Uitspraak
Uitspraak
1. de besloten vennootschap SUNNYSIDE EXPLOITATIE B.V.
2. de besloten vennootschap CHOGOGO BONAIRE OG B.V.
het Bestuurscollege van het Openbaar Lichaam Bonaire
Inleiding
USD 1.200.000,-.
Beoordeling door het Gerecht
19 januari 2022 verleende vergunning met voorschriften. Op dat bezwaar was ten tijde van de zitting nog niet beslist, ondanks een opdracht van het Gerecht daartoe. Eiseres sub 2 heeft een verzoek op grond van artikel 98 van de War BES bij het Gerecht ingediend. Dat verzoek is geregistreerd onder nummer BON20300159.
25 januari 2022 hebben eisers daartegen een zienswijze ingediend.
14 oktober 2021.
artikel 34 Eilandsbesluit Onderwaterpark Bonaire te voorkomen: het aanleggen van een strand in of grenzend aan het onderwaterpark zonder vergunning. De overtreder is degene die het desbetreffende wettelijke voorschrift schendt. Dit is in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk begaat, maar aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en dus als overtreder worden aangemerkt.
19 november 2021 geen beletselen meer zag voor verlening van de gevraagde vergunning. Het Gerecht knoopt aan bij de door eisers in hun beroepschrift gestelde datum. Daarbij betrekt het Gerecht in de eerste plaats een van de overwegingen uit de op 19 januari 2022 aan eiseres sub 2 verleende vergunning. Daarin staat vermeld dat “het bestuurscollege in november 2021 naar aanleiding van overleg met vertegenwoordigers van Chogogo (…) heeft overwogen dat er op dat moment geen kenbare feiten waren die in de weg zouden staan aan uiteindelijke vergunningverlening, op grond waarvan het bestuurscollege toen oordeelde dat er sprake was van concreet zicht op legalisatie van de situatie (de aanleg van het strand en de keermuur), tenzij uit onderzoek blijkt dat het zand schadelijk is voor het koraal en onderwaterleven”. In de tweede plaats betrekt het Gerecht daarbij de ter zitting door [naam bestuurder 2] gegeven toelichting. [Naam bestuurder 2] heeft ter zitting verklaard dat hij kort na 15 november 2021 is gebeld door de gezaghebber die hem heeft medegedeeld dat het aangelegde strand zou worden gedoogd. [Naam bestuurder 2] heeft vervolgens met mevrouw X, werkzaam bij de afdeling R&O van verweerder, gebeld en zij heeft bevestigd dat het strand wordt gedoogd en dat alleen nog de kwaliteit van het zand moet worden onderzocht. Verweerder heeft deze gang van zaken ter zitting niet weersproken. In de derde plaats betrekt het Gerecht daarbij de in het advies van de Adviescommissie weergegeven passage uit het advies van de afdeling R&O van 19 november 2021. Daarin staat dat “het bestuurscollege wordt geadviseerd het advies van afdeling JAZ te volgen en een mondelinge gedoogbeschikking af te geven zodat de opening van het resort per 1 december 2021 niet in gevaar komt”. De door verweerder ter zitting genoemde brief van 17 november 2021 over de aanpassing van de keermuur brengt het Gerecht niet tot een ander oordeel, omdat die brief dateert van voor 19 november 2021.
USD 120.000,- te onderbouwen.
Conclusie en gevolgen
19 november 2021. Vanaf die datum was er immers concreet zicht op legalisatie. En verweerder had in de bestreden beschikking op bezwaar de dwangsom moeten verlagen. Het Gerecht doet dat in deze uitspraak en zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beschikking op bezwaar.
Beslissing
- verklaarthet beroep gegrond;
- vernietigtde bestreden beschikking op bezwaar van 7 juli 2022;
- herroeptde preventieve last onder dwangsom van 15 oktober 2021 voor zover die beschikking betrekking heeft op de dwangsom die wordt verbeurd bij het niet voldoen aan de last;
- herroeptde preventieve last onder dwangsom van 15 oktober 2021 per
19 november 2021; - bepaaltdat bij het niet voldoen aan de preventieve last onder dwangsom van 15 oktober 2021 een dwangsom wordt verbeurd van USD 180.000,-;
- bepaaltdat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beschikking op bezwaar van 7 juli 2022;
- veroordeeltverweerder tot betaling aan eisers van hun proceskosten tot een bedrag van USD 782,-;
- bepaaltdat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van USD 84,- aan hen vergoedt.
zes wekenna de dag van bekendmaking van de uitspraak. Zie hoofdstuk 5 War BES.