ECLI:NL:OGEABES:2024:122

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
BON202300313, BON202300315
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen met specifieke verblijfregeling

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 27 november 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [kind 1] en [kind 2]. De zaak is behandeld op verzoek van Zorg en Jeugd Caribisch Nederland (ZJCN), die als gezinsvoogd is aangesteld. De minderjarigen zijn onder toezicht gesteld en eerder uit huis geplaatst vanwege zorgen over hun thuissituatie. De moeder van de kinderen, die als belanghebbende is aangemerkt, heeft verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing, maar niet tegen de ondertoezichtstelling. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 november 2024 is de moeder met haar gemachtigde aanwezig geweest, evenals vertegenwoordigers van ZJCN en de Voogdijraad.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de zorgen over de thuissituatie van de kinderen nog steeds aanwezig zijn. De moeder werkt onvoldoende mee aan de hulpverlening en de kinderen zijn nog niet ingeschreven op school. De rechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd tot 29 november 2025 en de uithuisplaatsing tot 29 februari 2025, met de bepaling dat de kinderen doordeweeks bij Stichting Project verblijven en in het weekend en op feestdagen bij hun moeder. De rechter heeft benadrukt dat de situatie voor de kinderen schrijnend is, maar dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De moeder heeft toegezegd om mee te werken aan de inschrijving van [kind 1] op school, en het gerecht zal de situatie na drie maanden opnieuw beoordelen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire
Registratienummers : BON202300313 ([kind 2]) en BON202300315 ([kind 1])
datum beslissing : 27 november 2024
op verzoek van:
ZORG EN JEUGD CARIBISCH NEDERLAND,gevestigd te Bonaire,
hierna ook: ZJCN,
met betrekking tot de minderjarigen:
[kind 1],geboren op [geboortedatum 1] 2009 te Bonaire,
hierna ook: [kind 1],
en
[kind 2],geboren op [geboortedatum 2] 2012 te Colombia,
hierna ook: [kind 2].
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[belanghebbende],verblijvende te Bonaire,
hierna ook: de moeder,
gemachtigde: mr. M.M.A. van Lieshout.
In verband met het bepaalde in artikel 810 lid 4 Rv BES is met betrekking tot dit verzoek gekend de Voogdijraad.

1.De procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure wordt verwezen naar de beschikkingen van 29 november 2023 en 3 juli 2024. In de eerste beschikking zijn [kind 1] en [kind 2] onder toezicht gesteld waarbij ZJCN als gezinsvoogd is benoemd. In de tweede beschikking zijn zij uit huis geplaatst bij Stichting Project. Op 30 oktober 2024 heeft ZJCN een verzoekschrift ingediend tot het verlengen van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] voor een jaar.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 november 2024. Daarbij waren aanwezig de moeder met gemachtigde voornoemd. Namens ZJCN waren aanwezig [medeweker ZJCN 1] en [medewerker ZJCN 2]. Namens de Voogdijraad was aanwezig [medewerker Voogdijraad].
1.3. [
kind 1] en [kind 2] zijn in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken. Zij hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling, buiten aanwezigheid van anderen, met de rechter (en de griffier) gesproken.
1.4.
De beslissing is bepaald op heden.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
ZJCN verzoekt om de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing te verlengen met één jaar. Aan het verzoek heeft ZJCN ten grondslag gelegd dat de zorgen over de thuissituatie bij de moeder nog steeds aanwezig zijn. [kind 1] is nog steeds niet ingeschreven op een school, ondanks de pogingen van ZJCN om de moeder daartoe te bewegen. De moeder werkt onvoldoende mee aan hulp en ondersteuning vanuit ZJCN en MHC. Zij is zeer slecht bereikbaar voor ZJCN. Daarnaast staat moeder nog steeds niet toe dat [kind 2] contact heeft met haar biologische vader en is er dan ook geen contact.
2.2.
De moeder verzet zich niet tegen het verzoek om de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] te verlengen, maar voert gemotiveerd verweer tegen het verzoek om de uithuisplaatsing van de kinderen te verlengen. Volgens haar zou het beter voor de kinderen zijn om weer thuis te komen wonen. Met betrekking tot het feit dat [kind 1] door haar, door ZJCN gestelde nalaten, nog steeds niet is ingeschreven op school, geeft de moeder aan dat zij wel mee wil werken aan de inschrijving, maar dat zij eerst bevestigd wil zien dat hij op school de bescherming krijgt die nodig is. [kind 1] is een kwetsbare jongen die eerder op school gepest werd en bedreigd. Zij wil de zekerheid dat zijn veiligheid op school zo veel mogelijk gegarandeerd wordt, voordat zij haar medewerking verleent. Dat zij niet open zou staan voor hulp of contact vanuit ZJCN en/of hulpverleningsinstanties weerspreekt de moeder. Volgens haar is er sprake van miscommunicatie tussen haar en ZJCN.

3.De beoordeling

3.1.
Het verzoek wordt als volgt beoordeeld. Op grond van artikel 254 BW BES juncto artikel 258 lid 1 BW BES kan de rechter in eerste aanleg een minderjarige onder toezicht stellen als die zodanig opgroeit, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen. De termijn van de ondertoezichtstelling beslaat hoogstens een jaar en kan telkens door de rechter in eerste aanleg verlengd worden met een jaar. Ingevolge artikel 263 lid 1 en lid 3 BW BES kan de rechter in eerste aanleg, indien dit voor de verzorging en opvoeding noodzakelijk is, een minderjarige plaatsen in een door hem aan te wijzen inrichting of elders dan in een inrichting voor de duur van ten hoogste een jaar. Hij kan deze termijn telkens met een jaar verlengen en te allen tijde verkorten.
3.2.
Het gerecht overweegt ten aanzien van het verzoek tot de verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2], dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog onverminderd aanwezig zijn. Omdat moeder onvoldoende meewerkt aan de geboden hulpverleningen vanuit ZJCN en zich tot nu toe verzet tegen hulpverlening vanuit MHC, zijn de gestelde doelen binnen het hulpverleningstraject van de ondertoezichtstelling nog niet behaald. Moeder verweert zich ook niet tegen dit verzoek. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.
3.3.
Ten aanzien van het verzoek tot de verlenging van de uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2], overweegt het gerecht dat de huidige situatie schrijnend is voor alle partijen. De moeder mist [kind 1] en [kind 2], en de kinderen willen graag naar huis. Tegelijkertijd constateert het gerecht dat ook de gronden van de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. Met betrekking tot [kind 1] hebben school en ZJCN meermalen geprobeerd om hem ingeschreven te krijgen op school. Door de tegenwerking van de moeder is dit nog steeds niet gelukt. Inmiddels gaat [kind 1] al tweeënhalf jaar niet naar school. Moeder geeft aan dat zij bescherming op school wil voor [kind 1]. School heeft toegezegd [kind 1] in zijn eerste maanden op school dagelijks begeleiding te bieden en zodoende zal proberen veilige kaders te bieden om zijn weg op zijn nieuwe school te vinden. Naar het oordeel van het gerecht zou deze toezegging vanuit school, in alle redelijkheid, voldoende moeten zijn om de reëele zorgen die bij moeder spelen weg te nemen. Daarnaast houdt moeder ook de voor [kind 1]’s ontwikkeling noodzakelijke hulpverlening vanuit MHC tegen. Moeder zegt [kind 1] met haar handelen te willen beschermen, maar als gevolg van haar onwil en tegenwerking heeft [kind 1] inmiddels een flinke achterstand opgelopen en dat is schadelijk voor zijn cognitieve en emotionele ontwikkeling, nu en in de toekomst.
3.4.
Met betrekking tot [kind 2] is uit het dossier en tijdens de mondelinge behandeling naar voren gekomen dat zij sinds haar uithuisplaatsing bij Stichting Project structureel naar school gaat, dat haar schoolresultaten zijn verbeterd en dat zij in haar communicatie opener is geworden. Als gevolg van moeders onwil om met instanties samen te werken, is ook de nodige hulpverlening vanuit MHC voor [kind 2] nog steeds niet tot stand gekomen. Dit is zorgelijk. Daarnaast werkt de moeder contact met de biologische vader van [kind 2] tegen terwijl hij heeft aangegeven graag omgang te willen met [kind 2]. [kind 2] zelf is wisselend in haar uitspraken over het opstarten van contact en omgang met haar biologische vader, mogelijk als gevolg van een loyaliteitsconflict naar haar moeder. Met het oog op haar sociale en emotionele ontwikkeling, is het in zijn algemeenheid van belang om contact te hebben met haar beide ouders. Moeder zou hier, in het belang van [kind 2], haar medewerking aan moeten verlenen.
3.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder toegezegd om, in het belang van [kind 1] en met ondersteuning van haar gemachtigde, nu écht mee te zullen werken aan de inschrijving van [kind 1] op school. Vanuit school en ZJCN ligt er een plan klaar om [kind 1] de eerste periode op school te begeleiden. Volgens dit plan zal [kind 1] in januari 2025 op school starten.
3.6.
Gelet op het voorgaande acht het gerecht het van belang om de uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] met drie maanden te verlengen. Na drie maanden zal bezien moeten worden of moeder haar toezegging tot medewerking, die zij heeft gegeven tijdens de mondelinge behandeling, daadwerkelijk is nagekomen. Dat wil zeggen: dat [kind 1] dan daadwerkelijk naar school gaat en beide kinderen hulpverlening krijgen vanuit MHC, dan wel dat er een eerste afspraak bij MHC is gepland. Hoewel moeder het niet heeft toegezegd, zal het gerecht bij een volgende beoordeling ook meewegen of de moeder zich meewerkend heeft opgesteld in het contact tussen [kind 2] en haar biologische vader.
3.7.
Omdat de maatregel tot de uithuisplaatsing ziet op het handelen en nalaten van moeder met betrekking tot de schoolgang en hulpverlening van [kind 1] en [kind 2] en het contact tussen [kind 2] en haar biologische vader, en omdat het thuis verblijven van de kinderen bij de moeder niet direct een bedreiging voor de kinderen vormt, zal het gerecht de uithuisplaatsing bij Stichting Project alleen toewijzen voor de doordeweekse dagen – zijnde de dagen waarop de schoolgang en de bezoeken aan MHC gewaarborgd moeten worden – met uitzondering van erkende feestdagen en verjaardagen van de moeder en de kinderen. De weekenden, verjaardagen van de moeder en de kinderen en feestdagen mogen [kind 1] en [kind 2] dus, gedurende hun uithuisplaatsing bij Stichting Project, bij de moeder thuis doorbrengen.

4.De beslissing

Het gerecht:
4.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen
[kind 1], geboren op [geboortedatum 1] 2009 te Bonaire en
[kind 2], geboren op [geboortedatum 2] 2012 te Colombia, tot 29 november 2025;
4.2.
verlengt de uithuisplaatsing van de minderjarigen
[kind 1], geboren op [geboortedatum 1] 2009 te Bonaire en
[kind 2], geboren op [geboortedatum 2] 2012 te Colombia, tot 29 februari 2025, in die zin dat zij op de doordeweekse dagen verblijven bij Stichting Project en in het weekend en op erkende feestdagen en verjaardagen van de moeder, [kind 1] en [kind 2] bij hun moeder verblijven;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman, rechter, en is op 27 november 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.