In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 20 augustus 2024 was ingediend. De verzoekster, in haar hoedanigheid van curator, vroeg het gerecht om machtiging om namens de curandus, haar vader, een schenking te doen van zijn onverdeelde helft van een registergoed, gelegen te Rincon, aan [belanghebbende 3]. De curandus was onder curatele gesteld bij beschikking van 16 augustus 2023, en de verzoekster was benoemd tot curator. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 oktober 2024, waarbij de verzoekster en haar gemachtigde, mr. M.M.A. van Lieshout, aanwezig waren, evenals [belanghebbende 3] en een beëdigd tolk in de Papiamentse taal.
De curator verzocht om de machtiging op basis van de artikelen 1:345 lid 1 sub a en 1:386 lid 1 BW BES, omdat de woning, die onderdeel uitmaakt van een nog niet verdeelde huwelijksgoederengemeenschap, aan [belanghebbende 3] geschonken zou worden. De curandus, die in een verpleeghuis woont, heeft geen behoefte aan de opbrengst van de woning voor zijn verzorging. De verzoekster en [belanghebbende 3] gaven aan dat het altijd de bedoeling van de ouders was dat de woning aan [belanghebbende 3] zou worden geschonken. De andere kinderen van de curandus hebben ook hun standpunten kenbaar gemaakt, waarbij [belanghebbende 2] instemde met het verzoek en [belanghebbende 1] om medische redenen niet bereikbaar was.
Het gerecht oordeelde dat de schenking in het belang van de curandus wenselijk was, en verleende de verzoekster de machtiging om kosteloos te procederen. De beschikking werd uitgesproken door mr. J.R. Veerman in het openbaar, waarbij de voorwaarden werden gesteld dat [ex vrouw] in de woning mag blijven wonen tot aan haar overlijden.