Overwegingen
Uitspraak op zowel vovo als beroepschrift
1. Het Gerecht is van oordeel dat de feiten in dit geval geen nader onderzoek vergen. Met de schriftelijke toestemming van partijen – zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting - zal het Gerecht daarom ook uitspraak doen op het beroep. Omdat de zaak finaal wordt afgedaan, is geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.
Waar het in deze zaak over gaat
2. ABVO was de vakvereniging die door de meerderheid van de werknemers van het bedrijf Telefonia Bonairiano NV (Telbo) was aangewezen om de werknemers te vertegenwoordigen bij de behartiging van arbeidsaangelegenheden en was uit dien hoofde betrokken bij de onderhandelingen die tot de huidige collectieve arbeidsovereenkomst (cao) van deze werknemers heeft geleid. Deze cao is tot en met 31 december van dit jaar van kracht.
3. Op grond van artikel 14A van de Arbeidsgeschillenwet 1946 BES (Arbeidsgeschillenwet) kan de bemiddelaar op verzoek van de werkgever of het bestuur van een vakvereniging een referendum houden onder de werknemers om vast te stellen welke vakbond binnen het bedrijf als hoofdvakbond moet worden aangemerkt. De regels die gelden voor het houden van zo’n referendum, zijn vastgelegd in de Arbeidsvrederegeling BES (de regeling).
4. Namens werkgever Telbo is aan de bemiddelaar verzocht om een referendum te houden als hiervoor bedoeld. De bemiddelaar heeft dit verzoek toegewezen en heeft de datum voor dit referendum bepaald op 4 juli 2023. De bemiddelaar heeft het verzoek van ABVO om het referendum uit te stellen afgewezen. Het referendum, waaraan ABVO en AFBW hebben deelgenomen, heeft op 4 juli 2023 doorgang gevonden. De uitslag daarvan - 39 stemmen voor AFBW, 1 stem voor ABVO - is op
6 juli 2023 bekendgemaakt in een proces-verbaal van de bemiddelaar.
5. ABVO komt zowel op tegen de beslissing van de bemiddelaar om het referendum te houden als tegen dit proces-verbaal. Volgens ABVO is het referendum gehouden zonder dat de hiervoor geldende wettelijke termijnen in acht zijn genomen. Als gevolg daarvan was ABVO niet in staat om haar achterban te informeren en te mobiliseren. Als ABVO daartoe wel in de gelegenheid zou zijn gesteld, dan had het referendum mogelijk tot een andere uitkomst geleid.
Indien gevolg wordt gegeven aan de uitkomst van dit referendum, dan zal dit bovendien leiden tot onrust op de werkvloer, aldus nog steeds ABVO. Aan het voorgaande verbindt ABVO de conclusie dat de uitslag van het referendum nietig moet worden verklaard en dat er een nieuw referendum moet worden gehouden.
6. Volgens de bemiddelaar kan niet succesvol worden opgekomen tegen de beslissing om het referendum te houden, aangezien het referendum op 4 juli 2023 is gehouden en de beslissing dus al is uitgewerkt. Tegen het proces-verbaal waarin de uitslag is bekendgemaakt, kan evenmin worden opgekomen omdat dit proces-verbaal niet is gericht is op rechtsgevolg en daarom geen beschikking is in de zin van de War BES, aldus nog steeds de bemiddelaar.
De beoordeling van het Gerecht
7. Het Gerecht beoordeelt in deze zaak allereerst of hij bevoegd is om van het beroep kennis te nemen. In dat kader beantwoordt het Gerecht de vraag of de beslissing en het proces-verbaal waartegen ABVO opkomt, kunnen worden aangemerkt als beschikkingen in de zin van de War BES. Afhankelijk van het antwoord op die vraag, zal het Gerecht vervolgens beoordelen of de beschikking(en) in stand kan/kunnen blijven.
8. Op grond van artikel 7, eerste lid, van de War BES kunnen natuurlijke personen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
9. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de War BES wordt onder een beschikking verstaan een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
10. Het Gerecht is van oordeel dat het proces-verbaal waarin de uitslag van het referendum is vastgesteld, niet kan worden aangemerkt als een beschikking als hiervoor bedoeld. Het proces-verbaal bevat namelijk slechts de schriftelijke vastlegging van de vastgestelde uitslag van het referendum – een vaststelling van een feit - en is daarmee niet op enig rechtsgevolg gericht. Dit leidt tot de conclusie dat het Gerecht in zoverre onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep van ABVO.
11. Ten aanzien van de beslissing van de bemiddelaar om een referendum te houden overweegt het Gerecht als volgt.
12. De bemiddelaar is op grond van artikel 14A van de Arbeidsgeschillenwet bevoegd om een referendum te houden. Een referendum brengt voor de werkgever de verplichting mee om aan het referendum mee te werken en zijn werknemers de gelegenheid te bieden om met behoud van loon hun stem uit te brengen. Een beslissing van de bemiddelaar tot het houden van een referendum is daarom gericht op een publiekrechtelijk rechtsgevolg. De vraag is of daarnaast ook is voldaan aan het vereiste dat sprake moet zijn van een
schriftelijkbesluit.
13. Het Gerecht beantwoordt deze vraag bevestigend en motiveert dit als volgt.
In het dossier bevindt zich een e-mailbericht van de bemiddelaar van 30 juni 2023 waarin ABVO wordt geïnformeerd dat op 4 juli 2023 een referendum wordt gehouden onder de werknemers van Telbo en dat de lijst met werknemers die mogen stemmen later bekend wordt gemaakt. Het Gerecht overweegt dat de bemiddelaar in deze e-mail (voor het eerst) schriftelijk kenbaar heeft maakt dat - en wanneer - een referendum zou worden gehouden. Het Gerecht verbindt hieraan de conclusie dat met deze e-mail uitvoering wordt gegeven aan de publiekrechtelijke bevoegdheid van de bemiddelaar om een referendum te houden in de zin van artikel 14A van de Arbeidsgeschillenwet. Het Gerecht merkt deze e-mail daarom aan als een beschikking in de zin van artikel 3, eerste lid, van de War BES. Dit betekent dat het Gerecht bevoegd is om daarvan kennis te nemen en toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van deze beschikking.
14. In de regeling is gedetailleerd vastgelegd hoe de bemiddelaar te werk dient te gaan bij de uitoefening van zijn bevoegdheid om een referendum te houden, en welke termijnen daarbij in acht moeten worden genomen. Tussen partijen is niet in geschil, en ook het Gerecht stelt vast, dat de bemiddelaar in zijn beschikking van
30 juni 2023 niet aan de bepalingen van deze regeling heeft voldaan. Artikel 11 van de regeling bepaalt namelijk dat tussen de mededeling wanneer het referendum wordt gehouden en de dag van het referendum tenminste veertien dagen gelegen moeten zijn. In dit geval is pas op 30 juni 2023 medegedeeld dat het referendum (al) op 4 juli 2023 zou worden gehouden. Het Gerecht stelt vast dat de regeling geen bepaling kent op grond waarvan van bovengenoemde termijn kan worden afgeweken. Daarbij komt dat in de bestreden beschikking niet is gemotiveerd welke omstandigheden volgens de bemiddelaar rechtvaardigen dat in dit geval van bovengenoemde termijn wordt afgeweken.
15. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de bestreden beschikking in strijd met de wettelijke bepalingen die de bemiddelaar in acht had moet nemen bij de uitoefening van de aan hem in artikel 14A gegeven bevoegdheid is gegeven en voorts ook in strijd met het motiveringsbeginsel is gegeven. De bestreden beschikking is daarom onrechtmatig en kan dus niet in stand blijven. Het Gerecht zal de bestreden beschikking daarom vernietigen en het beroep van ABVO gegrond verklaren.
16. Het voorgaande heeft tot gevolg dat het referendum op 4 juli 2023 is gehouden op basis van een onrechtmatige beschikking. Het referendum mocht dus niet worden gehouden. Dit brengt met zich dat de uitslag van dit referendum niet mag dienen als basis voor het aanwijzen van een nieuwe hoofdvakbond van Telbo.
17. Het Gerecht ziet aanleiding om de bemiddelaar te veroordelen tot betaling aan ABVO van de gemaakte proceskosten. Het Gerecht stelt de proceskosten vast op NAf 1.400,- (1 punt voor indien van het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van Naf 700,).