ECLI:NL:OGEABES:2023:24

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
BON202200410
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een aannemingsovereenkomst en terugbetaling van termijnbetalingen voor een niet afgebouwde woning

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres in conventie en West Form B.V. De eiseres vorderde ontbinding van de aannemingsovereenkomst en terugbetaling van termijnbetalingen voor een niet afgebouwde woning. De rechtbank oordeelde dat de terugbetalingsvordering alleen kan volgen uit een algehele ontbinding van de overeenkomst, en niet uit een gedeeltelijke ontbinding zoals door de eiseres was gevorderd. Desondanks werd de terugbetalingsvordering van de eiseres toegewezen, omdat West Form de verplichting tot terugbetaling niet had bestreden, maar enkel de hoogte van het gevorderde bedrag. De rechtbank verhoogde het bedrag van de terugbetaling tot USD 20.600,00, rekening houdend met de verschuldigde ABB.

De rechtbank oordeelde verder dat de overeenkomst rechtsgeldig was ontbonden op basis van artikel 6:80 lid 1 sub a BW BES, omdat de voortgang van de bouw niet in overeenstemming was met de termijnbetalingen. De eiseres had bijna twee keer zoveel betaald als dat er was gebouwd, wat werd bevestigd door foto’s die bij het deskundigenbericht waren gevoegd. De rechtbank wees ook de vorderingen in reconventie van West Form af, en veroordeelde hen in de proceskosten van de eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van een algehele ontbinding in het geval van een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst, en de gevolgen daarvan voor terugbetalingsvorderingen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire

Registratienummer : BON202200410
Datum beslissing : 27 september 2023
VONNIS
in de zaak van
[eiseres in conventie/gedaagde in reconventie],
wonende te Bonaire,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie
gemachtigde: mr. E.J. Winkel,
tegen
de besloten vennootschap
WEST FORM B.V.,
gevestigd te Bonaire,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde mr. A.T.C. Nicolaas.
Partijen worden hierna [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] en West Form genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 7 juni 2023
- het deskundigenbericht van 17 juli 2023
- de conclusies na deskundigenbericht van partijen van
30 augustus 2023 [1] .
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het vonnis van 7 juni 2023 is de heer P. Wichers van Jacobs architecten tot deskundige (hierna: de deskundige) benoemd om antwoord te geven op de vraag wat in objectieve zin de bouwkosten zijn van de niet afgebouwde woning met 1 juli 2022 als peildatum.
2.2.
De deskundige heeft in zijn daarop uitgebrachte rapport de kosten inclusief een percentage voor de algemene kosten en winst en risico begroot op USD 25.000,00 exclusief ABB.
2.3. [
eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] heeft in haar conclusie niet gereageerd op deze begroting. Zij heeft alleen gereageerd op een daaraan voorafgaande conceptbegroting, die sluit op een lager bedrag, namelijk op USD 16.000,00 [2] . Vermeerderd met de kosten voor de niet in de conceptbegroting opgenomen septic tank van USD 4.644,21 zou volgens haar van een bedrag van USD 20.644,21 moeten worden uitgegaan.
2.4.
West Form heeft wel gereageerd op de begroting, maar kan zich daarin niet vinden. Naar aanleiding van de conceptbegroting heeft zij een aantal vragen gesteld. De deskundige heeft daarop geantwoord en naar aanleiding daarvan heeft hij een aantal posten naar boven bijgesteld, maar naar stelling van West Form niet voldoende. Zij heeft de deskundige een alternatieve begroting aangereikt van USD 49.944,38. Anders dan de begroting van de deskundige is dit een ‘elementenbegroting’ waarin de verschillende onderdelen afzonderlijk zijn opgenomen en waarin manuren en materiaal apart zijn opgenomen. Zij vindt dat de deskundige een dergelijke gespecificeerd begroting had moeten maken. De deskundige is alleen maar uitgegaan van eenheidsprijzen, die bovendien verouderd zijn. Verder heeft de deskundige geen rekening gehouden met een prijsverhoging die doorgaans door (onder)aannemers en toeleveranciers wordt gerekend voor een bouwplaats die moeilijk bereikbaar is, waarvan hier sprake is. Bovendien had de deskundige in zijn begroting een vergoeding moeten opnemen voor het tijdens de bouw door hem besproeien van de planten op het terrein. Haar kosten, voor onder meer het daarvoor aan te voeren water, bedragen USD 1.850,00. Daarnaast is de deskundige uitgegaan van verkeerde diktes en/of andere uitvoeringen van vloeren, poeren en kolommen. De deskundige heeft de opmerkingen die West Form daarover naar aanleiding van het conceptrapport heeft gemaakt niet, althans niet volledig in zijn definitieve rapport verwerkt. Uiteindelijk stelt West Form in haar conclusie dat daarom aan het begrote bedrag van USD 25.000,00 moet worden toegevoegd een bedrag van USD 1.850,00 voor extra water,
USD 1.700,00 en USD 1.650,00 in verband met de slechte bereikbaarheid van de bouwplaats, USD 5.240,00 voor extra grondstoffen en hulpmaterialen, USD 2.800,00 voor winstderving en USD 3.820,00 voor bouwmaterialen naar bouwmarktprijzen. Daarnaast zou er nog een verhoging moeten plaatsvinden met de ABB, die zij op USD 3.365,00 berekent.
2.5.
Het gerecht volgt West Form hierin niet. De bedragen waarmee volgens haar nog naast de begroting van de deskundige rekening moet worden gehouden zijn onvoldoende specifiek en nauwelijks onderbouwd. Naar aanleiding van het commentaar van West Form heeft de deskundige de conceptbegroting al bijgesteld naar boven. Waarom de begroting nog verder zou moeten worden aangepast, maakt West Form onvoldoende duidelijk. Er is geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de begroting van de deskundige. Het gerecht neemt deze dan ook over. Het gerecht zal de begroting nog wel verhogen met de over de bouwkosten verschuldigde ABB. Dat leidt tot een bedrag van USD 27.000,00 (USD 25.000,00 + 8%). Daaruit volgt dat West Form in verband met de voortijdige beëindiging van de overeenkomst, van het bedrag van USD 47.600,00 dat [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] aan bouwtermijnen heeft betaald [3] een bedrag van USD 20.600,00 moet terugbetalen.
2.6.
Als ervan wordt uitgegaan dat de overeenkomst door opzegging is geëindigd zou West Form nog aanspraak hebben op een, met het voormelde bedrag te verrekenen, vergoeding voor haar als gevolg van de opzegging gederfde winst. Het gerecht is echter van oordeel dat de overeenkomst niet door opzegging maar door de ontbindingsverklaring van [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] rechtsgeldig is beëindigd, waartoe het volgende redengevend is. Gelet op de hoogte van het voormelde bedrag aan bouwkosten is de conclusie dat de voortgang van de bouw geen gelijke tred heeft gehouden met de wekelijkse termijnbetalingen door [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie]. Zij heeft bijna twee keer zoveel betaald dan dat er is gebouwd. Dat wordt bevestigd door de foto’s die bij het deskundigenbericht zijn gevoegd, waarop is te zien dat de bouw nog niet of nauwelijks in de hoogte is gegaan. Intussen had [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] ten tijde van de ontbinding al bijna de helft van wat partijen waren overeengekomen betaald en was de helft van de overeengekomen bouwtijd al verstreken. Daarmee moet ervan worden uitgegaan dat niet zonder forse vertraging zou worden opgeleverd. Dat gaf [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] het recht de overeenkomst te ontbinden, meer specifiek op grond van artikel 6:80 lid 1 sub a BW BES.
2.7.
Voor de vorderingen van [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] geldt nu het volgende. [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] vordert met haar eerste vordering een verklaring voor recht dat de aannemingsovereenkomst gedeeltelijk is ontbonden voor zover deze meer inhoudt dan de werkzaamheden die West Form heeft verricht. Die vordering loopt vooruit op haar tweede vordering waarin een terugbetaling wordt gevorderd van een deel van wat er door [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] is betaald, maar toewijzing van de eerste vordering leidt op zichzelf niet tot een toewijzing van de tweede vordering. Immers, de eerste vordering strekt ertoe dat partijen van hun nog uit te voeren verbintenissen zijn bevrijd, terwijl de tweede vordering ziet op terugbetaling van termijnen die al zijn betaald. Die terugbetaling kan in dat geval – dus in het geval dat de overeenkomst niet volledig is of wordt ontbonden, maar slechts gedeeltelijk, op de wijze zoals gevorderd – mogelijk alleen nog grond vinden in een onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking. Echter, onverschuldigd waren de termijnbetalingen niet omdat [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] met die betalingen voldeed aan haar verplichting uit de overeenkomst, terwijl voor een ongerechtvaardigde verrijking specifieke eisen gelden, welke gesteld noch gebleken zijn. Bij een algehele ontbinding van de overeenkomst speelt dit allemaal niet, immers zijn partijen daardoor niet alleen bevrijd van hun nog uit te voeren verbintenissen maar moeten tevens reeds uitgevoerde verbintenissen ongedaan moeten worden gemaakt. De termijnbetalingen van [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] moeten dan worden terugbetaald waarmee een daarvoor vast te stellen waardevergoeding voor de bouwwerkzaamheden van West Form kan worden verrekend. De conclusie is dus dat een terugbetalingsvordering, alleen kan volgen uit een algehele ontbinding en niet uit een gedeeltelijke ontbinding op de wijze zoals door [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] gevorderd. Niettemin zal het gerecht de terugbetalingsvordering van [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] wél toewijzen nu West Form op zichzelf de verplichting daartoe niet heeft bestreden, maar alleen de gevorderde hoogte daarvan. Ook zal het gerecht, voor wat het waard is, de gevorderde verklaring voor recht van een gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst toewijzen, echter met een beperking voor wat betreft de bouwtekening en de daarvoor betaalde kosten, waarover hierna meer.
2.8.
Van de tweede vordering in conventie, de betalingsvordering, is het hiervoor vermelde bedrag van USD 20.600,00 toewijsbaar. In dit bedrag is niet het bedrag van USD 3.400,00 begrepen dat [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] voor de bouwtekening heeft betaald. Dit bedrag kon, zoals overeengekomen, van de laatste bouwtermijn worden afgetrokken, maar [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] hoeft en zal geen bouwtermijnen meer betalen zodat daarvoor geen mogelijkheid meer is. Toch gaat wat [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] voor deze tekening heeft betaald niet naar haar terug omdat zij nog over de tekening beschikt of daarover kan beschikken terwijl gesteld noch gebleken is dat de tekening niet voor haar van nut kan zijn bij de verdere afbouw van de woning. Er is daarom geen reden om de overeenkomst voor dit (reeds uitgevoerde) deel te beschouwen als ontbonden. De tekening is van [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] en zij kan deze houden.
2.9.
Met het voorgaande zijn de vorderingen dus grotendeels toewijsbaar. West form zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] begroot op USD 419,00 voor het griffierecht, USD 159,00 voor de deurwaarder en USD 1.396,00 (2 punten x tarief 5) in verband met het salaris van de gemachtigde, te vermeerderen, zoals gevorderd, met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis.
2.10.
Daarnaast zal West Form worden veroordeeld tot betaling van
USD 318,00 in verband met de door [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] gemaakte kosten voor de taxatie van Taxabon te vermeerderen met de wettelijke rente daarover van, zoals gevorderd veertien dagen na betekening van dit vonnis. Het gaat hier om redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Ingevolge artikel 6:96 lid 1 sub 3 BW BES dient West Form deze kosten als gevolg van haar toerekenbaar tekortschieten aan [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] te vergoeden.
2.11.
Uit de beoordeling in conventie volgt dat de vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal West Form in de kosten van die procedure worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] begroot op USD 559,00 (2 punten x 0,5 x tarief 4).

3.De beslissing

het gerecht
in conventie
3.1.
verklaart voor recht dat de aannemingsovereenkomst zoals vastgelegd in het verslag van 9 februari 2022 gedeeltelijk is ontbonden voor zover deze meer inhoudt dan de werkzaamheden die West Form heeft verricht,
3.2.
veroordeelt West Form tot betaling aan [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] van
USD 20.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2022 tot aan de dag van algehele voldoening,
3.3.
veroordeelt West Form tot betaling aan [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] van een schadevergoeding van USD 318,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening,
3.4.
veroordeelt West Form in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] begroot op USD 1.974,00,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.6.
wijst de vorderingen af,
3.7.
veroordeelt West Form in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] begroot op USD 559,00,
verder in conventie en in reconventie
3.8.
veroordeelt West Form in de aan de zijde van [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] te maken nakosten welke forfaitair worden begroot op USD 223,00 en te verhogen met USD 84,00 indien betekening plaatsvindt nadat West Form niet binnen veertien (14) na daartoe te zijn aangeschreven vrijwillig aan de veroordelingen in dit vonnis zal hebben voldaan,
3.9.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.De conclusie van de zijde van [eiseres in conventie/gedaagde in reconventie] getiteld “akte uitlating”
2.De conceptbegroting is overigens niet overgelegd en zat ook niet bij het deskundigenbericht
3.Verzoekschrift, randnummer 8