In deze zaak heeft eiseres op 15 juli 2024 een inleidend verzoekschrift ingediend bij de rechtbank, waarin zij een vordering heeft ingesteld tegen gedaagde, die op de rolzitting van 28 augustus 2024 de vordering heeft erkend. De zaak betreft een huurovereenkomst waarbij gedaagde in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan. De vordering van eiseres is toewijsbaar, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, die zijn afgewezen omdat er slechts één aanmaning is verzonden. De rechtbank heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van USD 8.000,00 aan eiseres, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 december 2023. Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op USD 1.114,58, en tot betaling van nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.