De beoordeling
14. Op grond van art. 7A:1615o lid 1 BW BES kan ieder der partijen de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen doen eindigen, maar de partij die dit doet zonder dat de wederpartij daarin toestemt, is schadeplichtig, tenzij zij de dienstbetrekking aldus doet eindigen om een dringende, aan de wederpartij onverwijld medegedeelde reden (ontslag op staande voet).
Een terecht gegeven ontslag kan dus nooit onregelmatig zijn. Bij een ontslag door de werkgever geldt bovendien dat rekening moet hebben gehouden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Een terecht gegeven ontslag op staande voet kan dus ook nooit kennelijk onredelijk zijn.
15. In deze procedure gaat het om de vraag of een dringende reden aanwezig is. Niet ter discussie staat dat de gestelde ontslaggrond - diefstal/verduistering in dienstbetrekking - op zichzelf een grond is voor ontslag op staande voet. Art. 7A:1615p lid 2 sub 4 BW BES benoemt dit ook expliciet. [Verzoeker] ontkent echter het bestaan van de gestelde ontslaggrond, terwijl de bewijslast voor de gestelde diefstal/verduistering op Cuba Compagnie rust. Dat de officier heeft besloten om de zaak te seponeren, is in dit kader niet relevant, aangezien in strafzaken andere bewijsnormen gelden dan in civiele zaken.
16. Het gerecht overweegt dat vaststaat dat [verzoeker] en [betrokkene 1] op de donderdagavonden in november en december 2019 samen de buitenbar bedienden en gebruik maakten van de kassa van de buitenbar, en dat die avonden vanaf 22.00 uur, vanwege de drukte, bestellingen niet werden geregistreerd. Vaststaat ook dat Cuba Compagnie in die periode mensen heeft ingezet om op de donderdagavonden na 22.00 uur bestellingen aan de buitenbar te doen en te betalen met biljetten van US$ 100, waarvan [bestuurder] op voorhand foto’s had gemaakt en de nummers had opgeschreven, dat [bestuurder] per Whatsapp op de hoogte werd gehouden van die betalingen, dat hij de kassa bij de buitenbar steeds ca. 10 minuten later heeft afgeroomd en dat hij daarbij een deel van die biljetten niet in de kassa heeft aangetroffen.
De verwijten van diefstal/verduistering in dienstbetrekking zijn geconcretiseerd in de aangifte d.d. 30 december 2019:
In de maand november zijn het [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] geweest, die met $ 100,-- biljetten bij [betrokkene 1] en [verzoeker] hebben afgerekend.
Op 28-11-2019 tussen 23.00 en 00.30 uur heeft [betrokkenen 2] drie keer betaald met $ 100 betaald aan [verzoeker] en [betrokkene 1]. Daarvan is een (1) bankbiljet van $ 100,-- niet teruggekomen. Hiermee wil ik zeggen dat er die avond minimaal 1 bankbiljet van $ 100,-- door hen is weggenomen.
Op 5-12-2019 22.00 uur en 24.00 uur is door [betrokkene 5] en [betrokkene 6] twee maal met $ 100,-- betaald waarvan er een (1) niet is teruggekomen. Dat bankbiljet is door [verzoeker] en/of [betrokkene 1] weggenomen. Deze betalingen zijn ook tweemaal gedaan aan [betrokkene 1] en [verzoeker].
Op 12-12-2019 tussen 22.30 uur en 01.30 uur zijn door [betrokkene 2] en [betrokkene 3] vijf maal bestellingen geplaatst bij [verzoeker] en [betrokkene 1]. Deze bestellingen zijn wederom betaald met bankbiljetten van $ 100,--. Hiervan zijn twee bankbiljetten niet teruggekomen waarmee ik wil zeggen dat deze bankbiljetten door [verzoeker] en/of [betrokkene 1] zijn weggenomen uit de buitenkassa.
Op 19-12-2019 tussen 22.00 uur en 01.30 uur zijn door [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4]. Bestellingen gedaan bij [betrokkene 1] en [verzoeker]. Deze bestellingen zijn vief keer betaald met biljetten van $ 100,--. Hiervan zijn er drie niet teruggekomen na afromen van de kassa. Wederom hebben [verzoeker] en [betrokkene 1] $ 300,-- uit de kassa weggenomen.
Op 26-12-2019 tussen 23.09 en 01.07 zijn door [betrokkene 2], [betrokkene 3] zijn vijf afzonderlijke bestellingen bij [betrokkene 1] en [verzoeker] gedaan. Deze bestellingen zijn betaald met biljetten van $ 100,-- aan [verzoeker]. Geen enkel biljet heb ik teruggezien waarmee ik wil zeggen dat [verzoeker] de biljetten van $ 100,-- heeft gestolen.
Voorts heeft Cuba Compagnie overgelegd uit mei 2020 daterende verklaringen van:
a. [Betrokkene 2]:
dat zij in de periode november en december 2019, diverse malen betalingen heeft verricht op donderdagen bij Cuba Companie met $ 100.00 biljetten. Deze betalingen vonden altijd plaats aan de buitenbar.
De betalingen vonden plaats ivm het vermoeden dat de twee bartenders, [verzoeker] en [betrokkene 1] geld verduisterden vanuit deze bar.
De donderdagen waren 14, 21 en 28 november , 5, 12, 19 en 26 december en dat zij betalingen heeft verricht. Tevens op zaterdag 21 december heeft zij betaald met $ 100.00 biljetten. De biljetten werden van te voren gegeven, gefotografeerd en de nummers genoteerd, gezamenlijk met de eigenaren van Cuba Compagnie, [bestuurders]. Ondergetekende heeft deze periode gezien dat beide personen, [verzoeker] en [betrokkene 1], meerdere keren het geld in de broekzak hebben gestoken terwijl het voor de kassa bestemd was. (…)
[Betrokkene 3]:
werkzaam te zijn als hoofd security van Cuba Companie Bonaire. Al geruime tijd (meer dan een half jaar in 2019) heeft ondergetekende vermoedens dat de twee bartenders, [verzoeker] en [betrokkene 1], geld verduisteren vanuit de buitenbar bij Cuba Compagnie. (…) Ondergetekende heeft dit meerdere malen aangegeven aan de direktie van Cuba Compagnie. Tevens aangegeven dat dit voornamelijk op donderdagavonden plaatsvind. Uiteindelijk heeft ondergetekende gezamenlijk met de direktie een plan van aanpak indeze opgesteld, om zo overtuigend en wettig bewijs te verzamelen. Er zouden door diverse personen bestellingen worden gedaan bij de buitenbar en betaald worden met $ 100.00 biljetten, die van tevoren waren gemarkeerd, gefotograffeerd en de nummers van de desbetreffende biljetten genoteerd. Ondergetekende begeleiden dit proces en heeft zelf ook meerdere keren een bestelling geplaatst en dit soort biljetten ingeleverd.
Ondergetekende heeft in deze periode gezien dat beide personen, [verzoeker] en [betrokkene 1], meerdere keren het geld in de broekzak hebben gestoken, terwijl het voor de kassa bestemd was. (…)
[Betrokkene 5]:
dat hij op donderdag 5 december 2019, diverse malen betalingen heeft verricht bij Cuba Companie met $ 100.00 biljetten. Deze betalingen vonden altijd plaats aan de buitenbar.
De betalingen vonden plaats ivm het vermoeden dat de twee bartenders, [verzoeker] en [betrokkene 1] geld verduisterden vanuit deze bar. Ondergetekende heeft op verzoek van de eigenaren van Cuba Compagnie dit gedaan en heeft volledig vrijwillig hieraan meegewerkt. De biljetten werden van te voren gegeven, gefotografeerd en de nummers genoteerd, gezamelijk met de eigenaren van Cuba Compagnie, [bestuurders]. (…)
17. Het gerecht constateert dat [bestuurder] in de aangifte gedetailleerd heeft verklaard wanneer er door welke personen is betaald met de genoemde biljetten van US$ 100 aan [verzoeker] en/of [betrokkene 1]en hoeveel van die biljetten er na de betaling bij het afromen niet in de kassa van de buitenbar zijn aangetroffen. Deze verklaring wordt door [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 5] bevestigd waar het betreft de betalingen en waar het betreft [betrokkene 2] en [betrokkene 5] ook waar het betreft de data. Verder hebben [betrokkene 2] en [betrokkene 3] verklaard dat zij zelf hebben gezien dat: ‘
beide personen, [verzoeker] en [betrokkene 1], meerdere keren het geld in de broekzak hebben gestoken terwijl het voor de kassa bestemd was’.De verklaring van [betrokkene 2] op dit punt wordt ondersteund door de overgelegde Whatsappgesprekken tussen [betrokkene 2] en [bestuurder], waaruit blijkt dat zij [bestuurder] per Whatsapp precies op de hoogte hield van de betalingen. Zo heeft zij op 12 december 2019, na de derde betaling geappt:
‘Ikh eb allkes. Gezie’.
Het gerecht acht de verklaringen gedetailleerd en consistent, ook ten opzichte van elkaar. Dat de verklaringen van [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 5] niet door henzelf zijn geredigeerd, maakt dat niet anders. [Verzoeker] heeft voor het overige onvoldoende aangevoerd om aan de juistheid van de verklaringen te twijfelen. Dat [betrokkene 3] als hoofd beveiliging niet heeft ingegrepen bij het in de broekzak stoppen van US$ 100-biljetten in plaats van in de kassa, is goed te verklaren door het feit dat Cuba Compagnie met medeweten van haar bezig was met het opbouwen van een dossier tegen [verzoeker] en [betrokkene 1].
[Verzoeker] heeft ter zitting alternatieve scenario’s voor de verdwenen US$ 100-biljetten geopperd – de biljetten zouden ergens zijn neergelegd en door een collega meegenomen, of het geld zou na het afromen van de kassa alsnog (vanuit de broekzak) in de kassa van de buitenbar of in een andere kassa zijn gedaan – maar deze alternatieven acht het gerecht onaannemelijk en ongeloofwaardig.
Daar komt bij dat de reactie van [verzoeker] tijdens het ontslaggesprek volstrekt tegennatuurlijk was. Dit gesprek heeft ruim 30 minuten geduurd. [Verzoeker] en [betrokkene 1] zijn binnen een minuut al geconfronteerd met de resultaten van het interne onderzoek, te weten de constatering dat zij US$ 100-biljetten hadden ontvreemd. Zij bleven vervolgens beide stil, [betrokkene 1] heeft gevraagd
‘Jullie? Dus ik ook?’en vervolgens of er bewijs was, en [verzoeker] heeft vervolgens gevraagd welk bewijs er was. Pas toen de gemachtigde van Cuba Compagnie expliciet daarnaar vroeg, hebben [verzoeker] en [betrokkene 1] ontkend.
[Betrokkene 1] heeft aan het eind van het gesprek erkend US$ 100-biljetten te hebben weggenomen, maar [verzoeker] niet. Echter, afgezien van de ontkenning na de vraag van de gemachtigde heeft hij tijdens het hele ontslaggesprek de juistheid van de constateringen niet actief betwist zoals je zou verwachten van iemand die ten onrechte van het veelvuldig stelen van US$ 100-biljetten wordt beschuldigd. De tijdens de mondelinge behandeling door [verzoeker] gegeven verklaring voor deze onnatuurlijke reactie, namelijk stress, acht het gerecht niet logisch en niet geloofwaardig.
18. Het gerecht acht dan ook bewezen dat [verzoeker] tijdens het werk meerdere, voor Cuba Compagnie bestemde US$ 100-biljetten in zijn broekzak heeft gestopt en buiten het bereik van Cuba Compagnie heeft gehouden. Hij heeft dus geld van Cuba Company verduisterd. Onduidelijk is hoeveel, maar dat doet er niet toe. Zelfs als het “maar” om één US$ 100-biljet zou gaan, zou van Cuba Compagnie in de gegeven omstandigheden niet gevergd kunnen worden het dienstverband voort te zetten. Persoonlijke omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn gesteld noch gebleken.
19. De conclusie is dat er sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Dat heeft tot gevolg dat het ontslag niet onregelmatig noch kennelijk onredelijk is en dat [verzoeker] evenmin recht heeft op schadevergoeding. De verzoeken zullen dus worden afgewezen.
20. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [verzoeker] worden veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van Cuba Compagnie conform het liquidatietarief in het Procesreglement worden begroot op US$ 1.396 aan gemachtigdensalaris (2 punten x tarief 5).