ECLI:NL:OGEABES:2023:66

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
BON202300206
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire in alimentatiekwestie tussen man en vrouw met interregionaal karakter

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van een verzoek tot wijziging van de partneralimentatie. De man en de vrouw, die op 13 december 2004 in Leidschendam-Voorburg zijn gehuwd, hebben geen kinderen. De man woont op Bonaire, terwijl de vrouw in Nederland verblijft. De rechtbank in Den Haag heeft op 2 augustus 2021 de echtscheiding uitgesproken en een alimentatieverplichting van € 1.740,= per maand vastgesteld. De man heeft op 17 mei 2023 verzocht om de alimentatie te verlagen naar USD 500,= per maand. De vrouw betwistte de bevoegdheid van het Gerecht in Bonaire en verzocht om behandeling in Nederland, waar zij recht heeft op kosteloze rechtsbijstand.

Tijdens de zitting op 9 november 2023 heeft de vrouw opnieuw haar bezwaren tegen de bevoegdheid van het Gerecht in Bonaire geuit. De man heeft gewezen op artikel 429c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES, dat ook de rechter van de woonplaats van de verzoeker bevoegd verklaart. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de zaak een interregionaal karakter heeft, waarbij de bevoegdheid in privaatrechtelijke zaken moet worden bepaald aan de hand van internationaal privaatrecht.

De hoofdregel in alimentatiezaken is dat een verzoek moet worden ingediend bij de rechter in de woonplaats van de verweerder of de alimentatiegerechtigde. In dit geval wijst alles naar de rechtbank in Nederland, waar de oorspronkelijke beslissing is genomen. Het Gerecht concludeert dat het verzoek van de man in Nederland moet worden ingediend, en verklaart zich onbevoegd.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire
registratienummer: BON202300206
datum uitspraak: 20 december 2023
BESCHIKKING
in de zaak van
[DE MAN],
wonende te Bonaire,
hierna ook: de man,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas,
tegen
[DE VROUW],
wonende te Leidschendam, (Europees) Nederland,
hierna ook: de vrouw,

1.Feiten en procesgang

Feiten
De man en de vrouw zijn op 13 december 2004 in Leidschendam-Voorburg (Europees Nederland) gehuwd. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren.
Het Gerecht begrijpt dat de man op enig moment, kort voor het huwelijk tot een einde kwam, op Bonaire (Caribisch Nederland) is gaan wonen, terwijl de vrouw achterbleef in de echtelijke woning. Ten tijde van de echtscheiding was de situatie aldus dat de man woonde op Bonaire, en de vrouw woonachtig was in Europees Nederland, in de (voormalige) echtelijke woning in Leidschendam-Voorburg.
Procesgang
Bij beschikking van 2 augustus 2021 heeft de rechtbank in Den Haag de echtscheiding tussen de man en de vrouw uitgesproken. In diezelfde beschikking heeft de rechtbank Den Haag - na een uitgebreide berekening - een alimentatieverplichting vastgesteld van de man jegens de vrouw. De hoogte van de partneralimentatie is vastgesteld op een bedrag van € 1.740,= bruto per maand.
Bij verzoekschrift, ingekomen op 17 mei 2023, heeft de man aan het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, onderdeel uitmakend van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, om wijziging van de beslissing van de rechtbank Den Haag gevraagd, in die zin dat de man verzoekt de partneralimentatie te verlagen naar USD [1] 500,= per maand.
Namens de vrouw heeft zich op 15 augustus 2023 een (op Bonaire gevestigde) advocaat gesteld. In een e-mail aan het Gerecht stelt deze advocaat, mr. Van Lieshout, namens de vrouw dat het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire niet bevoegd is in deze kwestie, maar de rechter van de woonplaats van de gedaagde. De advocaat stelt tevens dat de vrouw een advocaat in Nederland [2] heeft en dat zij in Nederland in aanmerking komt voor kosteloze rechtsbijstand, maar dat dit op Bonaire niet het geval is.
Op 25 september 2023 heeft mr. Van Lieshout laten weten dat zij niet langer zal optreden als advocaat voor de vrouw en dat de vrouw verder in persoon zou procederen.
De vrouw heeft vervolgens, zonder tussenkomst van een advocaat, een verweerschrift ingediend dat op 29 september 2023 door het Gerecht is ontvangen.
Op 9 november 2023 heeft het Gerecht een zitting gehouden waarbij aanwezig zijn geweest: de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. Nicolaas, en via videoverbinding met Nederland de vrouw. Bij deze gelegenheid heeft de vrouw opnieuw aangegeven dat zij de bevoegdheid van de rechter op Bonaire betwist. Zij zou graag zien dat de zaak in Nederland wordt behandeld, enerzijds omdat het gaat om wijzing van een beschikking van een Nederlandse rechter, en anderzijds omdat zij in Nederland wel met (kosteloze) rechtsbijstand kan procederen. Namens de man heeft mr. Nicolaas gewezen op het bepaalde in artikel 429c Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering BES, waarin staat dat (ook) bevoegd is de rechter van de woonplaats van de verzoeker.

2.Is het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire bevoegd?

Inleiding
Nu de man woonachtig is op Bonaire, en de vrouw in Nederland, betreft het hier een zaak met een interregionaal karakter.
Artikel 38 lid 3 van het Statuut voor het Koninkrijk bepaalt dat omtrent privaatrechtelijke onderwerpen van interregionale aard bij rijkswet regels kunnen worden gesteld. Een dergelijke rijkswet is echter nog niet tot stand gebracht. Bij gebreke van een wettelijke regeling zal de bevoegdheid in privaatrechtelijke zaken van interregionale aard moeten worden bepaald door zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij de bevoegdheidsbepalingen die voor de rechter gelden op het terrein van het internationaal privaatrecht (HR 2 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1063).
In het Caribische deel van het Koninkrijk is het commune internationaal bevoegdheidsrecht echter evenmin geregeld in de wet. Ten aanzien van alimentatie gelden ook geen verordeningen of verdragen op dit punt.
Daarmee valt het Gerecht terug op algemene, ongeschreven normen van het internationaal/interregionaal privaatrecht.
Lewin [3] onderscheidt voor de rechter in Caribisch Nederland drie benaderingswijzen om bevoegdheid vast te stellen:
Analoge toepassing geven aan de bepalingen op dit punt in het Nederlandse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (in overeenstemming met het concordantie beginsel);
Uitgaan van de regel ‘distibutie bepaalt attributie’;
Ongeschreven regels van internationaal bevoegdheidsrecht afleiden uit (al dan niet moderne) beginselen van internationaal bevoegdheidsrecht.
Lewin stelt vast dat er geen sprake is van een vaste hiërarchie tussen de drie benaderingswijzen, of een vaste methode om er een te kiezen. Het lijkt erop dat rechters met name de rechtvaardigheid en doelmatigheid in het oog houden, aldus Lewin, evenals bescherming van de zwakkere procespartij.
Concordantie en beginselen van internationaal bevoegdheidsrecht
Een hoofdregel in het internationale bevoegdheidsrecht in alimentatiezaken is dat een verzoek moet worden ingediend bij de rechter in de woonplaats van de verweerder, of de woonplaats van de alimentatiegerechtigde. In casu is de vrouw zowel verweerder als alimentatiegrechtigde.
Een andere regel van internationaal of interregionaal alimentatierecht is dat een verzoek tot wijziging van een eerdere beslissing aanhangig moet worden gemaakt bij het gerecht of in elk geval in de regio waar de oorspronkelijke beslissing is genomen, zeker als de gedaagde/verzoeker nog altijd in die regio woont. Dit is bijvoorbeeld neergelegd in artikel 8 lid 1 van de Alimentatieverordening [4] :
Is een beslissing gegeven in een lidstaat of in een staat die partij is bij het Haagse Verdrag van 2007 waar de onderhoudsgerechtigde zijn gewone verblijfplaats heeft, dan kan de onderhoudsplichtige niet in een andere lidstaat een procedure aanhangig maken om de beslissing te wijzigen of een nieuwe beslissing te verkrijgen zolang de onderhoudsgerechtigde zijn gewone verblijfplaats behoudt in de staat waar de beslissing is gegeven.
Beide hoofdregels wijzen naar bevoegdheid van de rechter in Nederland, en niet de rechter op Bonaire. Die uitkomst lijkt ook het meest rechtvaardig. Het feit dat de man zijn verzoek heeft ingediend op Bonaire, terwijl de vrouw in Nederland woont, maakt dat de man gemakkelijk, met advocaat, kan procederen, terwijl rechtsbijstand voor de vrouw op Bonaire minder gemakkelijk te organiseren is en zij bovendien ofwel via video moet procederen, ofwel duizenden kilometers moet reizen om bij een zitting aanwezig te kunnen zijn. Terwijl het de man is die verlaging van zijn alimentatieverplichting verzoekt.
Daarnaast lijkt het ook doelmatiger dat de rechtbank in Nederland het verzoek van de man behandelt. Het is immers de rechtbank Den Haag geweest die, nog maar enkele jaren geleden, een uitgebreide en gedetailleerde berekening heeft gemaakt van zowel de
behoefte van de vrouw als de draagkracht van de man (inclusief jus-vergelijking), op basis van rekenmodellen die in Nederland wel, maar in Bonaire niet beschikbaar zijn. Nu de man wijziging vraagt van die beslissing vanwege verminderde draagkracht, ligt het voor de hand dat verzoek voor te leggen aan het forum dat de oorspronkelijke berekening heeft gemaakt.
Distributie is attributie?
Dat toepassing van de distributie is attributie-regel mogelijk tot een andere uitkomst zou leiden, doet hieraan niet af. Al in 2009 [5] heeft het Gemeenschappelijk Hof bepaald dat de distributie is attributie-regel slechts een vuistregel is, die niet altijd opgaat.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande komt het gerecht tot de conclusie dat het verzoek van de man aanhangig moet worden gemaakt bij de rechtbank in Nederland (meer specifiek: de rechtbank Den Haag) en dat de rechter op Bonaire onbevoegd is om over het verzoek te oordelen.

3.De beslissing

Het gerecht:
Verklaart zich onbevoegd.
Deze beschikking is gewezen door mr. E.G.C. Groenendaal, rechter, en is op 20 december 2023 uitgesproken ter openbare rechtszitting in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Voor de geode orde: in Europees Nederland is de munteenheid de euro, op Bonaire betaalt men in Amerikaanse dollars.
2.Het gerecht zal vanaf hier spreken over ‘ Bonaire’ respectievelijk ‘ Nederland’ , waarbij met die laatste Europees Nederland wordt bedoeld.
3.G.C.C. Lewin,
4.De Alimentatieverordening is op Bonaire niet van toepassing, maar het betreft hier codificatie van een algemeen rechtsbeginsel
5.GHvJ 29 september 2009, E 93/08 - H 110/09