In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is behandeld, vordert de eiser, een werknemer van HBB B.V., loondoorbetaling na een ontslag op staande voet. De werknemer is sinds 18 november 2022 arbeidsongeschikt en heeft in de maanden voorafgaand aan zijn ontslag onvoldoende gecommuniceerd over zijn gezondheidstoestand. HBB B.V. heeft de werknemer op 1 september 2023 op staande voet ontslagen, omdat zij ervan uitging dat hij na 27 augustus 2023 weer aan het werk kon gaan, gebaseerd op eerdere communicatie van de werknemer. De werknemer betwist echter de geldigheid van het ontslag en vordert doorbetaling van zijn loon, omdat hij van mening is dat er geen dringende reden voor ontslag was.
De rechter oordeelt dat de reden voor het ontslag niet als dringende reden kan worden aanvaard. De werknemer had op het moment van ontslag nog geen nieuwe beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid gehad en HBB had niet mogen aannemen dat hij weer kon werken. De rechter concludeert dat het ontslag nietig is en wijst de vordering van de werknemer tot doorbetaling van het loon toe, inclusief vertragingsrente en wettelijke rente. HBB wordt ook veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 23 oktober 2023 door rechter J.R. Veerman.