] aan hun onderlinge problematiek moeten werken en moeten leren samenwerken om samen beslissingen over de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te kunnen nemen op een manier die niet belastend is voor haar.
2.2.
Inmiddels zijn we een jaar verder. Met de ondersteuning van Akseso is thans sprake van een goede uitvoering van de omgangsregeling die in de beschikking van 11 oktober 2023 is vastgesteld. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder nu een minder gevoel van onveiligheid heeft als het gaat om de omgang van [de minderjarige] met de vader. Zij heeft meer vertrouwen gekregen in de vader. Ook Akseso is positief. Zij geeft aan dat beide partijen zich als betrokken en liefdevolle ouders laten zien en dat zij in staat zijn om het belang van [de minderjarige] voorop te stellen. Het is partijen echter nog niet gelukt om een gezamenlijk ouderschapsplan overeen te komen. Akseso heeft hen daarin begeleid, maar partijen zijn het nog niet over alles eens.
2.3.
De vader vindt dat partijen nu klaar zijn voor een goede uitoefening van het gezamenlijk gezag.
2.4.
De moeder is nog niet zover. Zij heeft tot haar verdediging doen aanvoeren dat partijen in 2017 heel bewust hebben gekozen voor eenhoofdig gezag bij moeder en dat er sindsdien geen sprake is van relevante gewijzigde omstandigheden in de zin van het bepaalde in artikel 1:253o BW BES die maken dat daarvan nu moet worden afgeweken. Daarnaast wijst zij erop dat, in het geval dat het gerecht oordeelt dat er wel sprake is van gewijzigde omstandigheden, ingevolge dit artikel en op grond van artikel 251 lid 2 BW BES de ouders na ontbinding van het huwelijk alleen op eensluidend verzoek gezamenlijk kunnen worden belast met het gezag.
2.5.
Het gerecht overweegt dat de wettelijke grondslag voor een wijziging van het gezag mede is gelegen in art 1:253o lid 2 BW BES. Op grond van dat artikel kan de rechter een niet in de BES gegeven rechterlijke beslissing over het gezag wijzigen als sprake is van een gewijzigde omstandigheid. De in 1:253o lid 2 BW BES besloten liggende regel, die ondersteund wordt door het bepaalde in artikel 1:251 lid 2 BW BES, dat het gerecht het gezamenlijk gezag slechts op gezamenlijk verzoek van de ouders en niet enkel op verzoek van de vader kan toekennen, is een ongeoorloofde beperking van het door artikel 6 lid 1 (https://new.navigator.nl/document/id01074676a0cf4ca2227a83a22542051b) EVRM aan de vader gegarandeerde recht op toegang tot de rechter ter vaststelling van zijn aan artikel 8 lid 1 (https://new.navigator.nl/document/id3aa5bbf6a5db99006657c4316a5d7c4f) EVRM ontleende aanspraak op bescherming van zijn recht op ‘the exercise of parental rights’.
2.6.
Dit leidt ertoe dat in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM, artikel 1:253o lid 1 (https://new.navigator.nl/document/ida5a295d6df19967342fa5c57e1cf5213) BW BES aldus moet worden uitgelegd dat het gezamenlijk gezag niet alleen door beide ouders gezamenlijk kan worden verzocht, maar ook door de niet met het gezag belaste ouder. In het licht van artikel 1:253c lid 2 BW BES wordt het verzoek van de vader, indien de moeder het gezag uitoefent, slechts ingewilligd indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt.
2.7.
In verband met het laatste wordt verwezen naar hetgeen het gerecht daarover in de beschikking van 11 oktober 2023 heeft overwogen, namelijk dat het in het belang van [de minderjarige] is dat de positie van de vader voor zoveel mogelijk wordt gewaarborgd in haar leven en dat het gezamenlijk gezag daarbij van grote betekenis kan zijn. In dit verband is, anders dan de vrouw betoogt, wel sprake van relevante gewijzigde omstandigheden ten opzichte van de situatie in 2017 toen partijen hebben gekozen voor het eenhoofdig gezag bij de moeder, alleen al omdat de moeder intussen met [de minderjarige] naar Bonaire is verhuisd zonder de vader in die beslissing te betrekken. Daarna heeft de vader lange tijd op afstand gestaan tot [de minderjarige] omdat hij geen omgang met [de minderjarige] kon hebben, althans zeer beperkt. Het is daarom in het belang van [de minderjarige] dat de positie van de vader nu zoveel mogelijk wordt gewaarborgd en dat partijen nu samen, middels een gezamenlijk gezag, de belangrijke beslissingen over haar verzorging en opvoeding nemen. De moeder heeft zich tijdens de mondelinge behandeling positief uitgelaten over het verbeterde contact tussen partijen en partijen hebben laten zien dat zij samen in het belang van [de minderjarige] kunnen handelen. Dit wordt bevestigd middels de gerapporteerde en tijdens de mondelinge behandeling besproken bevindingen van Akseso. De communicatie tussen partijen wordt dan ook voldoende adequaat bevonden om gezamenlijk de beslissingen over de verzorging en opvoeding te kunnen nemen. Daaraan doet niet af dat partijen nog geen overeenstemming hebben over een ouderschapsplan. Het gezamenlijk gezag zal partijen, zo is de verwachting, motiveren om verder te gaan op de inmiddels ingezette positieve lijn.

3.De beslissing

3.1.
belast
[verzoeker]met het gezag over
[de minderjarige],geboren op [geboortedatum] 2014 te Breda (Nederland);
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
verstaat dat de griffier van deze beslissing een aantekening maakt in het gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.R. Veerman, rechter, en op 20 november 2024 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.