In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot het instellen van mentorschap. Verzoekster, de pleegzus van de betrokkene, heeft op 5 september 2024 een verzoekschrift ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 oktober 2024, waarbij zowel verzoekster als betrokkene aanwezig waren, evenals een medewerker van FKPD en een beëdigd tolk. De betrokkene, geboren in 1966, lijdt aan dementie en vertoont gedrag dat overeenkomt met een sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind van 3-4 jaar. Dit maakt haar niet in staat om haar belangen zelf te behartigen. De rechter heeft vastgesteld dat aan de wettelijke criteria voor het instellen van een mentorschap is voldaan.
De vraag of verzoekster, die geen bloedverwant is van de betrokkene, het verzoek kan indienen, werd ook behandeld. Ondanks dat verzoekster geen juridische familieband heeft met betrokkene, heeft de rechter besloten haar ontvankelijk te houden in het verzoek, omdat zij en betrokkene zich als zussen beschouwen en het verzoek door FKPD wordt ondersteund. De rechter heeft vervolgens besloten verzoekster als mentor te benoemen, wat ook de voorkeur van betrokkene heeft. De beschikking is uitgesproken door mr. J.R. Veerman in het openbaar op 12 juni 2024.