ECLI:NL:OGEABES:2023:50

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
400.00095/21 en 400.00169/23
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en belediging van een politieambtenaar op Bonaire

Op 20 september 2023 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling en belediging van een politieambtenaar. De verdachte heeft op 1 juni 2023 op Bonaire de benadeelde partij, [slachtoffer], met een scherp voorwerp gekrast en/of gesneden, wat resulteerde in blijvende littekens. Daarnaast heeft de verdachte op 12 maart 2021 een politieambtenaar beledigd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes jaar, maar het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor poging doodslag en veroordeelde de verdachte tot drie jaar gevangenisstraf. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen. De verdachte is ook veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van $ 5.125,31 aan de benadeelde partij, met een schadevergoedingsmaatregel van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

Parketnummers: 400.00095/21 en 400.00169/23
Uitspraak: 20 september 2023 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
verdachte [verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats],
wonende [adres],
thans gedetineerd te [verblijfplaats].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2023. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsman, mr. E. Winkel, advocaat op Bonaire.
De benadeelde partij heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. M. Veneberg, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest. Haar vordering behelst voorts de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, en dat de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de vordering deels kan worden toegewezen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte zijn de feiten ten laste gelegd die zijn vermeld op de dagvaarding en op vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd. Afschriften van de dagvaarding en de vordering wijziging tenlastelegging zijn aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd is de verdenking dat zij:
Op 12 maart 2021 op Bonaire een ambtenaar van politie heeft beledigd.
Op 1 juni 2023 op Bonaire geprobeerd heeft [slachtoffer] te doden door haar met een mes te steken of te snijden; althans dat zij [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld, althans haar heeft geprobeerd zwaar te mishandelen.
Vrijspraak van feit 2 primair
Het Gerecht is van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 primair ten laste gelegde poging moord/doodslag.
Het Gerecht stelt vast dat het dossier met betrekking tot de letsels van het slachtoffer niet veel medische informatie bevat. Over het voorwerp waarmee de letsels zijn veroorzaakt is ook niets bekend, behalve dat het scherp moet zijn geweest. Alles wijst erop dat er meer sprake is geweest van krassen en/of snijden, en niet van steken. In de geneeskundige verklaring staat beschreven dat aangeefster is gekrast. Medisch ingrijpen is niet noodzakelijk geweest, kennelijk was van diepe wonden geen sprake. In het telefoongesprek met de meldkamer (hierna geciteerd) wordt gevraagd naar het ‘snijden’.
Al met al heeft het Gerecht onvoldoende informatie om te kunnen vaststellen dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood. De verdachte zal daarom van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring feit 1 en feit 2 subsidiair
Het Gerecht vindt wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
zij op 12 maart 2021 op Bonaire opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant] ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Bai hunga pakul"
Feit 2 subsidiair:
zij op 1 juni 2023 op Bonaire aan [slachtoffer] opzettelijk, met gebruikmaking van een wapen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenwet BES, zwaar lichamelijk letsel, te weten snij- en/of kraswondenwonden in het gezicht/bij het oog en in de borststreek, heeft toegebracht door op die plekken met een mes of een ander (scherp) voorwerp te snijden en/of te krassen;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Feit 1

1. Op 12 maart 2021 omstreeks 21.55 uur, werden de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] naar aanleiding van een melding van overtreding van de Noodverordening gedirigeerd naar de Bon Bini Bar aan de Kaya Nikiboko Zuid. Zij hebben het volgende gerelateerd:
verdachte was de hele tijd onbeschoft tegen mij, [verbalisant 1], en de overige politieagenten die ter plaatse waren. Op een gegeven moment hoorde ik verdachte tegen mij, [verbalisant 1] zeggen: ‘bai hunga pakul’, vrije Nederlandse vertaling; ‘laat in je kont neuken’. Ik voelde mij door haar uitspraak zeer beledigd. [2]
2. De verdachte heeft ter terechtzitting van 20 september 2023 het volgende verklaard:
Ik vind het niet noodzakelijk om de belediging van de politieagent uitgebreid te bespreken. Het klopt dat ik hem had beledigd op die dag. [3]

Feit 2

1. [Slachtoffer] deed op 1 juni 2023 omstreeks 11.00 uur aangifte van poging doodslag en/of mishandeling. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
Ik ben hier op het eiland(het Gerecht begrijpt: Bonaire)
sinds 26 mei 2023. Gisteravond was ik met [getuige 1] op stap gegaan. Op een gegeven moment waren wij naar buiten gegaan, het was inmiddels in de nachtelijke uren van vandaag geworden. Ik schat dat het twee uur ’s nachts was. Ik stond buiten met de man [getuige 2]. Op een gegeven moment zag ik plotseling de vrouw genaamd [verdachte], zij droeg een trui met capuchon en zij had de capuchon over haar hoofd. [Verdachte] had mij zonder iets tegen mij te zeggen aangevallen. Ik zag dat zij bewegingen richting mijn gezicht deed.
Ik voelde pijn aan mijn lijf en zag dat ik door [verdachte] gesneden werd aan mijn linker oog, aan mijn voorhoofd en ter hoogte van mijn borstkas. Ik had niet kunnen zien met wat [verdachte] mij had mishandeld. Dit alles was heel erg snel gebeurd. Ik ken verdachte niet, ik weet wel dat zij de vriendin is van [getuige 2]. [4]
2. De ziekenhuisarts heeft [slachtoffer] op 1 juni 2023 onderzocht en de volgende medische verklaring opgesteld:
Met iets over haar gezicht gekrast, onbekend met welk voorwerp. [5]
3. [ [Getuige 1] is op 1 juni 2023 omstreeks 18.00 uur in deze zaak als getuige gehoord. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
Gisteravond was ik op stap gegaan met [slachtoffer].
Toen wij buiten aan het praten waren zag ik dat iemand met een capuchon op achter ons heen liep richting [slachtoffer]. Hierna hoorde ik [slachtoffer] mijn naam roepen. Toen ik naar haar keek, zag ik dat haar gezicht gesneden was en dat zij aan het bloedden was. Wij waren meteen met haar naar het ziekenhuis gegaan. Dit alles was rond 2.30 uur gebeurd.
Ik zag dat de vrouw met de capuchon, de vrouw [verdachte] was. Zij is de vriendin van de man [getuige 2]. [6]
4. [ [Getuige 2] is op 28 juni 2023 in deze zaak als getuige gehoord.
Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
Op woensdag 31 mei 2023 omstreeks 11.30 uur(het Gerecht begrijpt: 23.30 uur)
was ik aan het drinken bij mijn auto. Hierna kwam [getuige 1] samen met een dame bij ons staan. Vervolgens zag ik opeens iemand naast mij voorbij rennen. Ik zag dat de persoon een zwarte capuchon aan had. Deze persoon had een slanke postuur en was iets korter dan mij. De persoon leek een kleine jongen. Ik zag dat de dame snijwonden had opgelopen. Tevens hoorde ik [getuige 1] zeggen dat [verdachte] degene is die weggerend was. Met [verdachte] bedoelde zij [verdachte]. [Getuige 1] zei toen tegen de dame dat [verdachte] mijn vriendin is. Hierna had ik hun naar het ziekenhuis gebracht. [Daarna] ben ik direct naar huis gereden om te kijken of [verdachte] thuis was. Aangezien hun het over [verdachte] hadden. Ik heb haar thuis op bed in slaap aangetroffen. Ik heb haar niet wakker gemaakt en niet verteld wat er gebeurd was. Hierna ben ik terug naar het ziekenhuis gegaan. [7]
5. De verbalisant [verbalisant] heeft op 29 juni 2023 het volgende gerelateerd:
Op 1 juni 2023, omstreeks 3.14 uur, heeft een vrouw met het telefoonnummer +599.(…) naar de meldkamer van de politie gebeld en vroeg of er iemand met snijwonden bij het ziekenhuis of de politie had gemeld. Op dat moment wist het personeel van de meldkamer niet waar de vrouw het over had. Het incident werd pas op 1 juni 2023 omstreeks 7.05 uur bij de politie gemeld. Bij het nagaan van wie het telefoonnummer +599 (…) is, bleek dit het telefoonnummer van [verdachte] te zijn. Door mij werd naar het gesprek geluisterd en ik herkende de stem van de gebruiker van het telefoonnummer +599 (…) als de stem van [verdachte]. Ik heb het gesprek hieronder naar het Nederlands verwerkt [8] :
[Verdachte] belt in met de centrale meldkamer:
Centralist: Politiewacht goede avond
V: Goede avond
Centralist: Goede avond
V: Ahan hebben jullie net een melding gekregen van het ziekenhuis?
Centralist: Melding van het ziekenhuis? Nee
V: Nee?
Centralist: Wat is er gaande bij het ziekenhuis?
V: Nee, van een zaak van het snijden
Centralist: Nee, wij hebben geen melding gekregen van een zaak van snijden, weet je van
een zaak van snijden mevrouw?
V: Ik dacht dat jullie een melding hebben ontvangen daarom
Centralist: Nee, wij hebben geen melding ontvangen
V: Ok, dank u
Centralist: Ok, goed
6. Benadeelde [slachtoffer] heeft, samen met een gemachtigde, een vordering tot schadevergoeding ingediend waarin onder andere is te lezen:
Benadeelde heeft pijn en littekens opgelopen die ze haar hele leven moet blijven zien. De immens grote wond op haar borst, de wonden bij haar oog, langs haar neus en boven haar wenkbrauw. Benadeelde kan zich niet vertonen op het werk door de blijvende letsels die haar zijn toegebracht. Als gevolg van de gebeurtenis zit benadeelde nu in de ziektewet. [9]
7. Aangeefster [slachtoffer] is via een videoverbinding aanwezig geweest op de terechtzitting van 20 september 2023 en heeft het litteken op haar borst aan de aanwezigen laten zien. Het Gerecht heeft ter terechtzitting het volgende waargenomen:
Dat het litteken op de borst bij [slachtoffer] nog altijd goed zichtbaar is en vanaf onder de rechterschouder, onder het sleutelbeen door, dwars over haar borstkas loopt en eindigt op de linkerborst, dicht bij de linker oksel. De rechter deelt mee dat zij ook littekens in het gezicht van [slachtoffer] waarneemt. [10]
8. De verdachte heeft ter terechtzitting op 20 september 2023 het volgende verklaard:
[getuige 2] is mijn vriend.
Het klopt dat ik in de nacht van 1 juni 2023 de centrale meldkamer van de politie heb opgebeld. Het telefoongesprek klopt zoals het is uitgewerkt in het proces-verbaal. [11]
Bewijsoverwegingen
Feiten en omstandigheden
Op basis van de zojuist genoemde bewijsmiddelen gaat het Gerecht van de volgende feiten en omstandigheden uit.
In de nacht van 31 mei op 1 juni 2023 zijn de vriendinnen [getuige 1] en [slachtoffer] op stap. In de vroege ochtend van 1 juni, rond 2.30 uur, staan zij buiten bij een auto te praten met een groepje, waaronder ook [getuige 2]. Op een gegeven moment komt er een persoon met een capuchon op [slachtoffer] af en snijdt of krast [slachtoffer] in haar gezicht en over haar borst. Hierbij wordt niets gezegd. De persoon met capuchon is even snel weg als zij is verschenen. [Getuige 1] herkent de persoon met de capuchon als [verdachte], de vriendin van [getuige 2]. [Getuige 2] omschrijft de persoon met de capuchon als een slanke persoon, ‘een kleine jongen’. [Getuige 2] gaat direct met [slachtoffer] naar het ziekenhuis, waar zij wordt behandeld aan haar verwondingen. Vanaf het ziekenhuis gaat [getuige 2] op enig moment die vroege ochtend langs huis, om te kijken of zijn vriendin daar is. Hij treft haar slapend aan, maakt haar niet wakker en spreekt haar niet, maar gaat weer terug naar het ziekenhuis.
Om 3.14 uur belt verdachte met de centrale meldkamer van de politie om te informeren naar ‘een zaak van het snijden’. De zaak is bij de politie dan nog niet bekend. Zodra haar dit duidelijk is beëindigt verdachte het gesprek, zonder zichzelf kenbaar te maken of iets mee te delen.
[Slachtoffer] heeft kras- of snijwonden opgelopen in haar gezicht, bij haar oog en een grote kras- of snijwond over haar borstkas, vanonder haar rechterschouder naar haar linkerborst. Zij heeft geen uitgebreide medische behandeling hoeven te ondergaan, maar heeft wel littekens opgelopen. Op 20 september 2023 zijn de littekens nog goed te zien.
Is verdachte degene geweest met de capuchon?
Dat de gebeurtenissen ongeveer zo gegaan zijn, staat niet ter discussie. De vraag die het Gerecht moet beantwoorden is of verdachte de persoon was met de capuchon, degene die [slachtoffer] heeft gesneden/gekrast. Verdachte ontkent dat zij [slachtoffer] iets heeft aangedaan, of daar überhaupt in de buurt is geweest. De raadsman heeft namens verdachte vrijspraak bepleit. Het Gerecht overweegt als volgt.
[Getuige 1] heeft expliciet verklaard dat zij de vrouw met de capuchon heeft gezien, en heeft herkend als [verdachte], de vriendin van [getuige 2]. Verdachte, dus. Aangeefster verklaart ook over ‘de vrouw [verdachte]’.
[Getuige 2] heeft zijn vriendin niet herkend, maar heeft wel een kleine slanke persoon gezien en sluit op basis van wat hij heeft gezien kennelijk niet uit dat het verdachte is geweest. Het is opvallend dat hij vanuit het ziekenhuis heen en weer naar huis rijdt om te checken of zij thuis is, ‘
aangezien hun het over [verdachte] hadden’. Het Gerecht leidt hieruit af dat [getuige 2] het kennelijk niet geheel onaannemelijk vindt dat het verdachte kan zijn geweest, en dat het signalement van de persoon die [getuige 2] heeft gezien dus ook bij verdachte past.
Een belangrijk bewijsmiddel is verder het feit dat verdachte om 3.14 uur, kort na het gebeuren en voordat dit bekend was bij de politie, heeft gebeld met de centrale meldkamer om te informeren naar het incident. Hieruit lijkt daderwetenschap te volgen. De verklaring van verdachte dat [getuige 2] haar had verteld wat er was gebeurd en dat haar naam daarbij was genoemd, en dat zij belde om te laten weten dat ze onschuldig was, is niet te rijmen met de inhoud van het gesprek. En is ook strijdig met wat [getuige 2] verklaart, namelijk dat hij haar
nietheeft wakker gemaakt en haar niets heeft verteld.
Voor de overtuiging van het Gerecht speelt verder een belangrijke rol dat verdachte in eerste instantie ontkend heeft [12] dat zij dit telefoongesprek heeft gevoerd. Zij gaat zelfs zover dat zij tegen de politie zegt dat zij het telefoonnummer +599.(..) verloren heeft en al lange tijd niet meer in gebruik heeft. Als haar het telefoongesprek met de meldkamer wordt voorgehouden ontkent ze in eerste instantie dit te hebben gevoerd en zegt ze nogmaals dat ze het telefoonnummer al lang niet meer gebruikt. Pas een maand later, als zij wordt gehoord op de vordering gevangenhouding, bekent verdachte dat zij wel degelijk het telefoongesprek met de meldkamer heeft gevoerd. Zij verklaart dan dat zij belde om te weten wat er aan de hand was [13] . Het Gerecht vindt dit zeer opvallend en leidt hieruit af dat verdachte kennelijk de waarheid over het bellen van de meldkamer niet wilde vertellen, om daarmee ook de waarheid over haar daderschap te verhullen.
Al met al vindt het Gerecht wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die, als degene met de capuchon, [slachtoffer] heeft gekrast of gesneden met een scherp voorwerp.
Voorbedachte raad
Met de officier van justitie en de raadsman is het Gerecht van oordeel dat het onderdeel ‘met voorbedachten rade’ niet is bewezen.
Zwaar lichamelijk letsel?
De raadsman heeft bepleit dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, nu uit de geneeskundige verklaring volgt dat sprake was van oppervlakkige krassen waarbij geen medisch ingrijpen nodig was en die volledig zouden herstellen. Het Gerecht overweegt als volgt.
De geneeskundige verklaring is de dag van het incident opgemaakt, en bevat weinig informatie. Uit de rest van het dossier volgt echter dat [slachtoffer] flinke kras- of snijwonden heeft opgelopen, zowel in haar gezicht als over haar borst. Het Gerecht heeft op de zitting van 20 september 2023 geconstateerd dat de littekens daarvan goed te zien zijn. Uit de vordering benadeelde partij blijkt dat de littekens blijvend zijn, dat [slachtoffer] hierdoor telkens wordt herinnerd aan het gebeuren, en dat zij zich hierdoor zodanig belemmerd voelt dat zij niet meer werkt.
Ook ontsierende littekens kunnen zwaar lichamelijk letsel opleveren in de zin van artikel 84 wetboek van Strafrecht BES. In het overzichtsarrest van de Hoge Raad waar de raadsman naar heeft verwezen zegt de Hoge Raad dit ook met zoveel woorden. [14]
In dit geval is sprake van iemand die flinke littekens heeft opgelopen zowel in haar gezicht als op haar borst. Nu die littekens ruim 3 maanden na het incident nog goed zichtbaar bleken en de verwachting is dat de littekens blijvend zullen zijn, is het Gerecht van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel
Vast staat, gelet op het letsel, dat verdachte aangeefster meerdere keren met een scherp voorwerp moet hebben bekrast of gesneden, in haar gezicht en rondom het oog, en over de borst. Het uithalen met een scherp voorwerp richting een gezicht en oog levert zonder meer een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op, ook als het niet om een stekende beweging maar een meer krassende of snijdende beweging gaat. Gemakkelijk had het scherpe voorwerp immers in het oog kunnen komen, met alle gevolgen van dien. Het kan ook niet anders, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het bewezenverklaarde, dan dat verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Anders dan de raadsman is het Gerecht dan ook van oordeel dat verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder feit 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 278 juncto artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Het onder feit 2 subsidiair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 315 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bewezen is verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling met een wapen, door aangeefster met een scherp voorwerp te krassen en/of te snijden. Daarnaast heeft verdachte een politieambtenaar beledigd.
De officier van justitie heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van poging doodslag, gevorderd dat de verdachte daarvoor zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar, met aftrek.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij de bepaling van de hoogte op te leggen straf heeft het Gerecht gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij heeft het Gerecht rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In dat verband heeft het Gerecht ook gekeken naar de oriëntatiepunten straftoemeting van het Gemeenschappelijk Hof. Daarin wordt voor een poging doodslag waarbij er sprake is van zwaar letsel door steken met een mes als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 tot 6 jaren gegeven. En voor een poging doodslag door steken met een mes of vergelijkbaar voorwerp met geen of licht letsel een gevangenisstraf voor de duur van 3 tot 4 jaar.
In het geval van verdachte komt het Gerecht niet tot bewezenverklaring van poging doodslag, maar is wel sprake van zwaar letsel en het gebruiken van een scherp voorwerp. Het Gerecht kan alleen maar gissen naar wat er precies is gebeurd, en vooral: waarom. Voor zover het Gerecht weet kenden verdachte en [slachtoffer] elkaar niet en had verdachte ook geen enkele reden om die nacht daar te zijn. Zij was in elk geval niet uit met haar vriend, en ook niet met [slachtoffer] en diens vriendin. Toch komt zij, ogenschijnlijk vanuit het niets en zonder enige aanleiding, op [slachtoffer] af en bewerkt haar met een scherp voorwerp. Op de openbare weg, ten overstaan van anderen. [Slachtoffer] is hierdoor voor het leven getekend en ook de omstanders zullen hierdoor geschokt zijn geweest.
Verdachte heeft op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor deze daad, of in elk geval uitleg gegeven over wat er is gebeurd. [Slachtoffer] zit hierdoor nog altijd met veel onbeantwoorde vragen.
Het Gerecht rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Het Gerecht is, na dit alles te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van
drie jaar, met aftrek, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt $ 12.873,66 en bestaat uit ziekenhuiskosten, misgelopen bedragen en immateriële schadevergoeding.
De verdediging heeft de vordering gedeeltelijk betwist.
Materiele schade
Het Gerecht is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks materiele schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van $ 152,31 voor de ziekenhuiskosten. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering tot vergoeding van materiele schade van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partij kan in het gedeelte dat ziet op ‘misgelopen bedragen’ niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Het Gerecht is van oordeel dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes handelen ook immateriële schade heeft geleden. Het Gerecht waardeert deze op een bedrag van $ 5.000,= en verklaart de vordering voor het resterende deel niet-ontvankelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 38f van het Wetboek van Strafrecht BES aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partij zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Door of namens de benadeelde partij is niet naar voren gebracht dat zulke kosten zijn gemaakt, zodat die kosten tot op heden dienen te worden begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31 en 38f van het Wetboek van Strafrecht BES, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
drie (3) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade toe tot een bedrag van
$ 5.125,31 (zegge: vijfduizend honderdvijfentwintig Amerikaanse dollar en eenendertig dollarcent),en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
$ 5.125,31 (zegge: vijfduizend honderdvijfentwintig Amerikaanse dollar en eenendertig dollarcent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 183 (honderd drieëntachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.G.C. Groenendaal, bijgestaan door mr. N.R.H. Marsera, griffier, en op 20 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisanten in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Caribisch Nederland (afdeling Incident Gerichte Opsporing) d.d. 15 augustus 2023, geregistreerd onder proces-verbaalnummer [..} en de onderzoeksnaam “Mia” (voor wat betreft feit 2). Voor wat betreft feit 1 wordt verwezen naar het eindproces-verbaal van het Korps Politie Caribisch Nederland (basis politiezorg Bonaire) d.d. 13 maart 2021, geregistreerd onder proces-verbaalnummer […].
2.Proces-verbaal van aanhouding d.d.13 maart 2021.
3.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 september 2023, zoals die in het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 september is weergegeven.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juni 2023, opgemaakt door [verbalisant].
5.Schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring, d.d. 1 juni 2023, ondertekend door de arts [arts].
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 1 juni 2023, opgemaakt door [verbalisant].
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 28 juni 2023, opgemaakt door [verbalisant].
8.Proces-verbaal van bevinding gesprek 1 juni 2023, d.d. 29 juni 2023, opgemaakt door [verbalisant].
9.Vordering benadeelde partij, ondertekend door [slachtoffer] op [datum].
10.Proces-verbaal terechtzitting 20 september 2023.
11.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 september 2023, zoals die in het proces-verbaal van die terechtzitting is weergegeven.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 juni 2023 en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 29 juni 2023.
13.Verhoor van verdachte door de rechter-commissaris d.d. 21 juli 2023.
14.Hoge Raad 3 juli 2018, HR:2018:1051