ECLI:NL:OGEABES:2023:68

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
BON20230024
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot deskundigenbericht in faillissement van Bopec en geschil over opslagkosten van olie

In deze zaak heeft Alphaville Holdings Limited een verzoek ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met het doel een voorlopig deskundigenbericht te gelasten. Dit verzoek is gedaan in het kader van het faillissement van Bopec, een onderneming die een olie- en overslagfaciliteit op Bonaire exploiteert. Alphaville stelt dat de curator onterecht de afgifte van olie blokkeert en dat de technische staat van de terminal zodanig is dat levering op korte termijn mogelijk is. De curator en de aangestelde curator hebben verweer gevoerd en betwist dat er technische bezwaren zijn die de levering van de olie in de weg staan. Ze stellen dat de weigering om de olie te leveren voortkomt uit het feit dat Alphaville niet bereid is de verschuldigde opslagkosten te betalen. Het Gerecht heeft de feiten en de procedure in deze zaak uitvoerig besproken, inclusief de eerdere vonnissen en de correspondentie tussen partijen. Uiteindelijk heeft het Gerecht geoordeeld dat het verzoek van Alphaville niet ter zake dienend is en heeft het verzoek afgewezen. Tevens is Alphaville veroordeeld in de proceskosten van de curator en de curator in persoon.

Uitspraak

beschikking

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire
registratienummer : BON202300024
datum uitspraak : 26 april 2023
beschikkingin de zaak van
de entiteit naar buitenlands recht
ALPHAVILLE HOLDINGS LIMITED,
gevestigd op de Seychellen,
verzoekster, hierna: Alphaville,
gemachtigden: mr. M.F. Murray en mr. K.A. Doekhi,
tegen
mr. [naam Curator],in zijn hoedanigheid van curator in het
faillissement van de naamloze vennootschap
BONAIRE PETROLEUM

CORPORATION N.V. (Bopec),

kantoorhoudende op Bonaire,
verweerder sub 1, hierna: de curator,
gemachtigde: mr. L.F.F.M. Drissen,
en
mr. [verweerder sub 2],in persoon
verweerder sub 2, hierna: [naam curator],
gemachtigde: mr. L.F.F.M. Drissen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 januari 2023,
- het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 maart
2023,
  • aanvullende producties (44 en 45) aan de zijde van de curator en [verweerder sub 2],
  • de mondelinge behandeling (ex artikel 176a lid 3 Rv.-BES) van 29
maart 2023. Alphaville verscheen ter zitting bij de heer [naam 2], bijgestaan door de heer [naam 3], werkzaam bij Lofty Links, mr. H.W ten Katen, advocaat te Rotterdam, Nederland en mr. Doekhi voornoemd. De curator en [verweerder sub 2] verschenen in persoon, bijgestaan door de heer [naam 4], technisch directeur van Bopec en door zijn gemachtigde.
Partijen hebben pleitnota's overgelegd.
registratienummer: BON202300024 blad 2 datum beschikking: 26 april 2023
1.2.
Beschikking is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1.
Bopec exploiteert de olie- en overslagfaciliteit op Bonaire. Zij dient daarbij te voldoen aan de erfpachtvoorwaarden van het openbaar lichaam Bonaire en aan de eisen en vergunningsvoorwaarden van de Nederlandse overheid.
2.2.
Op 9 maart 2021 heeft dit Gerecht aan Bopec voorlopige surseance van betaling verleend. Deze is op 18 maart 2021 ingetrokken onder gelijktijdige faillietverklaring van Bopec en de benoeming van [naam curator] tot curator.
2.3.
De olie in de tanks is daarin opgeslagen door (een van de vennootschappen van) Petroleos de Venezuela S.A. (verder: PDVSA) een Venezolaans staatsbedrijf dat zich bezig houdt met onder meer winnen, raffineren en vermarkten van olie. PDVSA is al sinds 2017 in gebreke met betaling aan Bopec van de verschuldigde opslagvergoedingen.
2.4.
Deze door PDVSA in de tanks opgeslagen olie behoort niet tot de boedeI van Bopec.
2.5.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in kort geding van 1 juli 2021 heeft dit Gerecht PDVSA veroordeeld om aan de curator te betalen:
  • USD 41.699.529,72 aan achterstallige opslagvergoedingen,
  • USD 560.000 per maand dat de opslag van olieproducten voortduurt vanaf 1 mei 2021, een en ander te vermeerderen met wettelijke rente.
2.6.
Bij vonnis van het Gemeenschappelijk [naam 4] van Justitie van 10 maart 2023 is in hoger beroep dit vonnis vernietigd, doch uitsluitend voor wat betreft de hoogte van de betalingsveroordelingen. Dit is terug te voeren op de verkoop aan Orim Energy International Ltd op 22 februari 2022 van PDVSA toebehorende olie die zich op het Bopec-terrein in tank 1933 beyond voor USD 11.900.000, waarmee de curator geacht werd de vorderingen van de boedel op PDVSA te hebben kunnen terugbrengen. Het [naam 4] heeft PDVSA veroordeeld tot betaling van USD 30.000.000 als voorschot op de verschuldigde opslagvergoedingen, de opslagkosten van 1 mei 2021 tot aan 1 januari 2022 gehandhaafd op USD 560.000 per maand en vanaf die datum bepaald op USD 300.000 per maand en PDVSA eveneens tot betaling hiervan veroordeeld. PDVSA heeft Been uitvoering gegeven aan de betalingsveroordelingen.
2.7.
In verband met de vorderingen op PDVSA uit hoofde van het kort gedingvonnis van 1 juli 2021 oefende de curator, en oefent hij thans ingevolge het vonnis in hoger beroep van 10 maart 2023, een retentierecht uit op de door PDVSA bij Bopec opgeslagen olie.
registratienummer: BON202300024 blad 3 datum beschikking: 26 apyil 2023
2.8.
Op 13 december 2018 had Global Marine Contractors (verder: GMC), een vonnis tegen PDVSA verkregen voor een bedrag van USD 777.970,20, te vermeerderen met rente en kosten. Ter tenuitvoerlegging van dit vonnis heeft GMC ten overstaan van deurwaarder M.A.A. Manuel-Bernabela 481.410
barrelsPDVSA toebehorende olie die was en nog steeds is opgeslagen in tank 1907 op net Bopec-terrein (hierna: de Olie) op een executieveiling gehouden op 2 december 2021 doen verkopen.
2.9.
Voor de executieveiling heeft de .deurwaarder de veilingvoorwaarden aan alle betrokkenen, waaronder Alphaville die zich als gegadigde had gemeld, doen toekomen. In die voorwaarden is opgenomen:
ARTIKIEL 4:
(...)
Vanaf het moment van toewijzing van de olie aan de koper is de olie voor rekening en risico
van de koper zonder dat de koper vergoeding kan vergen voor enige schade aan het
verkochten en/of kosten die hij in dit verband moet waken.
ARTIKEL 5:
De olie is opgeslagen in olietank 1907 (...).
BOPEC verkeert in staat van faillissement en de curator van BOPEC heeft aangegeven een retentierecht uit te oefenen ten aanzien van de Olie over de periode voorafgaand aan de veiling. De curator heeft aangegeven dat deze opslagkosten op basis van een voorlopige berekening minimaal USD 13.000.000 + PM bedragen.
De curator van BOPEC heeft aangegeven nog niet te beschikken over de vereiste vergunningen om de Olie uit olietank 1907 te laten pompen omdat de installaties op de terminal van BOPEC op dit moment (nog) niet operationeel zijn.
De koper dient voor eigen kosten en risico met de curator van BOPEC te beraadslagen omtrent de opslagkosten van de Olie over de periode na de veiling, de vereiste vergunningen en de operationele gereedheid die nod ig is om de Olie uit de tank te verwijderen en te pompen naar een door de koper gehuurde tanker of anderszins. (...)
2.10.
Op 23 november 2021 heeft een van de voorafgaande advocaat-gemachtigden van Alphaville de curator gemaild:
We understood that BOPEC will be charging storage costs as per the date of auction and secondly that BOPEC will invoke its right of retention.
My client is eager to buy the batch of oil and will be willing and able to pay off BOPEC for the past due storage costs. In order to make the necessary preparations, we kindly request you to confirm in writing within 48 hours of receiving this e-mail, that you will indeed invoke your right of retention on behalf of BOPEC and also inform us of the exact amount of the outstanding storage costs as per 2 December 2021.
In any event, we are happy to see that with the receipt of such significant amounts in storage costs, BOPEC will be able to immediately pay off all creditors, ending the Bankruptcy (...)
registratienummer: BON202300024 blad 4 datum beschikking: 26 april 2023
2.11.
Bij e-mail van 24 november 2021 antwoordde de curator:
Hierbij bericht ik a over de omvang van het retentierecht dat ik namens de boedel van Bopec uitoefen inzake de veiling van GMC d.d. 2 december 2021 ferzake de batch van 384.410 bbls (de "Olie").
Toekomstige opslagkosten
De opslagkosten voor de olie bedragen US$ 260.000,- per maand. Deze maandelijkse kosten zijn gebaseerd op de prijsbepalingsforrnule uit de (lopende) bezvaarnemingsovereenkomst tussen Bopec en PD VSA (de Warehousing and Throughput Agreement) en is de som van het aantal barrel capaciteit van tk1907 maal de prijs per bbl. cap uit deze overeenkomst:
US$ 560.000,- x US$ 0.40,- = US$ 260.000,- p.m.
Historische opslagkosten
De Olie is op de veildatum (minimaal) 52 maanden opgeslagen geweest in de
opslagtank(s) bij Bopec. Dit komt neer op een totaal bedrag van:
US$
260.000,- x 52 maanden = US$ 13.520.000,-
De boedel oefent het retentierecht voor de olie derhalve uit voor US$ 13.520.000,- + PM. De koper ter veiling dient de opslagkosten van USD 260.000,- per maand vooruit to betalen aan de boedel, zonder recht op enige korting of verrekening. Het is op dit moment niet bekend wanneer de Olie uit tank 1907 verpompt en/of uitgeleverd kan worden. Een en ander is ook onderwerp van goedkeuring door de Inspectie Leeforngeving en Transport en Rijkswaterstaat. (...)
2.12.
Namens de curator is drie kwartier later gemaild:
Per abuis is prijsbepalingsformule van de (toekomstige) opslagvergoeding incorrect weergegeven. Deze moet imrners zijn: 650.000 (barrel ca,. tk190) x US$ 0,40 = US$ 260.000 p.m.
Het goat dus om de barrel capacity in tk 1907 en niet om het aantal daadwerkelijke barrels in de tank. Om die reden blijven de opslagkosten, by het in gebruik blijven nemen van tk 1907, in de toekomst ook op hetzelfde niveau, ongeacht het aantal barrels dat in de tank opgeslagen ligt.
2.13.
De gemachtigde van Alphaville heeft op 25 november 2021 aan de curator gemaild:
Thank you for meeting with us this morning.
As you know my client is very interested in the lot of oil held in tank 1907 within the BOPEC facilities. We are aware that there are challenges with respect to delivery of this oil to the new owner/buyer at auction.
We are also aware of your conditions as stated below; the right of retention to be invoked in the amount of USD 13,520,000 and the future monthly storage costs of USD 260,000.
We understand and appreciate the above, and are simply looking for a
commitment from your side to make your best efforts to upgrade the tank 1907 and its discharge facilities, just like you are doing right now for tank 1933.
registratienummer: BON202300024 blad 5 datum beschikking: 26 april 2023
2.14.
Alphaville heeft de Olie op de executieveiling gekocht voor NAf 200.000,- en is op 13 december 2021 eigenaar geworden van de Olie. Op deze veiling heeft zowel de deurwaarder als de daarbij aanwezige curator nog eens aan de heer [naam 2] en de toen voor Alphaville optredende advocaat-gemachtigde duidelijk gemaakt, dat de opslagkosten zonder enige korting of compensatie aan de boedel moesten worden voldaan, waarbij zowel het bedrag aan historische opslagkosten ad USD 13.520.000 als dat voor de toekomstige opslagkosten ad USD 260.000 per maand nog eens expliciet genoemd zijn.
2.15.
Bij e-mailbericht van 22 december 2021 heeft Alphaville de curator onder meer het volgende bericht:
"This is to inform BOPEC that Alphaville Holdings Limited has acquired the 388,924 barrels of oil contained in tank 1907 per the bailiff report that is in possession.
Alphaville understands that BOPEC wishes to charge rent for tank 1907, which Alphaville is prepared to pay subject to the following conditions:
BOPEC uses its best efforts to make the oil available for loading onto an ocean going tanker in the second week of January 2002;
BOPEC allows for the company Rosen to perform during the first week of January at the costs of Alphaville an inspection of the pipe lines between tank 1907 and jetty 2 including the associated pump house (...)
Upon completion of the inspection and assuming the inspection shows that
everything is in acceptable condition, BOPEC shall deliver the oil in tank
1907 to Alphaville's ocean going tanker in the second week of January, 2022. (• • .)
Alphaville is prepared to pay rent in an amount of the current market rate for tank rental equal to a monthly rate of $0.25 per barrel per tank 1907 capacity ($ 162,500 per month). We are prepared to pay this amount starting from the date that BOPEC confirms that its facility is operational and thus has the required permits to load on our vessel. In the interim we offer to pay a fair compensation at the rate of $50,000 per month for up to three months starting from the date agreement to the above is reached. In view of the ongoing dispute between BOPEC and Alphaville rent will be paid upon vessel loading prior to vessel departure. Loading of the vessel shall be provided by BOPEC free of charge, to offset the expenses paid by us to improve BOPEC"s facility.
Alphaville is most eager to work together to get this issue solved and take delivery of the oil asap. Please let us have your draft agreement in order to formalize the above before December, 2021.
Kindly note that in case no agreement is reached on the above by December 31, 2021 and BOPEC does not provide confirmation that it will make delivery based on a Bonaire Government permit to load the oil currently in tank 1907 onto a vessel, Alphaville will be forced to claim damages against BOPEC for the full amount of the value of the oil in tank1907
equal to about $26.5 million.".
2.16.
Hierop heeft de curator per e-mail van eveneens 22 december 2021 gereageerd, samengevat, dat hij dit voorstel beschouwde als zgn.
anticipatory breachdoor Alphaville van haar verplichting de opslagkosten voor de Olie to
registratienummer: BON202300024 blad 6 datum beschikking: 26 april 2023
betalen, onder meezending van de factuur hiervoor over december 2021 en sommatie deze uiterlijk op 31 december 2021 te voldoen, bij gebreke waarvan rechtsmaatregelen zouden worden getroffen.
2.17.
Ook hierna heeft de curator Alphaville maandelijks een factuur van USD 260.000 voor de opslagkosten van de Olie gestuurd. Alphaville heeft deze nimmer betaald, evenmin als het in de aan de veiling voorafgaande correspondentie genoemde bedrag van USD 13.520.000,- of het in de veilingvoorwaarden aan historische opslagkosten genoemde bedrag.
2.18.
Bij brief van 24 mei 2022 heeft Alphaville de curator verzocht om onder bepaalde financiele condities alsnog over te gaan tot afgifte van de Olie.
2.19.
Bij brief van juni 3 juni 2022 heeft de curator het voorstel van Alphaville afgewezen. Daarbij heeft de curator een tegenvoorstel gedaan om alsnog tot afgifte van de Olie te kunnen komen. Hierop is Alphaville niet ingegaan.
2.20.
Bij email van 8 juli 2022 heeft de curator te kennen gegeven een kort geding tegen Alphaville te entameren vanwege het in gebreke blijven met betaling van de opslagkosten van de Olie na de veiling.
2.21.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in kort geding van dit Gerecht van 15 augustus 2022 is Alphaville veroordeeld om aan de curator te voldoen USD 1.710.968,- aan opslagkosten voor de Olie van 13 december 2021 tot en met juni 2022 en USD 260.000 per maand vanaf 1 juli 2022. In dit vonnis werd het retentierecht van de curator op de Olie (voorshands) erkend, doch werd de vraag voor welk bedrag dit kan worden uitgeoefend in verband met de (in dat kort geding niet gevorderde) opslagkosten van voor de veiling c.q. de verwerving door Alphaville verwezen naar een bodemprocedure. Deze is nog niet gevoerd. Het door Alphaville tegen dit kort gedingvonnis ingestelde hoger beroep is nog aanhangig.
2.22.
Alphaville heeft niet voldaan aan dit vonnis.
2.23.
Op 7 oktober 2022 heeft de curator het faillissement van Alphaville aangevraagd. Dit is op 8 november 2022 uitgesproken, maar dit vonnis is bij vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 20 december 2022 vernietigd.

3.Het verzoek en de beoordeling ervan

3.1.
Alphaville verzoekt het gerecht op de voet van het bepaalde in artikel 176 Rv.-BES over te gaan tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht, een en ander, zoals door Alphaville samengevat, ter vaststelling van de technische staat van de terminal bij Bopec en de redelijke
registratienummer: BON202300024 blad 7 datum beschikking: 26 april 2023
kosten van opslag van de olie.
3.2.
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft Alphaville gesteld dat zij met de uitkomsten van het voorlopig deskundigenonderzoek wil aantonen dat de curator op onjuiste gronden de afgifte van de Olie blokkeert. Volgens Alphaville
isde technische toestand van de installaties zodanig dat levering van de Olie op korte termijn wel mogelijk is. Dat is in tegenspraak tot hetgeen de curator stelt, aldus Alphaville. Door de Olie niet te leveren handelt de curator onrechtmatig jegens Alphaville. Dientengevolge wil de Alphaville de curator en [naam curator] in persoon aansprakelijk stellen.
3.3.
De curator en [naam curator] hebben verweer gevoerd. Volgens de curator en [naam curator] kan een voorlopig deskundigenonderzoek naar de technische staat van de opslagtanks niet leiden tot de conclusie dat de curator in deze zaak onrechtmatig heeft gehandeld nu de niet-levering van de Olie geen verband houdt met technische toestand van de opslagtanks.
Subsidiair hebben de curator en [naam curator] aangevoerd dat er sprake is van misbruik van procesrecht dan wel dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde nu het door Alphaville te entameren voorlopig
deskundigenonderzoek geen enkel rechtens te respecteren belang dient en alleen maar zorgt voor meer vertraging en kosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal het Gerecht hierna, en voor zover van belang ingaan.
3.5.
Een voorlopig deskundigenbericht strekt ertoe om de (deskundige) informatie te verkrijgen aan de hand waarvan beoordeeld kan worden of het zinvol is een daarop gerichte procedure aanhangig te maken. Daarbij past, net als bij een voorlopig getuigenverhoor, een ruime beoordelingsmarge: het middel kan worden ingezet door een partij om haar kansen in een eventuele procedure te bepalen c.q. wegen en het is niet aan de rechter die het verzoek beoordeelt, de kans van slagen van de in die eventuele (bodem)procedure in te stellen vordering(en) in te schatten.
3.6.
Als het verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met een deskundigenbericht bewezen kunnen worden, moet de rechter in beginsel een voorlopig deskundigenbericht gelasten en bestaat geen discretionaire bevoegdheid dit te weigeren. Als het verzoek aan genoemde eisen voldoet, kan het niettemin worden afgewezen op de gronden dat van de bevoegdheid tot het gebruik van dit middel misbruik wordt gemaakt, dat het verzoek strijdig is met een goede procesorde of dat het verzoek afstuit op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Verder kan het verzoek worden afgewezen indien de verzoeker bij toewijzing daarvan onvoldoende belang heeft.
3.8.
De procedure die Alphaville stelt tegen de curator (q.q. en pro se) te willen instellen terzake van beroeps- en persoonlijke aansprakelijkheid is gebaseerd op schending van de zgn. Maclou-norm. De curator en [verweerder sub 2] zouden, aldus Alphaville, in de eerste plaats deze norm hebben geschonden door afgifte van de Olie te weigeren en opzettelijk te frustreren terwijI de afgifte mogelijk was en/of op
registratienummer: BON202300024 blad 8 datum beschikking: 26 april 2023
korte termijn kon worden gerealiseerd. In de tweede plaats door op ongegronde wijze het bedrag aan (historische) opslagkosten waarvoor de curator het retentierecht uitoefende (c.q. uitoefent) te verhogen van USD 13,5 miljoen (het in de veilingvoorwaarden en in de aan de veiling voorafgaande correspondentie genoemde bedrag) naar USD 38 miljoen. In de derde plaats door het 'opstarten' van de ene na de andere zinloze en niet-zakelijke procedure tegen Alphaville.
3.9.
Terzake van deze twee laatste beweerdelijke normschendingen, wat daar verder van zij, als grondslag voor de te voeren procedure valt aanstonds vast te stellen dat een technisch onderzoek zoals door Alphaville gewenst, of het (overigens door Alphaville niet nader toegelichte en ook in haar vraagstelling aan de deskundige verder niet begrepen) onderzoek naar redelijke opslagkosten, niet kan bijdragen aan het verkrijgen van de voor beoordeling hiervan benodigde informatie.
3.10.
Dit geldt ook voor de eerstbedoelde beweerdelijke normschending. De curator en [verweerder sub 2] hebben in het kader van de behandeling van dit verzoek naar het oordeel van het gerecht voldoende aannemelijk gemaakt, dat de oorzaak dat de Olie niet in het door Alphaville gewilde tempo door de curator aan haar werd uitgeleverd, niet gelegen was in technische bezwaren, maar in het feit dat Alphaville niet bereid was aan de boedel de - vooraf aan haar medegedeelde en in de veilingvoorwaarden vermelde (waarmee "minimaal USD 13.000.000" (wat dus USD 13.520.000 bleek te zijn) " + PM " moeilijk anders kan worden begrepen dan: laatstgenoemd bedrag plus de opslagkosten na veiling) - opslagkosten waarvoor de curator, zoals eveneens vooraf aan Alphaville medegedeeld, retentierecht uitoefende, te voldoen. Alphaville is ook niet bereid geweest de opslagkosten vanaf de veiling c.q. de gunning aan de boedel te voldoen. Of de curator terecht een retentierecht uitoefende, voor welk bedrag hij dit kon doen, of hij dit bedrag later mocht verhogen tot een hoger bedrag dan uit de veilingvoorwaarden voortvloeit en of de weigering de Olie uit te leveren als gevolg van de niet-betaling terecht is, daarover kan in een bodemprocedure worden geprocedeerd, maar niet valt in te zien dat het door Alphaville gewenste technische onderzoek, of het (overigens door Alphaville niet nader toegelichte en ook in haar vraagstelling aan de deskundige verder niet begrepen) onderzoek naar redelijke opslagkosten, de hiervoor relevante informatie kan verschaffen.
3.11.
Dit betekent, dat het verzoek van Alphaville als niet ter zake dienend moet warden afgewezen.
3.12.
Ter precisering van het onder 3.10. gegeven oordeel overweegt het gerecht nog, dat dit niet betekent dat er geen sprake was van technische bezwaren om de Olie op korte termijn uit te leveren. Integendeel, in het kader van dit geding heeft de curator met de nodige onderbouwing voldoende aannemelijk gemaakt dat met de uitlevering van de Olie ten minste nog enige maanden na veiling (dus flink langer de door Alphaville in haar e-mail van 22 december 2022 gestelde termijn van ruim 2 weken) zou zijn gemoeid vanwege de technische toestand waarin de leidingen op het Bopec-terrein verkeerden teneinde deze weer in zodanige toestand te krijgen, dat de olie uit tank 1907 op een verantwoorde wijze kon worden afgevoerd naar een aan een van de steigers of te meren schip en de hiervoor benodigde ontheffing van
registratienummer: BON202300024 blad 9 datum beschikking: 26 april 2023
het van overheidswege opgelegde laad- en Iosverbod te verkrijgen. Dat hiermee de nodige tijd zou zijn gemoeid, ligt niet alleen aan de beperkte middelen waarover hij als curator van een failliete onderneming nu eenmaal kon beschikken, maar ook aan het feit dat in het kader van de afwikkeling van de boedel, mede in verband met die beperktheid van middelen, nu eenmaal al eerder was besloten om prioriteit te geven aan ontsluiting van de olie die zich beyond in een andere tank op het Bopec-terrein, tank 1933. Dit alles is Alphaville ook tevoren medegedeeld. Over die technische toestand waren bovendien rapporten uit 2020 van het bureau waarvan Alphaville zelf de benoeming verzoekt (maar dat heeft kenbaar gemaakt niet tot aanvaarding van een opdracht hiertoe bereid te zijn) voorhanden en de heer [naam 2] heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij zelf, naast de door hem meegebrachte deskundige, ook over de nodige expertise beschikte. Het wil het gerecht voorkomen, dat Alphaville dit alles heeft verdisconteerd in haar bod van USD 200.000 ten opzichte van de marktwaarde van de Olie die volgens Alphaville zelf toen circa USD 26,5 miljoen bedroeg. Alphaville heeft blijkens haar hiervoor onder 2.15. geciteerde e-mail de spelregels tijdens het spel willen veranderen door drastisch af te wijken van wat eerder was afgesproken en heeft, ook in afwijking van de verwachting die zij tevoren had gewekt, door de opslagkosten niet te betalen niet voorzien in de liquiditeit die de boedel nu eenmaal nodig had, ook om de voor de lossing van de Olie benodigde maatregelen te bekostigen. Dat de uitlevering van de Olie thans meer tijd vergt dan die benodigd voor oplossing van de technische problemen en het verkrijgen van de benodigde overheidsontheffingen heeft Alphaville door haar betalingsweigering dus aan zichzelf te wijten.
3.14.
Tegen deze achtergrond overweegt het gerecht, in verband met het hierboven onder 3.11 reeds gegeven oordeel ten overvloede, dat het verzoek ook voor afwijzing in aanmerking komt wegens misbruik van bevoegdheid, gebrek aan belang en en onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen. De curator heeft terecht aangevoerd dat toewijzing van het verzoek hem zou belemmeren in een vlotte afwikkeling van het faillissement.
3.15.
Alphaville dient in de proceskosten gevallen aan de zijde van de curator en [verweerder sub 2] te worden veroordeeld, tot op heden begroot op USD 6.704,- (2 punten, Tarief 11) wegens safaris van de gemachtigde.

4.De beslissingHet gerecht:

4.1.
wijst het verzoek af;
4.2.
veroordeelt Alphaville in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van de curator en [verweerder sub 2], tot aan deze beschikking begroot op USD 6.704,- en verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
registratienummer: BON202300024 blad 10 datum beschikking: 26 april 2023
Deze beschikking is gegeven door mr. O.J. van Leeuwen, rechter, en uitgesproken
ter openbare terechtzitting van 26 april 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.