In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had op 5 oktober 2022 de verblijfsvergunning van eiseres ingetrokken, met als reden dat zij de voorwaarden van haar verblijfsvergunning zou hebben overtreden. Eiseres had echter op 24 mei 2022 opnieuw een tijdelijke verblijfsvergunning verkregen, waardoor de intrekking per 11 maart 2022 feitelijk niet leidde tot een beëindiging van haar verblijf op Bonaire. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de bestreden beschikking, omdat zij meent dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de omstandigheden van haar verblijf en werk.
Het Gerecht heeft op 22 september 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Het Gerecht oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder te weinig onderzoek heeft verricht om te concluderen dat eiseres de voorwaarden van haar verblijfsvergunning heeft overtreden. De intrekking van de verblijfsvergunning is een belastend besluit, en het is aan verweerder om de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten. In dit geval heeft verweerder zijn conclusie uitsluitend gebaseerd op een enkele waarneming van de arbeidsinspectie, zonder verder onderzoek te doen naar de werkelijke situatie.
Het Gerecht vernietigt de bestreden beschikking, waardoor de intrekking van de verblijfsvergunning van eiseres niet in stand blijft. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en voldoende onderzoek bij besluiten die de verblijfsstatus van individuen beïnvloeden.