ECLI:NL:OGEABES:2023:31

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
BON202300478
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over ontruiming van woonruimte na echtscheiding en huurovereenkomst

In deze zaak heeft eiseres, die de woning heeft verlaten op basis van een ontruimingsvonnis tegen haar levenspartner, gevorderd om terug te keren naar de woning. Eiseres stelt dat zij een huurovereenkomst heeft met de rechtsvoorganger van gedaagde, die feitelijk wordt bestuurd door haar levenspartner. Het gerecht heeft overwogen dat de huurovereenkomst een geconstrueerde overeenkomst is, bedoeld om eiseres en haar levenspartner in de woning te laten wonen, zelfs na een ontruimingsvonnis. De vordering van eiseres wordt afgewezen omdat de huurovereenkomst niet rechtsgeldig is en eiseres geen rechten kan ontlenen aan deze overeenkomst. Het gerecht heeft geoordeeld dat eiseres geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering, aangezien zij tijdelijk bij vrienden verblijft en er geen reële opties zijn voor haar om elders te wonen. De kosten van de procedure worden aan eiseres opgelegd.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

registratienummer: BON202300478
datum uitspraak: 20 november 2023
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Bonaire,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas,
tegen
[gedaagde],
wonende te Bonaire,
gemachtigde: mr. A.F. van Toll.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties
  • de vooraf toegezonden producties I – VI van [gedaagde]
  • de aanvullende productie 14 van [eiseres]
  • de mondelinge behandeling van 20 november 2023, waar partijen zijn verschenen en de gemachtigden van partijen hun stellingen hebben toegelicht, mr. Van Toll aan de hand van door haar overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde was gehuwd met [partner van eiseres]. Bij beschikking van 8 december 2017 is de echtscheiding tussen haar en [partner van eiseres] uitgesproken. In de beschikking is bepaald dat gedaagde bevoegd is tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning gedurende zes maanden na inschrijving van de beschikking in de daarvoor bestemde registers. De echtelijke woning (hierna: de woning) is gelegen op een erfpachtperceel aan de [adres] te Bonaire. Eigenaar van de woning is La Bonaire B.V. (hierna: La Bonaire), een vennootschap met een kledingwinkel, waarvan [partner van eiseres] tot 13 maart 2014 directeur en enig aandeelhouder was. Op die datum heeft [partner van eiseres] zijn aandelen overgedragen aan zijn toenmalige vriendin. Het doel hiervan was om deze buiten het zicht van een aanstaande verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap met gedaagde te houden [1] . [partner van eiseres] heeft echter al die tijd, tot aan de dag van vandaag, de feitelijke leiding over La Bonaire behouden.
2.2.
Gedaagde heeft haar bevoegdheid tot het voortgezet gebruik van de woning niet kunnen effectueren omdat zij kort voor de echtscheidingsbeschikking, in oktober 2017, de woning heeft moeten verlaten omdat [partner van eiseres], althans La Bonaire waarover [partner van eiseres] feitelijk de leiding voert, de water- en elektriciteitsvoorziening had afgesloten. Kort na het vertrek van gedaagde uit de woning heeft [partner van eiseres] zijn intrek in de woning genomen.
2.3.
Eiseres is de nieuwe partner van [partner van eiseres]. Zij is op 27 november 2019 uit de Filipijnen naar Bonaire gekomen om met [partner van eiseres] te gaan samenwonen. Op 6 december 2019 is zij met La Bonaire, die daarbij werd vertegenwoordigd door [partner van eiseres], een huurovereenkomst voor de woning aangegaan voor 15 jaar voor USD 400,00 per maand inclusief “
electricity, water, gas, internet and phone bill”.
2.4.
Bij vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van 18 april 2023 [2] zijn La Bonaire en [partner van eiseres] veroordeeld om mee te werken aan een levering van het recht van erfpacht en de daarop gelegen woning binnen drie maanden na betekening van het vonnis en is [partner van eiseres] bevolen om binnen dezelfde termijn de woning met al het zijne en de zijnen te ontruimen en te verlaten.
2.5.
Aan het genoemde vonnis van het Hof is een tussenvonnis voorafgegaan waarin [partner van eiseres] onder meer de vraag is voorgelegd met wie hij in de woning woonde. [partner van eiseres] heeft daarop bij akte geantwoord dat hij daarin alleen, althans met een of meer kinderen van partijen, woonde.
2.6.
Het vonnis van het Hof is aan [partner van eiseres] betekend op 26 april 2023, waarna de deurwaarder aan [partner van eiseres] op 29 september 2023 heeft laten weten dat hij de woning diezelfde week nog moest ontruimen. Daarop heeft de gemachtigde van eiseres bij brief van 30 september 2023 aan de deurwaarder bericht dat de woning was verhuurd aan eiseres en dat zij, gelet op het bepaalde in artikel 7A:1593 BW BES [3] , de woning niet zou verlaten.
2.7.
Gedaagde heeft de ontruiming van de woning desondanks voortgezet, waarbij ook eiseres de woning heeft verlaten. Eiseres woont nu tijdelijk met [partner van eiseres] bij een vriend van [partner van eiseres].

3.De vordering

3.1.
Eiseres vordert dat gedaagde wordt veroordeeld om de woning aan eiseres beschikbaar te stellen althans te verhuren en in gebruik te geven binnen 24 uur na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van USD 500,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat gedaagde daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van USD 100.000,00, kosten rechtens.
3.2.
Aan de vordering wordt ten grondslag gelegd dat zij huurder is van de woning en dat er geen wettelijke grondslag is en was voor haar ontruiming. Als gedaagde de woning in eigendom heeft verkregen of nog zal verkrijgen gaat de door haar met La Bonaire gesloten huurovereenkomst mee over op grond van artikel 7A:1593 BW BES. Het vonnis van het Hof op grond waarvan zij is ontruimd, is gewezen tegen [partner van eiseres]. Eiseres is daarbij geen partij zodat gedaagde daaraan geen rechten jegens haar kan ontlenen. Daarnaast is gedaagde nog geen eigenaar of rechthebbende van de woning en is zij ook geen zakelijk gerechtigde, zodat zij ook daarom geen aanspraak op ontruiming van de woning toekomt.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 226 Rv BES kan in alle zaken waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, de belanghebbende partij zich wenden tot de rechter in eerste aanleg met een daarop gericht verzoek. Hieruit volgt dat een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening een vereiste is. Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de door eiseres gevraagde voorziening, die er immers toe strekt om haar weer zo spoedig mogelijk in de woning te laten wonen. Het spoedeisendheid belang van eiseres bij de gevraagde voorziening heeft gedaagde ook niet bestreden. Gedaagde heeft echter wel bestreden dat eiseres in het algemeen een belang heeft bij haar vordering omdat zij bij vrienden kan logeren en eiseres de woning dus niet nodig heeft. Daarnaast zou er een mogelijkheid zijn om boven de winkel van La Bonaire te gaan wonen. Eiseres heeft bestreden dat dit reële opties zijn. Zij en [partner van eiseres] logeren nu bij een vriend, maar daar kunnen zij maar tijdelijk blijven, terwijl de ruimte boven de winkel niet goed bewoonbaar is.
4.2.
Of eiseres een goede mogelijkheid heeft om elders te gaan wonen kan in het midden blijven omdat, zoals hierna zal worden toegelicht, eiseres jegens gedaagde in het geheel geen rechten kan ontlenen aan de door haar te elfder ure gepresenteerde huurovereenkomst die zij met La Bonaire zou hebben gesloten. Het is onwaarschijnlijk dat de vordering van eiseres in een bodemprocedure toewijsbaar is. Ook in het kader van een algemene belangenafweging in dit kort geding komt haar daarom geen aanspraak toe op een terugkeer naar de woning. Eiseres beroept zich op een huurovereenkomst die zij met La Bonaire heeft gesloten, maar het doel van deze huurovereenkomst was niet om haar een huurrecht te verschaffen jegens La Bonaire, maar om, zoals [partner van eiseres], die La Bonaire bij het sluiten van deze huurovereenkomst vertegenwoordigde, ter zitting heeft verklaard, ervoor te zorgen dat [partner van eiseres] met eiseres in de woning kon blijven wonen, ook als deze door de rechter aan gedaagde zou worden toebedeeld en hij uit de woning zou worden gezet. Met die toelichting is voor de rechter in dit kort geding ook de uitzonderlijk lage huurprijs die partijen zijn overeengekomen verklaard. Immers, zakelijk beschouwd zou La Bonaire daarop met deze huurprijs moeten toeleggen, mede omdat deze zelfs inclusief water, elektriciteit en telefoonkosten is. Het komt er dus op neer dat [partner van eiseres] met deze overeenkomst heeft beoogd om gedaagde letterlijk buiten de deur te houden. Weliswaar was [partner van eiseres] bij de overeenkomst formeel dan geen partij, maar in wezen was het [partner van eiseres] die hiermee een overeenkomst sloot met zichzelf, dit alles met doel om gedaagde de pas af te snijden. Mogelijk wist eiseres daar op het moment van het sluiten van de overeenkomst niet van, maar dan nog is het opmerkelijk dat zij, komend uit de [land van herkomst] om met [partner van eiseres] te gaan samenwonen, met diezelfde [partner van eiseres], althans in feite met diens vennootschap, een huurovereenkomst aangaat. Daarnaar gevraagd, heeft eiseres daarover verklaard, dat zij de overeenkomst heeft gesloten met het oog op haar recht van verblijf en inschrijving op Bonaire, echter nu zij inmiddels is ingeschreven, speelt dat belang niet meer. Daaruit volgt dat, in zoverre de huurovereenkomst niet al door een daarmee vast te stellen benadeling van gedaagde op grond van artikel 3:45 BW BES vernietigbaar is, eiseres daaraan geen rechten kan ontlenen gelet op artikel 6:248 lid 2 BW. In verband met dat laatste wordt overwogen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat eiseres en [partner van eiseres] zich met deze overeenkomst aan de werking van het vonnis van het Hof zouden onttrekken. Het gevolg van de overeenkomst zou immers zijn dat [partner van eiseres] en de zijnen, waaronder eiseres, in de woning kunnen blijven wonen, althans daarnaar kunnen terugkeren [4] . Concluderend kan eiseres jegens gedaagde daaraan geen rechten ontlenen.
4.3.
Eiseres heeft tot slot het verweer gevoerd dat gedaagde niet de ontruiming van de woning kan vorderen als zij daarvan nog geen eigenaar is. Gedaagde heeft niet bestreden dat zij nog niet de eigendom van de woning heeft, maar dat betekent nog niet dat zij de ontruiming niet al kan vorderen op grond van het hiervoor genoemde vonnis van het Hof. Daarin is immers beslist dat [partner van eiseres] de woning met het zijne en de zijnen dient te verlaten uiterlijk drie maanden na betekening van het vonnis, waaraan niet de voorwaarde is verbonden dat gedaagde daarvan eigenaar moet zijn geworden.
4.4.
Nu de vordering van eiseres wordt afgewezen, zal eiseres in de kosten van de procedure worden veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten zoals gevorderd. De kosten van de procedure worden aan de zijde van gedaagde begroot op USD 559,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

Het gerecht, rechtdoende in kort geding,
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt eiseres in de kosten van de procedure, aan de zijde van gedaagde begroot op USD 559,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf twee weken vanaf de datum van dit vonnis, tot de algehele voldoening daarvan,
5.3.
veroordeelt eiseres in de nakosten, aan de zijde van gedaagde begroot op USD 223,00, te vermeerderen tot de helft van het te liquideren salaris, zijnde
USD 279,50 in het geval betekening van het vonnis plaatsvindt nadat eiseres niet aan het vonnis zal hebben voldaan binnen veertien dagen na daartoe door of namens gedaagde te zijn aangeschreven,
5.4.
verklaart het onder 5.2. en 5.3 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
verleent gedaagde toestemming om kosteloos te mogen procederen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman, rechter, en uitgesproken op 20 november 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Zoals onweersproken blijkt uit door gedaagde overgelegde e-mails van [partner van eiseres] aan de bank en (financieel) adviseurs.
2.BON201900292 – BON2021H0035
3.7A:1593 BW BES: “koop breekt geen huur”.
4.Gedaagde heeft verklaard dat als zij terug zou keren naar de woning zij dat samen met [partner van eiseres] doet.