ECLI:NL:OGEABES:2023:18

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 juli 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
BON202000184
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens diefstal en verduistering in dienstbetrekking

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en de naamloze vennootschap Bonaire Bayside N.V., hierna aangeduid als Cuba Compagnie. [Verzoeker] was in dienst bij Cuba Compagnie en werd op 30 december 2019 op staande voet ontslagen wegens diefstal en verduistering in dienstbetrekking. Cuba Compagnie had vermoedens van onregelmatigheden en startte een intern onderzoek, waaruit bleek dat [verzoeker] en een collega, [betrokkene 1], geld verduisterden door betalingen met $100-biljetten niet correct af te handelen. Tijdens de mondelinge behandeling ontkende [verzoeker] de beschuldigingen, maar het gerecht oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de dringende reden van ontslag. De rechter overwoog dat de ontslaggrond, diefstal/verduistering, op zichzelf een geldige reden voor ontslag op staande voet is. Het gerecht concludeerde dat het ontslag niet onregelmatig of kennelijk onredelijk was en wees de verzoeken van [verzoeker] om schadevergoeding af. Tevens werd [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten van Cuba Compagnie.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
zittingsplaats Bonaire
Registratienummer : BON202000184
Datum uitspraak : 29 juli 2020

BESCHIKKING

in de zaak van

[VERZOEKER],

wonende te Bonaire,
verzoeker,
gemachtigde: mr. E.J. Winkel,
tegen

de naamloze vennootschap Bonaire Bayside N.V.,

gevestigd te Bonaire,
verweerder, hierna: Cuba Compagnie,
gemachtigde: mr. M.M.A. van Lieshout.

De procedure

1. Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen op 22 april 2020,
- het verweerschrift d.d. 27 mei 2020,
- de overlegging op 28 mei 2020 van een audio-opname d.d. 30 december 2019 en een video-opname d.d. 31 december 2019,
- de mondelinge behandeling d.d. 14 juli 2020, waarbij zijn verschenen [verzoeker] met zijn gemachtigde en namens Cuba Compagnie haar bestuurder […] en de gemachtigde.
2. De uitspraak is bepaald op heden.

De feiten

3. Cuba Compagnie exploiteert een horecazaak in het centrum van Kralendijk.
4. [ [Verzoeker] is, evenals [betrokkene 1], op 1 augustus 2017 in dienst getreden van Cuba Compagnie, laatstelijk tegen een loon per maand van US$ 2.172,91 bruto, vermeerderd met een aanvulling van US$ 250 en een vrije besteding van US$ 150.
5. Naar aanleiding van vermoedens van diefstal dan wel verduistering in dienstbetrekking door [verzoeker] en [betrokkene 1] is Cuba Compagnie een intern onderzoek gestart.
6. Op 30 december 2019 is [verzoeker], samen met [betrokkene 1], in een gesprek door Cuba Compagnie geconfronteerd met de bevindingen van het onderzoek en op staande voet ontslagen wegens verduistering/diefstal in dienstbetrekking. [Verzoeker] heeft in dit gesprek ontkend zich hieraan schuldig te hebben gemaakt.
7. Bij brief van 30 december 2019 heeft Cuba Compagnie aan [verzoeker] meegedeeld:
(…) dat u met ingang van 30 december 2019 op staande voet bent ontslagen. Aan dit ontslag ligt de volgende reden ten grondslag:
(...) Uit intern onderzoek is gebleken dat u zich in deze periode in dienstverband op onrechtmatige wijze geld heeft toe geëindigd welke aan cliënte toebehoort/zou moeten gaan toebehoren door bij betalingen door gasten/klanten met US$ 100 biljetten dit geld voor uzelf te houden (niet aan de kassa af te dragen), wisselgeld uit de kassa (terug) te geven aan de gast/klant en de bestelling en/of geconsumeerde niet aan te slaan in de kassa.
De redenen voor dit ontslag zijn u vandaag voorafgaand aan de terhandstelling van dit schrijven mondeling medegedeeld. Meer specifiek betreft deze diefstal verduistering in dienstverband.
Deze omstandigheid levert een dringende reden tot ontslag. Bij de afweging van alle omstandigheden is rekening gehouden met uw persoonlijke belangen.
(…)
Cliënte zal op 31 december 2019 een correcte eindafrekening opstellen van het salaris, vakantiegeld en niet-genoten vakantiedagen. (…)
(…)
Indien u deze aantijgingen ontkent en/of tegen het ontslag op staande voet verzet zal er onverwijld aangifte tegen u worden gedaan bij het Korpspolitie Caribisch Nederland (Bonaire).
8. Op 30 december 2019 is door [bestuurder] namens Cuba Compagnie aangifte tegen [verzoeker] gedaan van verduistering in dienstbetrekking.
9. Bij brief van 3 februari 2020 van zijn gemachtigde heeft [verzoeker] (wederom) ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering dan wel diefstal in dienstbetrekking en betwist dat er een dringende reden is voor ontslag. Hij heeft niet de nietigheid van het ontslag ingeroepen, maar aanspraak op een schadevergoeding gemaakt.
10. De officier van justitie heeft [bestuurder] bij brief van 28 februari 2020 geschreven:
(…)
Op het parket is een dossier binnengekomen betreffende verduistering in dienstbetrekking gepleegd op 21 november, 5 december, 19 december en 26 december 2019 te Bonaire. Het dossier is ingeschreven onder bovenstaand parketnummer en daarin bent u als (mede) verdachte aangemerkt.
Ik deel u hierbij mede dat ik heb besloten om geen (verdere) strafvervolging tegen verdachten [betrokkene] en [verzoeker] in te stellen en dat de zaak geseponeerd wordt. Dit komt omdat er onvoldoende wettig en overtuigend en wettig bewijs is.
(…)

Het geschil

11. [ [Verzoeker] verzoekt het gerecht, samengevat, om:
het verleende ontslag d.d. 30 december 2019 onregelmatig te verklaren,
het verleende ontslag kennelijk onredelijk te verklaren,
Cuba Compagnie te veroordelen aan [verzoeker] een bedrag (gelijk aan 6½ maand loon) te voldoen aan schadevergoeding wegens onregelmatig ontslag, kennelijk onredelijk ontslag en cessantia, vermeerderd met de verhoging ex art. 7A:1614q BW BES en wettelijke rente.
12. Ter onderbouwing stelt hij dat het ontslag onterecht is gegeven, omdat er geen sprake is van een dringende reden. De beschuldigingen van Cuba Compagnie zijn weersproken en niet onderbouwd met bewijsstukken, aldus [verzoeker].
13. Cuba Compagnie voert gemotiveerd verweer.

De beoordeling

14. Op grond van art. 7A:1615o lid 1 BW BES kan ieder der partijen de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen doen eindigen, maar de partij die dit doet zonder dat de wederpartij daarin toestemt, is schadeplichtig, tenzij zij de dienstbetrekking aldus doet eindigen om een dringende, aan de wederpartij onverwijld medegedeelde reden (ontslag op staande voet).
Een terecht gegeven ontslag kan dus nooit onregelmatig zijn. Bij een ontslag door de werkgever geldt bovendien dat rekening moet hebben gehouden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Een terecht gegeven ontslag op staande voet kan dus ook nooit kennelijk onredelijk zijn.
15. In deze procedure gaat het om de vraag of een dringende reden aanwezig is. Niet ter discussie staat dat de gestelde ontslaggrond - diefstal/verduistering in dienstbetrekking - op zichzelf een grond is voor ontslag op staande voet. Art. 7A:1615p lid 2 sub 4 BW BES benoemt dit ook expliciet. [Verzoeker] ontkent echter het bestaan van de gestelde ontslaggrond, terwijl de bewijslast voor de gestelde diefstal/verduistering op Cuba Compagnie rust. Dat de officier heeft besloten om de zaak te seponeren, is in dit kader niet relevant, aangezien in strafzaken andere bewijsnormen gelden dan in civiele zaken.
16. Het gerecht overweegt dat vaststaat dat [verzoeker] en [betrokkene 1] op de donderdagavonden in november en december 2019 samen de buitenbar bedienden en gebruik maakten van de kassa van de buitenbar, en dat die avonden vanaf 22.00 uur, vanwege de drukte, bestellingen niet werden geregistreerd. Vaststaat ook dat Cuba Compagnie in die periode mensen heeft ingezet om op de donderdagavonden na 22.00 uur bestellingen aan de buitenbar te doen en te betalen met biljetten van US$ 100, waarvan [bestuurder] op voorhand foto’s had gemaakt en de nummers had opgeschreven, dat [bestuurder] per Whatsapp op de hoogte werd gehouden van die betalingen, dat hij de kassa bij de buitenbar steeds ca. 10 minuten later heeft afgeroomd en dat hij daarbij een deel van die biljetten niet in de kassa heeft aangetroffen.
De verwijten van diefstal/verduistering in dienstbetrekking zijn geconcretiseerd in de aangifte d.d. 30 december 2019:
In de maand november zijn het [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] geweest, die met $ 100,-- biljetten bij [betrokkene 1] en [verzoeker] hebben afgerekend.
Op 28-11-2019 tussen 23.00 en 00.30 uur heeft [betrokkenen 2] drie keer betaald met $ 100 betaald aan [verzoeker] en [betrokkene 1]. Daarvan is een (1) bankbiljet van $ 100,-- niet teruggekomen. Hiermee wil ik zeggen dat er die avond minimaal 1 bankbiljet van $ 100,-- door hen is weggenomen.
Op 5-12-2019 22.00 uur en 24.00 uur is door [betrokkene 5] en [betrokkene 6] twee maal met $ 100,-- betaald waarvan er een (1) niet is teruggekomen. Dat bankbiljet is door [verzoeker] en/of [betrokkene 1] weggenomen. Deze betalingen zijn ook tweemaal gedaan aan [betrokkene 1] en [verzoeker].
Op 12-12-2019 tussen 22.30 uur en 01.30 uur zijn door [betrokkene 2] en [betrokkene 3] vijf maal bestellingen geplaatst bij [verzoeker] en [betrokkene 1]. Deze bestellingen zijn wederom betaald met bankbiljetten van $ 100,--. Hiervan zijn twee bankbiljetten niet teruggekomen waarmee ik wil zeggen dat deze bankbiljetten door [verzoeker] en/of [betrokkene 1] zijn weggenomen uit de buitenkassa.
Op 19-12-2019 tussen 22.00 uur en 01.30 uur zijn door [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4]. Bestellingen gedaan bij [betrokkene 1] en [verzoeker]. Deze bestellingen zijn vief keer betaald met biljetten van $ 100,--. Hiervan zijn er drie niet teruggekomen na afromen van de kassa. Wederom hebben [verzoeker] en [betrokkene 1] $ 300,-- uit de kassa weggenomen.
Op 26-12-2019 tussen 23.09 en 01.07 zijn door [betrokkene 2], [betrokkene 3] zijn vijf afzonderlijke bestellingen bij [betrokkene 1] en [verzoeker] gedaan. Deze bestellingen zijn betaald met biljetten van $ 100,-- aan [verzoeker]. Geen enkel biljet heb ik teruggezien waarmee ik wil zeggen dat [verzoeker] de biljetten van $ 100,-- heeft gestolen.
Voorts heeft Cuba Compagnie overgelegd uit mei 2020 daterende verklaringen van:
a. [Betrokkene 2]:
dat zij in de periode november en december 2019, diverse malen betalingen heeft verricht op donderdagen bij Cuba Companie met $ 100.00 biljetten. Deze betalingen vonden altijd plaats aan de buitenbar.
De betalingen vonden plaats ivm het vermoeden dat de twee bartenders, [verzoeker] en [betrokkene 1] geld verduisterden vanuit deze bar.
De donderdagen waren 14, 21 en 28 november , 5, 12, 19 en 26 december en dat zij betalingen heeft verricht. Tevens op zaterdag 21 december heeft zij betaald met $ 100.00 biljetten. De biljetten werden van te voren gegeven, gefotografeerd en de nummers genoteerd, gezamenlijk met de eigenaren van Cuba Compagnie, [bestuurders]. Ondergetekende heeft deze periode gezien dat beide personen, [verzoeker] en [betrokkene 1], meerdere keren het geld in de broekzak hebben gestoken terwijl het voor de kassa bestemd was. (…)
[Betrokkene 3]:
werkzaam te zijn als hoofd security van Cuba Companie Bonaire. Al geruime tijd (meer dan een half jaar in 2019) heeft ondergetekende vermoedens dat de twee bartenders, [verzoeker] en [betrokkene 1], geld verduisteren vanuit de buitenbar bij Cuba Compagnie. (…) Ondergetekende heeft dit meerdere malen aangegeven aan de direktie van Cuba Compagnie. Tevens aangegeven dat dit voornamelijk op donderdagavonden plaatsvind. Uiteindelijk heeft ondergetekende gezamenlijk met de direktie een plan van aanpak indeze opgesteld, om zo overtuigend en wettig bewijs te verzamelen. Er zouden door diverse personen bestellingen worden gedaan bij de buitenbar en betaald worden met $ 100.00 biljetten, die van tevoren waren gemarkeerd, gefotograffeerd en de nummers van de desbetreffende biljetten genoteerd. Ondergetekende begeleiden dit proces en heeft zelf ook meerdere keren een bestelling geplaatst en dit soort biljetten ingeleverd.

Ondergetekende heeft in deze periode gezien dat beide personen, [verzoeker] en [betrokkene 1], meerdere keren het geld in de broekzak hebben gestoken, terwijl het voor de kassa bestemd was. (…)

[Betrokkene 5]:
dat hij op donderdag 5 december 2019, diverse malen betalingen heeft verricht bij Cuba Companie met $ 100.00 biljetten. Deze betalingen vonden altijd plaats aan de buitenbar.

De betalingen vonden plaats ivm het vermoeden dat de twee bartenders, [verzoeker] en [betrokkene 1] geld verduisterden vanuit deze bar. Ondergetekende heeft op verzoek van de eigenaren van Cuba Compagnie dit gedaan en heeft volledig vrijwillig hieraan meegewerkt. De biljetten werden van te voren gegeven, gefotografeerd en de nummers genoteerd, gezamelijk met de eigenaren van Cuba Compagnie, [bestuurders]. (…)

17. Het gerecht constateert dat [bestuurder] in de aangifte gedetailleerd heeft verklaard wanneer er door welke personen is betaald met de genoemde biljetten van US$ 100 aan [verzoeker] en/of [betrokkene 1] [1] en hoeveel van die biljetten er na de betaling bij het afromen niet in de kassa van de buitenbar zijn aangetroffen. Deze verklaring wordt door [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 5] bevestigd waar het betreft de betalingen en waar het betreft [betrokkene 2] en [betrokkene 5] ook waar het betreft de data. Verder hebben [betrokkene 2] en [betrokkene 3] verklaard dat zij zelf hebben gezien dat: ‘
beide personen, [verzoeker] en [betrokkene 1], meerdere keren het geld in de broekzak hebben gestoken terwijl het voor de kassa bestemd was’.De verklaring van [betrokkene 2] op dit punt wordt ondersteund door de overgelegde Whatsappgesprekken tussen [betrokkene 2] en [bestuurder], waaruit blijkt dat zij [bestuurder] per Whatsapp precies op de hoogte hield van de betalingen. Zo heeft zij op 12 december 2019, na de derde betaling geappt:
‘Ikh eb allkes. Gezie’.
Het gerecht acht de verklaringen gedetailleerd en consistent, ook ten opzichte van elkaar. Dat de verklaringen van [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 5] niet door henzelf zijn geredigeerd, maakt dat niet anders. [Verzoeker] heeft voor het overige onvoldoende aangevoerd om aan de juistheid van de verklaringen te twijfelen. Dat [betrokkene 3] als hoofd beveiliging niet heeft ingegrepen bij het in de broekzak stoppen van US$ 100-biljetten in plaats van in de kassa, is goed te verklaren door het feit dat Cuba Compagnie met medeweten van haar bezig was met het opbouwen van een dossier tegen [verzoeker] en [betrokkene 1].
[Verzoeker] heeft ter zitting alternatieve scenario’s voor de verdwenen US$ 100-biljetten geopperd – de biljetten zouden ergens zijn neergelegd en door een collega meegenomen, of het geld zou na het afromen van de kassa alsnog (vanuit de broekzak) in de kassa van de buitenbar of in een andere kassa zijn gedaan – maar deze alternatieven acht het gerecht onaannemelijk en ongeloofwaardig.
Daar komt bij dat de reactie van [verzoeker] tijdens het ontslaggesprek volstrekt tegennatuurlijk was. Dit gesprek heeft ruim 30 minuten geduurd. [Verzoeker] en [betrokkene 1] zijn binnen een minuut al geconfronteerd met de resultaten van het interne onderzoek, te weten de constatering dat zij US$ 100-biljetten hadden ontvreemd. Zij bleven vervolgens beide stil, [betrokkene 1] heeft gevraagd
‘Jullie? Dus ik ook?’en vervolgens of er bewijs was, en [verzoeker] heeft vervolgens gevraagd welk bewijs er was. Pas toen de gemachtigde van Cuba Compagnie expliciet daarnaar vroeg, hebben [verzoeker] en [betrokkene 1] ontkend.
[Betrokkene 1] heeft aan het eind van het gesprek erkend US$ 100-biljetten te hebben weggenomen, maar [verzoeker] niet. Echter, afgezien van de ontkenning na de vraag van de gemachtigde heeft hij tijdens het hele ontslaggesprek de juistheid van de constateringen niet actief betwist zoals je zou verwachten van iemand die ten onrechte van het veelvuldig stelen van US$ 100-biljetten wordt beschuldigd. De tijdens de mondelinge behandeling door [verzoeker] gegeven verklaring voor deze onnatuurlijke reactie, namelijk stress, acht het gerecht niet logisch en niet geloofwaardig.
18. Het gerecht acht dan ook bewezen dat [verzoeker] tijdens het werk meerdere, voor Cuba Compagnie bestemde US$ 100-biljetten in zijn broekzak heeft gestopt en buiten het bereik van Cuba Compagnie heeft gehouden. Hij heeft dus geld van Cuba Company verduisterd. Onduidelijk is hoeveel, maar dat doet er niet toe. Zelfs als het “maar” om één US$ 100-biljet zou gaan, zou van Cuba Compagnie in de gegeven omstandigheden niet gevergd kunnen worden het dienstverband voort te zetten. Persoonlijke omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn gesteld noch gebleken.
19. De conclusie is dat er sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Dat heeft tot gevolg dat het ontslag niet onregelmatig noch kennelijk onredelijk is en dat [verzoeker] evenmin recht heeft op schadevergoeding. De verzoeken zullen dus worden afgewezen.
20. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [verzoeker] worden veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van Cuba Compagnie conform het liquidatietarief in het Procesreglement worden begroot op US$ 1.396 aan gemachtigdensalaris (2 punten x tarief 5).

De beslissing

Het gerecht:
wijst de vorderingen af,
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van dit geding, die aan de zijde van Cuba Compagnie worden begroot op US$ 1.396,
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J.F. Gerard, rechter, en uitgesproken op 29 juli 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.En op donderdag 26 december 2019 alleen aan [verzoeker] (dus niet aan [verzoeker] en/of [betrokkene 1]).