ECLI:NL:OGEABES:2023:13

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
BON202300237
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst na overlijden huurder en recht op voortzetting door gezinslid

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gaat het om een kort geding tussen de FUNDASHON CAS BONAIRIANO (FCB) en een gedaagde, de zoon van een overleden huurder. De procedure is gestart door FCB, die stelt dat de huurovereenkomst met de overleden huurder van rechtswege is beëindigd na diens overlijden op [datum]. FCB heeft de gedaagde verzocht de woning te ontruimen, maar de gedaagde betwist dit en stelt recht te hebben op voortzetting van de huurovereenkomst.

De rechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst niet automatisch eindigt door het overlijden van de huurder, maar dat de rechten op de woning exclusief aan de overleden huurder waren toegekend. De gedaagde kan hier geen rechten aan ontlenen, omdat de huurovereenkomst specifiek was voor de overleden vader. De rechter oordeelt dat de gedaagde zonder recht of titel in de woning verblijft en dat FCB recht heeft op ontruiming.

De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om de woning uiterlijk op 1 september 2023 te ontruimen en heeft FCB gemachtigd om de ontruiming zelf te bewerkstelligen indien de gedaagde hier niet aan voldoet. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 28 juli 2023 door mr. J.R. Veerman.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire

Registratienummer: BON202300237
Datum uitspraak: 28 juli 2023
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de stichting
FUNDASHON CAS BONAIRIANO,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas,
tegen
[GEDAAGDE],
gevestigd te Bonaire,
gedaagde, hierna:
gemachtigde: M.M.A. van Lieshout.
Partijen zullen hierna ‘FCB’ en ‘[gedaagde]’ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift in kort geding met producties van FCB, ingekomen op 5 juni 2023,
- de door de FCB op 13 juli 2023 ingediende producties,
- de mondelinge behandeling op 14 juli 2023, waarbij namens FCB de heer [vertegenwoordiger 1] en mevrouw [vertegenwoordiger 2] zijn verschenen met mr. Nicolaas voornoemd en [gedaagde] is verschenen met mr. Van Lieshout voornoemd. Bij die gelegenheid hebben partijen hun stellingen en verweren (verder) toegelicht.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
FCB is een woningbouwvereniging die sociale huurwoningen verhuurt in Bonaire.
2.2.
De heer [betrokkene], geboren op [datum] huurde sinds 7 december 1999 een sociale huurwoning van FCB aan de [adres] te Bonaire (hierna: de woning) voor een huurrijs van Naf 225,00 per maand. Op 26 juli 2010 is er een nieuwe huurovereenkomst tussen hen gesloten, waarin onder meer de huurprijs is verhoogd naar Naf 233,00 per maand en de Algemene Huurvoorwaarden van FCB van toepassing zijn verklaard op de huurovereenkomst.
2.3.
In de periode 2012 tot en met 2023 heeft [betrokkene] meerdere keren om huurverlaging van de huurprijs verzocht. Hiervoor moet het aantal bewoners worden aangegeven. In het geval van meerdere bewoners telt hun inkomen ook mee voor het bepalen van de huurverlaging. [betrokkene] heeft altijd verklaard dat hij de enige bewoner was.
2.4.
Op [datum] is [betrokkene] overleden.
2.5.
FCB ging ervan uit dat de huurovereenkomst op de datum van overlijden is beëindigd. Vervolgens kwam FCB erachter dat [gedaagde] woonachtig is of wenst te zijn in de woning. [gedaagde] is de zoon van wijlen [betrokkene].
2.6.
Op 8 mei 2023 heeft de gemachtigde van FCB aan [gedaagde] bericht dat het beleid van FCB is dat op het moment dat een huurder komt te overlijden de huurovereenkomst met FCB van rechtswege beëindigd is. Aan [gedaagde] werd verzocht om de woning uiterlijk op 24 mei 2023 om 12.00 uur te (doen) ontruimen.
2.7.
Op 11 mei 2023 heeft [gedaagde] FCB bericht dat hij de woning niet zal ontruimen, omdat hij meent recht te hebben op voortzetting van de huurovereenkomst.
2.8.
Daarna is FCB ter ore gekomen dat op 17 maart 2023 een doorzoeking heeft plaatsgevonden in de woning en dat de politie daar drugs en munitie heeft aangetroffen.
2.9.
Bij schrijven van 29 mei 2023 heeft de gemachtigde van FCB namens FCB de huurovereenkomst – voor het geval daar nog sprake van is – buitengerechtelijk ontbonden, omdat er opzettelijk valse informatie is opgegeven om huurverlaging te ontvangen en omdat er commercieel is gehandeld in de woning wat niet is toegestaan volgens de huurvoorwaarden.
2.10.
Bij schrijven van 29 mei 2023 heeft de gemachtigde van [gedaagde] FCB bericht dat hij de woning niet zal ontruimen en de huurovereenkomst wenst voort te zetten.

3.De vordering

3.1.
FCB vordert – samengevat – om [gedaagde] bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen om de woning te ontruimen en FCB te machtigen om, indien [gedaagde] de woning niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis zelf ontruimt, deze ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, zo nodig met behulp van de sterke arm met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure en de nakosten.
3.2. [
gedaagde] heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal hieronder – voor zover van belang – nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1. [
gedaagde] betwist dat FCB een spoedeisend belang heeft bij de vordering. Het gerecht is van oordeel dat er wel sprake is van een spoedeisend belang. Als er sprake is van een door het overlijden van de vader van [gedaagde] niet meer bestaande (beëindigde) huurovereenkomst of een inmiddels (gerechtvaardigde) ontbinding van de huurovereenkomst, is er geen titel meer voor bewoning van de woning en heeft FCB belang om daarover onmiddellijk de vrije beschikking te krijgen voor het realiseren van haar doel, namelijk het voorzien in sociale huurwoningen op Bonaire.
4.2.
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder uitgebreid nader onderzoek, worden beoordeeld of de vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
Bestaat de huurovereenkomst nog?
4.3.
De eerste vraag die voorligt is of de huurovereenkomst nog bestaat. Het gerecht overweegt daarover als volgt. Ingevolge artikel 7:1592 BW BES gaat een huurovereenkomst niet teniet door de dood van de verhuurder, noch die van huurder. De huurovereenkomst loopt dus door na het overlijden van vader en valt in zijn nalatenschap. Dat betekent achter niet dat [gedaagde] in de woning mag wonen. De huurwoning is namelijk als een sociale huurwoning exclusief toegewezen aan vader. Dat laatste blijkt uit artikel 4.2. van de Algemene Huurvoorwaarden van FCB waarin staat dat de huurder verplicht is de woning “
conform de bestemming te gebruiken als hoofdwoonverblijf voor zichzelf en zijn/haar gezin”.[gedaagde] zou er, ingevolge dit artikel hooguit in (hebben) kunnen wonen als ‘gezinslid’ van vader, maar door het overlijden van de vader is daarvan geen sprake meer. In het Bonairiaanse recht bestaat geen met het Nederlandse artikel 7:268 BW vergelijkbare bepaling waarin de overgang van huurrechten naar erfgenamen is geregeld. De conclusie is daarom dat de huurovereenkomst niet is beëindigd maar dat [gedaagde] daaraan feitelijk geen rechten kan ontlenen, omdat het recht van bewoning exclusief aan vader is toebedeeld. Omdat de zelfbewoningsplicht door vader door zijn overlijden niet meer kan worden nagekomen is er sprake van een niet-nakoming in dit verband, op grond waarvan FCB de overeenkomst kan ontbinden. Dat heeft FCB echter niet gedaan.
4.4.
Bij de voorgaande overweging is als uitgangspunt genomen dat de Algemene Huurvoorwaarden van toepassing zijn. [gedaagde] heeft de toepasselijkheid daarvan bestreden omdat, naar hij stelt, niet is gebleken dat zijn vader deze destijds heeft ontvangen. Echter, zijn vader is de toepasselijkheid van de voorwaarden overeengekomen door en met de ondertekening van de huurovereenkomst. Dat zijn vader die voorwaarden destijds niet heeft ontvangen ligt dan niet voor de hand. Gelet daarop kan op grond van de enkele stelling van [gedaagde] dat niet is gebleken dat de huurvoorwaarden zijn ontvangen er niet van worden uitgegaan of niet worden vastgesteld dat deze niet door hem zijn ontvangen.
Ontbinding huurovereenkomst
4.5.
Artikel 12.2 van de Algemene Huurvoorwaarden luidt:
Bij niet, niet-volledige, of niet-tijdige nakoming door Huurder van enige bepaling opgenomen in deze Huurovereenkomst, de Algemene Huurvoorwaarden of de wet, zal Verhuurder gerechtigd zijn om de Huurovereenkomst met onmiddellijke ingang buiten gerechtelijk te ontbinden dan wel op andere wijze te beëindigien met als gevolg dat Huurder het Gehuurde zal dienen te ontruimen, dan wel om andere juridische maatregelen te nemen.
4.6.
FCB heeft als ontbindingsgronden aangevoerd 1) de onjuiste jaarlijkse opgave van aantal bewoners en inkomen en 2) de handel of het voorhanden hebben van verdovende middelen.
Onjuiste opgave inkomensgegevens
4.7.
Ingevolge artikel 3.4. van de huurovereenkomst is de huurder
“verplicht jaarlijks aan Verhuurder zijn of haar inkomstengegevens te verstrekken”.Als dat niet of niet goed gebeurt dan geeft dat FCB naast het recht op terugvordering (zie ook artikel 3..4. van de huurovereenkomst) van de aldus te hoog vastgestelde huursubsidie, het recht de overeenkomst te ontbinden op grond van artikel 12.2 van de Algemene Huurvoorwaarden. De vader heeft in het inkomstenformulier steeds vermeld dat hij alleen in de woning woonde. Als de vader (met [gedaagde] als curator, zo bleek tijdens de mondelinge behandeling) had vermeld dat ook zijn zoon ([gedaagde]) daar woonde dan had FCB onderzoek kunnen doen naar zijn inkomen en aldus kunnen vaststellen of de stelling dat [gedaagde] al die jaren geen inkomen had wel juist is. Dat is nu niet meer te achterhalen. [gedaagde] stelt wel dat FCB ‘wist’ dat hij daar woonde, maar op grond waarvan FCB dat had moeten weten maakt hij onvoldoende duidelijk. [gedaagde] geeft er geen verklaring voor waarom in het jaarlijkse formulier steeds uitdrukkelijk is aangegeven door vader (en/of door hemzelf) dat er niemand anders in de woning woonde. Dit geeft voldoende grond voor ontbinding van de huurovereenkomst.
Drugs
4.8.
Daarnaast stelt FCB dat sprake is geweest van drugsverkoop in en om de woning, maar, zo oordeelt het gerecht, staat de betrokkenheid van [gedaagde] bij drugshandel niet vast. Gedaagde betwist de feiten waarvan hij in dit verband verdacht wordt en hij is daarvoor (nog) niet veroordeeld. De gestelde drugsverkoop geeft dan ook geen grond voor een ontbinding. [gedaagde] erkent dat er door de politie drugs in de woning zijn aangetroffen maar [gedaagde] stelt dat dit was voor eigen, medicinaal, gebruik. Hoewel dat laatste onder het verbod van artikel 5.12 van de huurvoorwaarden valt, ziet het gerecht het voorhanden hebben van verdovende middelen voor medicinaal gebruik niet als een tekortkoming, nu de strekking van de bepaling kennelijk is om overlast te voorkomen, waarvan geen sprake zal zijn bij het voorhanden hebben van deze middelen voor medicinaal gebruik.
Conclusie
4.9.
De conclusie is dat [gedaagde] de woning zal moeten ontruimen, omdat hij daar zonder recht of titel verblijft. De vorderingen zullen worden toegewezen als hieronder weergegeven met dien verstande dat [gedaagde] de woning tegen 1 september 2023 zal moeten ontruimen. De gevorderde termijn van twee weken beoordeelt het gerecht als zijnde te kort om een andere woning te vinden en zich voor te bereiden op een verhuizing.
4.10. [
gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De proceskosten worden aan de zijde van FCB tot op heden begroot op USD 1.225,85 (USD 136,85 aan explootkosten, USD 251,- aan griffierecht en USD 838,- aan salaris gemachtigde). [gedaagde] zal ook worden veroordeeld in de nakosten.

5.Beslissing

Het Gerecht, recht doende in kort geding,
5.1.
veroordeelt [gedaagde] de woning uiterlijk op 1 september 2023 met alle personen en zaken die zich van de kant van [gedaagde] in en om de woning bevinden, te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van FCB te stellen,
5.2.
machtigt FCB om, indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis vrijwillig aan de veroordeling onder 3.1. voldoet, om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen en verstaat dat de deurwaarder, door wie de gedwongen ontruiming zal dienen te geschieden, op grond van de wet- en regelgeving (artikel 555 e.v. Rv) bevoegd is de sterke arm van politie en justitie in te roepen, en verleent reeds thans toestemming voor de vertegenwoordiging als bedoeld in artikel 557 jo. 444 lid 2 Rv,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, tot op heden begroot op USD 1.225,85,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten van USD 140,00, te verhogen met
USD 84,00 indien gedaagde niet binnen 14 dagen na daartoe te zijn aangeschreven vrijwillig aan het vonnis zal hebben voldaan;
5.5.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman, rechter en uitgesproken op 28 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.