ECLI:NL:OGEABES:2024:121

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
BON202400338
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om kinderalimentatie met aanpassing van het te betalen bedrag

In deze zaak verzoekt de vrouw om kinderalimentatie voor hun minderjarige kind, geboren in 2014. De man verzet zich tegen de berekening van de Voogdijraad, die een bedrag van USD 210,00 per maand had vastgesteld. De vrouw had aanvankelijk verzocht om USD 175,00 per maand. De procedure is gestart na een eerdere beschikking van 15 mei 2024, waarin werd bepaald dat beide ouders gezamenlijk belast blijven met het gezag over de minderjarige. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 oktober 2024, waarbij beide partijen en hun gemachtigden aanwezig waren. De man voerde aan dat de berekening van de Voogdijraad onjuist was, omdat er ten onrechte een zorgkorting van 35% was toegepast en zijn huurinkomsten niet correct waren meegenomen. De vrouw erkende dat zij inkomsten uit een beautysalon had, maar deze niet had opgegeven voor de berekening. Het gerecht heeft de argumenten van beide partijen overwogen en besloot de kinderalimentatie vast te stellen op het door de vrouw gevorderde bedrag van USD 175,00 per maand, met ingang van 1 december 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire

Registratienummer: BON202400338
Datum uitspraak: 20 november 2024
BESCHIKKING
In de zaak van:
[verzoeker],
wonende te Bonaire,
hierna: de vrouw,
gemachtigde: mr. E.J. Winkel,
en
[verweerder],
wonende te Bonaire,
hierna: de man,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas,
Met betrekking tot de minderjarige:
[de minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2014 te Medellin, (Colombia)
hierna: de minderjarige.

1.De verdere procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure tot 15 mei 2024 wordt verwezen naar de beschikking van die datum. In die beschikking is bepaald dat partijen na hun echtscheiding gezamenlijk belast blijven met het gezag over de minderjarige en dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw is. Tevens is in die beschikking bepaald dat de minderjarige steeds één week bij de vrouw en daarna één week bij de man verblijft. Ten aanzien van de beslissing op het verzoek om een bijdrage in de kosten van de opvoeding en verzorging van de minderjarige (hierna: kinderalimentatie) heeft het gerecht de zaak aangehouden teneinde de Voogdijraad daarnaar onderzoek te laten doen en daarvoor een berekening te maken. Daarna heeft de Voogdijraad op 13 september 2024 een berekening ingediend, naar aanleiding waarvan een mondelinge behandeling is bepaald en vooruitlopend daarop de man een aanvullende productie heeft ingediend.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2024. Daarbij zijn partijen verschenen met de gemachtigden voornoemd. [medewerker Voogdijraad] is verschenen namens de Voogdijraad.
1.3.
De beschikking is bepaald op heden.

2.Het verzoek en de beoordeling

2.1.
De vrouw heeft bij haar verzoekschrift van 11 juli 2023 het gerecht verzocht te bepalen dat de man maandelijks een bedrag aan kinderalimentatie van
USD 175,00 aan de vrouw betaalt ten behoeve van de minderjarige.
2.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
2.3.
Ingevolge de wet zijn ouders verplicht tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind (artikel 1:392 en 1:394 BW BES), dan wel, na het bereiken van de meerderjarigheid van het kind, tot het voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie (overeenkomstig de artikelen 1:395a en 1:395b BW BES). Nadien bestaat deze verplichting slechts in geval van behoeftigheid van het kind.
2.4.
Gelet op de inkomsten van partijen en rekening houdende met de omgangsregeling heeft de Voogdijraad de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie berekend, volgens het daarvoor door hem gebruikte rekenmodel, op USD 210,00 per maand. De Voogdijraad is daarbij uitgegaan van een inkomen uit dienstbetrekking van de vrouw van USD 2.143,00 en een inkomen uit dienstbetrekking van de man van USD 3.054,00.
2.5.
De rechtbank overweegt als volgt. De man heeft – kort gezegd – tijdens de mondelinge behandeling aangegeven het niet eens te zijn met de hiervoor genoemde berekening. Hiervoor heeft hij aangevoerd dat daarin ten onrechte is uitgegaan van een zorgkorting van 35% terwijl de zorg over de minderjarige gelijk verdeeld is. Verder zou in de berekening ten onrechte rekening gehouden zijn met zijn huurinkomsten uit een woning terwijl hij voor die woning ook hypotheeklasten heeft en hij daarnaast de huur voor een andere woning waarin hij woont moet betalen. Daarnaast heeft de vrouw, naast haar reguliere inkomsten uit dienstbetrekking, aanvullende inkomsten uit een door haar gedreven beautysalon. Die aanvullende inkomsten heeft zij kennelijk niet voor deze berekening door de Voogdijraad opgegeven. De vrouw zou in haar beautysalon zeker vijf tot zes klanten per week hebben. Daarnaast zou rekening moeten worden gehouden met de door de vrouw te ontvangen kinderbijslag.
2.6.
De vrouw betwist niet dat zij een beautysalon heeft waar zij inkomsten uit genereert en dat zij deze inkomsten niet heeft opgegeven voor de hiervoor genoemde berekening. Die zou zij ook niet hebben opgegeven aan de Belastingdienst. Die inkomsten zouden volgens haar gemiddeld USD 200,00 per maand bedragen.
2.7.
Het gerecht komt tot de volgende beoordeling. Anders dan de man aanvoert, heeft de Voogdrijraad de door de vrouw ontvangen kinderalimentatie wél in zijn berekening betrokken. Ook anders dan de man aanvoert, is in de berekening géén rekening gehouden met de door hem ontvangen huur, terwijl gelet op de hoogte van de door hem ontvangen huur van USD 1.400,00 en de door hem te betalen hypotheeklasten van USD 522,42 waarvan niet duidelijk is welk deel daarvan rente is en welk deel aflossing, wél sprake is van een netto rendement van in ieder geval ruim USD 700,00 per maand waarmee in de berekening ook geen rekening is gehouden. De man heeft aangegeven dat hij ook zelf huur heeft te betalen, maar voor zijn eigen woonlasten is in de berekening al rekening gehouden door daarvoor van een forfaitair bedrag van 40% van het inkomen uit te gaan. De vrouw heeft aanvullende inkomsten uit haar beautysalon en deze zullen wellicht hoger zijn dan USD 200,00 per maand, maar dit zijn verdiensten die een extra inspanning van haar vragen, dus naast haar reguliere werkzaamheden uit dienstbetrekking, reden waarom het gerecht hiermee geen rekening houdt. Ook de man zou immers met aanvullende werkzaamheden een extra inkomen kunnen genereren en uit hetgeen daarover tijdens de mondelinge behandeling is besproken heeft de man ook weleens extra werkzaamheden uitgevoerd. Hij gaf sportmassages voor een voetbalclub. Daarnaast heeft hij weleens extra inkomen in verband met ‘beschikbaarheidsuren’ en ‘weekenduren’, zoals uit de door hem overgelegde loonstroken blijkt. Daarbij komt dat de man ook niet heeft onderbouwd hoe hoog de aanvullende inkomsten van de vrouw dan zouden zijn. Een belastingaangifte zal daarover ook geen duidelijkheid kunnen geven nu, zoals de vrouw heeft aangegeven, zij het merendeel van deze inkomsten niet opgeeft aan de Belastingdienst. Gelet op al het voorgaande zal het gerecht in beginsel wel de berekening van de Voogdijraad volgen, maar met een correctie in verband met de omstandigheid dat, zoals de man terecht heeft aangevoerd, de zorgkorting niet 35% maar 50% moet zijn. Het gerecht zal de kinderalimentatie daarom niet vaststellen op de door de Voogdijraad berekende USD 210,00 maar op het aanvankelijk door de vrouw gevorderde bedrag voor kinderalimentie van USD 175,00.

3.De beslissing

Het gerecht:
3.1.
stelt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van
[de minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2014 te Medellín, (Colombia), vast op USD 175,00 per maand, met ingang van 1 december 2024 telkens bij vooruitbetaling aan de Belastingdienst CN te voldoen,
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.R. Veerman, rechter, en op 20 november 2024 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.