Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire
FUNDASHON CAS BONAIRIANO,
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering
4.De beoordeling
conform de bestemming te gebruiken als hoofdwoonverblijf voor zichzelf en zijn/haar gezin”.[gedaagde] zou er, ingevolge dit artikel hooguit in (hebben) kunnen wonen als ‘gezinslid’ van vader, maar door het overlijden van de vader is daarvan geen sprake meer. In het Bonairiaanse recht bestaat geen met het Nederlandse artikel 7:268 BW vergelijkbare bepaling waarin de overgang van huurrechten naar erfgenamen is geregeld. De conclusie is daarom dat de huurovereenkomst niet is beëindigd maar dat [gedaagde] daaraan feitelijk geen rechten kan ontlenen, omdat het recht van bewoning exclusief aan vader is toebedeeld. Omdat de zelfbewoningsplicht door vader door zijn overlijden niet meer kan worden nagekomen is er sprake van een niet-nakoming in dit verband, op grond waarvan FCB de overeenkomst kan ontbinden. Dat heeft FCB echter niet gedaan.
“verplicht jaarlijks aan Verhuurder zijn of haar inkomstengegevens te verstrekken”.Als dat niet of niet goed gebeurt dan geeft dat FCB naast het recht op terugvordering (zie ook artikel 3..4. van de huurovereenkomst) van de aldus te hoog vastgestelde huursubsidie, het recht de overeenkomst te ontbinden op grond van artikel 12.2 van de Algemene Huurvoorwaarden. De vader heeft in het inkomstenformulier steeds vermeld dat hij alleen in de woning woonde. Als de vader (met [gedaagde] als curator, zo bleek tijdens de mondelinge behandeling) had vermeld dat ook zijn zoon ([gedaagde]) daar woonde dan had FCB onderzoek kunnen doen naar zijn inkomen en aldus kunnen vaststellen of de stelling dat [gedaagde] al die jaren geen inkomen had wel juist is. Dat is nu niet meer te achterhalen. [gedaagde] stelt wel dat FCB ‘wist’ dat hij daar woonde, maar op grond waarvan FCB dat had moeten weten maakt hij onvoldoende duidelijk. [gedaagde] geeft er geen verklaring voor waarom in het jaarlijkse formulier steeds uitdrukkelijk is aangegeven door vader (en/of door hemzelf) dat er niemand anders in de woning woonde. Dit geeft voldoende grond voor ontbinding van de huurovereenkomst.