ECLI:NL:OGEABES:2023:30

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
BON202300035
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van bestemming van agrarisch naar zware bedrijven en de beoordeling van belanghebbendheid

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire het beroep van de naamloze vennootschappen 'T Zandmannetje N.V.' en Wilca Beton & Transport N.V. tegen de beslissing van het bestuurscollege van het Openbaar Lichaam Bonaire om de bestemming van een perceel te Santa Clara te wijzigen van 'Agrarisch - Kunuku' naar 'Bedrijventerrein - Zware bedrijven'. Eiseressen hebben bezwaar gemaakt tegen deze wijziging, maar het Gerecht oordeelt dat alleen eiseres 1, 'T Zandmannetje N.V.', als belanghebbende kan worden aangemerkt. Eiseres 2 wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep omdat zij niet in hetzelfde marktsegment opereert als de derde-partij, Caribbean Blokken en Klinkers Fabriek B.V. (CBKF). Het Gerecht concludeert dat de wijziging van bestemming niet aan alle voorwaarden van artikel 69.7 van het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Bonaire voldoet, omdat de derde-partij niet heeft aangetoond dat bij de ontwikkeling van het plan optimaal rekening is gehouden met het woon- en leefklimaat en andere relevante waarden. De bestreden beschikking wordt vernietigd, en verweerder moet de motivering aanvullen. Eiseres 1 krijgt haar proceskosten vergoed.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE

Uitspraak

in de zaak tussen:

de naamloze vennootschap ’T Zandmannetje N.V. (eiseres 1),de naamloze vennootschap Wilca Beton & Transport N.V. (eiseres 2),

beide gevestigd op Bonaire,
hierna gezamenlijk: eiseressen,
gemachtigde: mr. T.LH. Peeters,
tegen

het bestuurscollege van het Openbaar Lichaam Bonaire,

verweerder,
gemachtigden: mrs. A.O. Schuitemaker en M. Valdink.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Caribbean Blokken en Klinkers Fabriek B.V. (CBKF),gemachtigde: mr. M. van den Brink.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van eiseressen tegen de beslissing van verweerder om de bestemming van perceel 5-E-34 te Santa Clara op Bonaire te wijzigen van ‘Agrarisch – Kunuku’ in ‘Bedrijventerrein – Zware bedrijven’.
1.2
Eiseressen hebben een zienswijze ingediend tegen het ontwerp-wijzigingsbesluit van verweerder om de bestemming te wijzigen. Verweerder heeft daarop bij brief van 16 december 2022 gereageerd. Daaruit blijkt dat de zienswijze verweerder niet op andere gedachten heeft gebracht. Op 11 januari 2023 is de vaststelling van het wijzigingsbesluit gepubliceerd (de bestreden beschikking).
1.3
Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen de bestreden beschikking. Verweerder heeft daarop gereageerd met een verweerschrift. Omdat het Gerecht pas in een laat stadium de rol van CBKF als derde-partij heeft onderkend, is CBKF in de gelegenheid gesteld om op de zitting mondeling op het beroepschrift te reageren.
1.4
Het Gerecht heeft het beroep van eiseressen op 22 september 2023 op zitting behandeld. Eiseressen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Namens eiseres 1 was ook aanwezig de directeur van eiseres 1. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Schuitemaker. De derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door de manager bij de derde-partij.
1.5
Zoals op zitting afgesproken, heeft mr. Schuitemaker na afloop van de zitting documenten opgestuurd waaruit blijkt dat hij bevoegd is om namens verweerder als gemachtigde op te treden.

Beoordeling door het Gerecht

2. Het Gerecht beoordeelt in deze uitspraak eerst of eiseressen belanghebbenden zijn. Daarna beoordeelt het Gerecht aan de hand van de beroepsgronden van eiseres(sen) de beslissing van verweerder om de bestemming te wijzigen.
2.1
Het Gerecht komt tot het oordeel dat alleen eiseres 1 belanghebbende is in deze procedure. Dat betekent dat eiseres 2 niet-ontvankelijk is in haar beroep. Het Gerecht komt verder tot het oordeel dat het beroep van eiseres 1 gegrond is. Hoewel artikel 69.7 van het Ruimtelijk ontwikkelingsplan Bonaire (ROB) verweerder in dit geval wel de bevoegdheid geeft om de bestemming te wijzigen, is niet aan alle voorwaarden van deze bepaling voldaan. De derde-partij heeft namelijk (nog) niet aangetoond dat hij bij de ontwikkeling van zijn plan optimaal rekening heeft gehouden met het woon- en leefklimaat en met de natuurlijke, ecologisch, landschappelijke, archeologische of cultuurhistorische waarden.
Hierna legt het Gerecht uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Kunnen eiseressen als belanghebbenden worden aangemerkt?
3. Derde-partij heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat eiseressen geen belanghebbenden zijn. Zij worden door de bestreden beschikking immers niet rechtstreeks in hun concurrentiepositie geraakt.
4. Op grond van artikel 7 van de WAR Bes kunnen rechtspersonen die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht. Een rechtspersoon wordt (onder meer) rechtstreeks in zijn belang getroffen als zijn concurrentiebelang in het geding is. Dat is bij een besluit als deze over een bestemmingswijziging het geval als ondernemingen activiteiten in hetzelfde marktsegment en hetzelfde verzorgingsgebied verrichten. Van hetzelfde marktsegment is sprake als het gaat om vergelijkbare producten of diensten die ondernemingen aanbieden en die concurrerend zijn. Bij de beoordeling of ondernemingen in hetzelfde verzorgingsgebied werkzaam zijn, speelt in ieder geval ook de aard van de activiteiten een rol. Hoe specifieker en unieker de activiteit, hoe sneller wordt aangenomen dat sprake is van hetzelfde verzorgingsgebied. Bij het oordeel of een rechtspersoon op grond van zijn concurrentiebelang als belanghebbende kan worden aangemerkt, kunnen daarnaast de feitelijke gevolgen van een besluit op de concurrentiepositie worden betrokken.
4.1
Toegepast op de situatie van eiseressen, komt het Gerecht tot de volgende beoordeling.
4.2.
Eiseres 2 is gevestigd op het adres Kaya Maximiliano Rosario 6. Het Gerecht stelt vast dat deze locatie zich niet bevindt in de directe omgeving van het perceel van de derde-partij te Santa Clara. Over de activiteiten van eiseres 2 bevat het dossier geen informatie. Ook op de zitting is dit niet nader toegelicht. Uit informatie van het internet leidt het Gerecht af dat eiseres 2 zich bezighoudt met het transporteren van beton en betonblokken. Nu dit een wezenlijk andere activiteit is dan de productie van beton, komt het Gerecht tot de conclusie dat eiseres 2 niet opereert in hetzelfde marktsegment als de derde-partij. Het Gerecht komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat eiseres 2 niet als belanghebbende kan worden aangemerkt bij de bestreden beschikking. Het Gerecht zal haar beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
4.3
Uit het dossier en de toelichting op de zitting volgt dat eiseres 1 cement, zand en beton produceert en verkoopt en dat zij (net als de derde-partij) is gevestigd te Santa Clara. De afstand tussen eiseres 1 en het perceel van de derde-partij bedraagt maar ongeveer 500 meter. Namens eiseres 1 is op de zitting verder toegelicht dat haar concurrentiepositie ten opzichte van de derde-partij als gevolg van de bestreden beschikking is verslechterd. De derde-partij kan nu namelijk zijn activiteiten ontplooien op relatief goedkope koopgrond en de productiekosten laag houden, terwijl eiseres te maken heeft met een in haar woorden exorbitant hoge huurprijs die zij moet doorberekenen in haar prijs.
4.4.
Op grond van deze informatie komt het Gerecht tot de conclusie dat eiseres 1 als rechtstreeks belanghebbende kan worden aangemerkt. Eiseres 1 en de derde-partij produceren vergelijkbare producten en bevinden zich dus in hetzelfde marktsegment.
Gelet op de kleinschaligheid van Bonaire, de omstandigheid dat beide bedrijven vlak bij elkaar zijn gevestigd en de aard van hun activiteiten, bedienen beide bedrijven ook hetzelfde verzorgingsgebied. Gelet op de toelichting van eiseres 1 kan bovendien niet worden uitgesloten dat de bestreden beschikking omzetverlies bij eiseres 1 tot gevolg kan hebben. Nu eiseres 1 als belanghebbende kan worden aangemerkt bij de bestreden beschikking, komt het Gerecht toe aan de inhoudelijke beoordeling van haar beroepsgronden.
Wat is relevant om te weten in deze zaak?
5.1
Het gaat in deze zaak om een perceel gelegen te Santa Clara, kadastraal bekend als 5-E-34. Dit perceel had de bestemming ‘Agrarisch – Kunuku’ en was in eigendom van de erven [familienaam]
5.2
De steenbrekerij van Stone Crusher N.V. is gevestigd te Santa Clara. Omdat Stone Crusher haar activiteiten wilde uitbreiden, heeft zij in juli 2021 aan verweerder laten weten dat zij geïnteresseerd was om het perceel van de erven [familienaam] te kopen, onder de vooraarde dat verweerder de bestemming van dit perceel zou wijzigen naar de bestemming ‘Zware bedrijven’.
5.3
De erven [familienaam] hebben het perceel op 21 januari 2022 verkocht aan de derde-partij, een door Stone Crusher opgerichte beton- en klinkersfabriek. In de bestreden beschikking is de bestemming van het perceel gewijzigd naar de bestemming ‘Bedrijventerrein-Zware Bedrijven’ met de aanduiding ‘beton- en asfaltcentrales’.
Wat zijn de relevante regels voor wijzing van de bestemming?
6. De regels die relevant zijn voor de beoordeling in deze zaak staan in het ROB.
6.1
Artikel 3.7 ROB gaat over de mogelijkheden om de bestemming ‘Agrarisch – Kunuku’ te wijzigen naar een andere bestemming. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen initiatieven binnen (artikel 3.7.1) en buiten de Ramsargebieden (artikel 3.7.2). Niet ter discussie staat dat het perceel buiten de Ramsargebieden ligt, zodat artikel 3.7.2 van toepassing is. In artikel 3.7.2 worden de volgende negen initiatieven genoemd waarbij verweerder de bestemming kan wijzigen (op voorwaarde dat aan de nader genoemde voorwaarden van deze bepaling is voldaan): agrarische activiteiten (a), horecabedrijven (b), ondergeschikte detailhandel nabij andere functies (c), dagrecreatie (d), agritoerisme (e), verblijfsrecreatie in de vorm van ecologdes (f), landschappelijk wonen, dan wil zeggen voor woningen op kavels van minimaal 4 hectare (per woning) (g), een golfbaan (h) en een sociaal of maatschappelijke voorziening (i).
6.2
Artikel 69 ROB bevat algemene wijzigingsvoorschriften.
Op grond van artikel 69.7 is het Bestuurscollege bevoegd het ruimtelijke ontwikkelingsplan te wijzigen voor initiatieven waarin het ruimtelijk ontwikkelingsplan niet voorziet en gericht zijn op het algemeen belang, op publieke voorzieningen of op initiatieven die economisch, toeristisch, recreatief of wat betreft het wonen of werkgelegenheid een duidelijke toegevoegde waarde hebben voor Bonaire. Deze wijziging heeft geen betrekking op de natuurlijkgebieden die zijn aangeduid als Ramsargebied. De wijziging kan alleen plaatsvinden indien de initiatiefnemer heeft aangetoond dat bij de ontwikkeling van het plan optimaal rekening is gehouden met het woon- en leefklimaat of met de natuurlijke, ecologisch, landschappelijke, archeologische of cultuurhistorische waarden. Bij een initiatief waarvoor een toegevoegde waarde is vereist, moet ook in het onderzoek worden aangetoond dat deze toegevoegde waarde er daadwerkelijk is en wat deze toegevoegde waarde inhoudt.
Wat heeft verweerder ten grondslag gelegd aan de bestreden beschikking?
7. Verweerder heeft de bestemming van het perceel gewijzigd met toepassing van artikel 69.7 ROB. Volgens verweerder is deze bestemmingswijziging in dit geval mogelijk, omdat deze het algemeen belang dient, namelijk de economische ontwikkeling op Bonaire.
Heeft verweerder terecht artikel 69.7 terecht toegepast?
8. Eiseres 1 betoogt allereerst dat artikel 69.7 ROB een te ruime en te algemene wijzigingsbevoegdheid kent. De wijzigingsbevoegdheid van deze bepaling omvat namelijk de mogelijkheid om iedere bestemming te wijzigen in alle mogelijke bestemmingen. Dit is in strijd met het vereiste dat een algemene wijzigingsbevoegdheid in een ruimtelijk plan in voldoende mate moet worden begrensd door normen. Ook levert dit strijd op met het vereiste dat in voldoende mate moet worden bepaald in welke gevallen en op welke wijze van de wijzigingsbevoegdheid gebruik mag worden gemaakt. Het Gerecht begrijpt eiseres 1 zo, dat artikel 69.7 ROB om deze reden niet door verweerder had mogen worden toegepast.
8.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht is namelijk van oordeel dat de wijzigingsbevoegdheid van artikel 69.7 ROB voldoende is begrensd. Verweerder kan hiervan namelijk alleen gebruik maken als is voldaan aan de in deze bepaling opgenomen voorwaarden. Zo moet het allereerst gaan om een initiatief dat:
- in het algemeen belang is, dan wel;
- gericht is op publieke voorzieningen, dan wel;
- een toegevoegde waarde heeft voor Bonaire.
Het Gerecht stelt vast dat alle drie deze voorwaarden eisen stellen aan een initiatief en verweerder moet beoordelen of aan die eisen is voldaan voordat hij zijn bevoegdheid kan gebruiken. Al om deze reden wordt de bevoegdheid om te wijzigen ingeperkt. Daarbij komt dat als een initiatief aan één van deze voorwaarden voldoet, een aanvullende eis geldt. De initiatiefnemer moet in dat geval zelf aantonen dat hij bij de ontwikkeling van zijn plan optimaal rekening heeft gehouden met het woon- of leefklimaat, dan wel met bepaalde (in artikel 69.7 ROB genoemde) waarden. Bij een initiatief waarvoor een toegevoegde waarde is vereist, geldt bovendien nog een derde eis, namelijk dat moet worden aangetoond dat deze toegevoegde waarde er daadwerkelijk is, en wat deze inhoudt.
9. Eiseres 1 betoogt verder dat verweerder artikel 69.7 ROB niet had mogen toepassen, omdat de systematiek van het ontwikkelingsplan zich daartegen verzet. Aangezien de specifiek op de bestemming toegespitste wijzigingsbepaling van artikel 3.7.2 ROB niet voorziet in de mogelijkheid van een bestemmingswijziging, kan de algemene wijzigingsbepaling van artikel 69.7 ROB daarin evenmin voorzien. Een algemeen geformuleerde bepaling kan namelijk geen verderstrekkende wijzigingsbevoegdheid opleveren dan een specifiek geformuleerde bepaling, aldus eiseres 1.
9.1
Deze beroepsgrond slaagt evenmin. Het Gerecht motiveert dit als volgt.
9.2
Uit de formulering van artikel 69.7 ROB leidt het Gerecht af dat toepassing van deze bepaling in beeld komt als een bestemmingswijziging op grond van 3.7.2. ROB niet mogelijk is. In artikel 69.7 ROB staat namelijk als voorwaarde vermeld dat het moet gaan om initiatieven waarin het ontwikkelingsplan niet voorziet. In dit geval voorziet het ontwikkelingsplan niet in de mogelijkheid om de bestemming ‘Agrarisch – Kunuku ‘ te wijzigen naar ‘Zware Bedrijven’. Niet ter discussie staat immers dat ‘Zware bedrijven’ niet wordt genoemd in de in de in artikel 3.7.2 onder a tot en met i gegeven opsomming van initiatieven. Ook elders in het ontwikkelingsplan wordt niet in de mogelijkheid voor zo’n wijziging voorzien. Dat betekent dat verweerder het verzoek om de bestemmingswijziging terecht heeft beoordeeld met toepassing van artikel 69.7 ROB. De vraag die vervolgens voorligt is, of verweerder terecht tot de conclusie is gekomen dat aan alle eisen van artikel 69.7 ROB is voldaan.
Is het initiatief in het algemeen belang?
10. Eiseres 1 voert aan dat de wijziging van de bestemming ‘Agrarisch – Kunuku ‘ naar zware industrie alleen commerciële belangen dient en op geen enkele manier gericht is op het algemeen belang.
10.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dit als volgt.
10.2
Volgens verweerder dient het initiatief de economische ontwikkeling van Bonaire en daarmee het algemeen belang. In zijn brief van 16 december 2022 (beantwoording zienswijze), het verweerschrift en de toelichting op de zitting heeft verweerder dit standpunt als volgt gemotiveerd. De bestemmingswijziging faciliteert de oprichting van een asfalt- en betonfabriek. Daaraan is behoefte vanwege de grote vraag naar bouwmaterialen op Bonaire, waaronder asfalt en betonblokken. In de wegenbouw op Bonaire is met spoed asfalt nodig. In de florerende bouw is een grote behoefte aan betonblokken. Lokale productie van materialen is van belang voor Bonaire, omdat het importeren van bouwmaterialen extra kosten met zich brengt en de transportkosten aanzienlijk zijn gestegen. Naar het oordeel van het Gerecht heeft verweerder hiermee voldoende gemotiveerd dat het initiatief gericht is op het algemeen belang.
Is optimaal rekening is gehouden met het woon- en leefklimaat of met de natuurlijke, ecologisch, landschappelijke, archeologische of cultuurhistorische waarden?
11. Eiseres voert aan dat er in het gebied sprake is van natuurlijke waarden.
12. Het Gerecht begrijpt deze beroepsgrond aldus, dat eiseres 1 aanvoert dat niet is aangetoond dat aan de overige voorwaarden van artikel 69.7 ROB is voldaan. Dit betoog slaagt. Derde-partij heeft ter zitting gesteld dat hij verder niets hoeft aan te tonen als de ontwikkeling gericht is op het algemeen belang. Het Gerecht volgt derde-partij daarin niet. Bij een initiatief gericht op het algemeen belang hoeft niet te worden aangetoond dat er toegevoegde waarde is en wat die waarde inhoudt. Wel moet de initiatiefnemer aantonen dat hij bij de ontwikkeling van zijn plan optimaal rekening heeft gehouden met het woon- of leefklimaat, dan wel met bepaalde (in artikel 69.7 ROB) genoemde waardes. Het Gerecht stelt vast dat de derde-partij deze onderbouwing niet heeft gegeven. Het Gerecht kan op basis van de nu beschikbare informatie niet vaststellen of er in het omliggende gebied bepaalde waardes zijn waarmee rekening moet worden gehouden, laat staan dat daarmee door de initiatiefnemer “optimaal” rekening is gehouden, zoals artikel 69.7 ROB voorschrijft. Dat betekent dat de bestreden beschikking onvoldoende is gemotiveerd en daarom niet in stand kan blijven. Het Gerecht zal de bestreden beschikking om die reden vernietigen. De door verweerder op de zitting gegeven toelichting over de vraag of er bepaalde waardes zijn waarmee door de initiatiefnemer optimaal rekening is gehouden is onvoldoende. Om deze reden kan het Gerecht de rechtsgevolgen van de te vernietigen bestreden beschikking niet in stand laten.
12. Eiseres 1 voert verder aan dat verweerder op grond van het zogenoemde Didam-arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1778) alle potentiële gegadigden de gelegenheid had moeten bieden om mee te dingen naar de koop van het perceel. Door dit na te laten heeft verweerder onrechtmatig gehandeld.
12.1
Het Gerecht gaat niet mee in dit betoog. Hierbij is van belang dat de derde-partij het perceel heeft gekocht van een private partij (erven [familienaam]). Anders dan in de zaak die tot het Didam-arrest heeft geleid, heeft er in deze zaak dus geen privaatrechtelijke rechtshandeling plaatsgevonden waarbij verweerder als publiekrechtelijk orgaan betrokken is geweest. Deze zaak is daarom niet vergelijkbaar met de in het Didam-arrest spelende zaak, zodat eiseres 1 zich daarop niet succesvol kan beroepen.
Is sprake van een schaarse vergunning?
13. Eiseres 1 beroept zich ook op de zogenoemde Vlaardingen-uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 november 2016
(ECLI:NL:RVS:2016:2927), waarin is bepaald dat bij de verdeling van schaarse vergunningen aan potentiële gegadigden de mogelijkheid moet worden geboden om mee te dingen naar de beschikbare vergunningen. Volgens eiseres 1 ziet de bestreden beschikking in deze zaak ook op schaarse vergunning, omdat er een vergunning is verleend voor een gebruiksmogelijkheid die vanwege de effecten op de leefomgeving maar beperkt beschikbaar is. Verweerder had eiseres 1 een gelijke kans moeten bieden om deze vergunning te verkrijgen. Nu verweerder dit niet heeft gedaan, heeft hij gehandeld in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur, aldus eiseres 1.
13.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Anders dan in de zaak die centraal staat in de Vlaardingen-uitspraak, is in dit geval geen sprake van een schaarse vergunning. Er is namelijk geen sprake van een beperkt aantal rechten dat verdeeld kan worden. Ook heeft verweerder geen maximum vastgesteld van het aantal beschikkingen waarin een aanvraag om een dergelijke bestemmingswijziging kan worden toegekend. Dat betekent dat het nog steeds mogelijk is om voor andere locaties een bouwvergunning aan te vragen, al dan niet in combinatie met een aanvraag om wijziging van de bestemming naar ‘Zware industrie’.
Heeft verweerder ten opzichte van eiseres 1 oneerlijk gehandeld?
14. Eiseres 1 heeft op de zitting nog aangevoerd dat het oneerlijk is dat de concurrent de mogelijkheid is geboden om op relatief goedkope koopgrond zware industrie te bedrijven, terwijl eiseres 1 die kans niet krijgt. Eiseres 1 wil zelf ook graag grond kopen en heeft twee jaar geleden aan verweerder verzocht om een bestemmingswijziging. Aan haar is toen door verweerder te kennen gegeven dat dit nooit gaat gebeuren.
14.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het perceel in kwestie was zoals gezegd in handen een private partij en niet van verweerder. Dat deze grond door deze private partij is verkocht aan de derde-partij en niet aan eiseres 1 ligt daarom niet in de invloedssfeer van verweerder. Verweerder heeft gemotiveerd dat bij de afweging om de bestemmingswijziging toe te staan een rol heeft gespeeld dat voor de grond lastig een andere bestemming dan zware industrie denkbaar is, omdat er al veel (overlast gevende) zware industrie wordt bedreven in dit gebied. Het Gerecht acht dit een plausibel, zakelijk argument, dat niet gericht is tegen eiseres 1 persoonlijk. Het Gerecht stelt verder vast dat eiseres 1 geen stukken heeft overgelegd die haar stelling onderbouwen dat verweerder daadwerkelijk tegen haar gezegd zou hebben gezegd dat een bestemminswijziging nooit mogelijk zal zijn. Daarbij komt dat de situatie van eiseres 1 sowieso niet te vergelijken is met de situatie van de derde-partij, omdat eiseres 1 ook destijds geen perceel in eigendom had.
Conclusie en gevolgen
15.1
Omdat de initiatiefnemer niet heeft aangetoond dat hij bij de ontwikkeling van zijn plan optimaal rekening heeft gehouden met het woon- of leefklimaat, dan wel met bepaalde (in artikel 69.7 ROB) genoemde waardes, is niet aan alle voorwaarden van artikel 69.7 ROB voldaan. Verweerder heeft daarom ten onrechte met toepassing van dit artikel de bestemming van het perceel gewijzigd. Het beroep is dus gegrond en het Gerecht zal de bestreden beschikking vernietigen. Omdat het aan de initiatiefnemer (lees: de derde-partij) is om aan te tonen dat zijn plan aan de hiervoor genoemde voorwaarde voldoet en dat tot nu toe niet is gebeurd, kunnen de rechtsgevolgen van de bestreden beschikking evenmin in stand blijven. Verweerder zal de motivering van de beschikking moeten aanvullen aan de hand van de door de initiatiefnemer aan te leveren informatie.
15.2
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht van USD 84,- aan eiseres 1 vergoeden en krijgt eiseres 1 ook een vergoeding van haar proceskosten. Deze vergoeding bedraagt USD 782,- omdat de gemachtigde van eiseres 1 een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, waarde per punt USD 391,-).

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep van eiseres 2 niet-ontvankelijk;
  • verklaarthet beroep van eiseres 1 gegrond;
  • vernietigtde bestreden beschikking;
  • bepaaltdat verweerder binnen vier maanden na deze uitspraak de motivering van de bestreden beschikking moet aanvullen, met in achtneming van de inhoud van deze uitspraak;
  • veroordeeltverweerder tot betaling aan eiseres 1 van haar proceskosten tot een bedrag van USD 782,-;
  • bepaaltdat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van USD 84,- aan haar vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. drs. S. Lanshage, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2023, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Schaft, griffier.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open binnen
zes wekenna de dag van kennisgeving van de uitspraak.