ECLI:NL:OGEABES:2023:11

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
EUX202200060
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een statutair bestuurder en de gevolgen daarvan voor de beëindigingsvergoeding

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalig statutair bestuurder van de stichting Sint Eustatius Health Care Foundation, en de stichting zelf. Eiser was sinds 1997 in dienst bij de stichting en werd per 1 januari 2014 statutair bestuurder. Na een periode van onvrede over zijn functioneren, heeft de Raad van Toezicht op 14 juli 2022 besloten tot zijn ontslag. Eiser heeft het ontslag betwist en vorderde onder andere een verklaring voor recht dat het ontslag gebreken vertoonde die tot nietigheid zouden leiden, alsook schadevergoeding op basis van de bestuurdersovereenkomst.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat het ontslag niet nietig, vernietigbaar of onrechtmatig was. De Raad van Toezicht had de bevoegdheid om het ontslag te geven en had de wettelijke voorschriften in acht genomen. Eiser was uitgenodigd om de vergadering bij te wonen waarin zijn ontslag werd besproken, maar heeft ervoor gekozen om niet aanwezig te zijn. Het Gerecht oordeelde dat de motieven voor het ontslag door de stichting voldoende waren onderbouwd en dat er geen sprake was van verwijtbaar gedrag van eiser.

Wat betreft de beëindigingsvergoeding, oordeelde het Gerecht dat eiser recht had op een schadevergoeding van zes maanden salaris, zoals vastgelegd in de bestuurdersovereenkomst. De stichting had geen gegronde redenen om te stellen dat het ontslag het gevolg was van nalatigheid van eiser. Het Gerecht wees de overige vorderingen van eiser af, waaronder de vorderingen met betrekking tot vakantietoelage en jubileumgratificatie. De stichting werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

Zittingsplaats Sint Eustatius
Zaaknummer: EUX2022-60
Vonnis d.d. 27 juni 2023
inzake
[EISER],
wonend in Sint Eustatius,
eiser,
gemachtigde: mr. P.A.M. Brandon,
tegen
de stichting SINT EUSTATIUS HEALTH CARE FOUNDATION,
gevestigd in Sint Eustatius,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. Deelstra.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, op 2 december 2022 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord van 11 april 2023;
  • het comparitievonnis van 27 juni 2023;
  • de op 6 juni 2023 te Sint Maarten gehouden comparitie van partijen;
  • de namens gedaagde overgelegde nadere producties en pleitnotities;
  • het bericht van de gemachtigden van 14 juni 2023 dat geen regeling is bereikt en dat uitspraak wordt verzocht.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

In dit vonnis wordt het volgende als vaststaand aangenomen:
a. a) Gedaagde beheert het ziekenhuis van Sint Eustatius.
b) Eiser, geboren in 1971, is in 1997 als werknemer in dienst getreden bij gedaagde.
c) Per 1 januari 2014 is eiser statutair bestuurder van gedaagde geworden.
d) Op 23 december 2016 hebben partijen een als ‘bestuurdersovereenkomst’ aangeduide overeenkomst getekend, waarin onder meer bepalingen over het inkomen van eiser en de duur en beëindiging van zijn bestuurderschap zijn opgenomen. Artikel 8 bepaalt onder meer dat gedaagde de overeenkomst kan opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden. Artikel 9 voorziet in een aan eiser te betalen schadevergoeding bij het eindigen van de bestuurdersovereenkomst. Dit artikel luidt:
9.1.
Indien deze overeenkomst eindigt op initiatief van de Stichting dan wel onder omstandigheden en/of door handelen, dat voor rekening en risico van de Stichting dient te komen, dan wel met wederzijds instemmen van de Stichting en van [eiser] zonder dat dit ontslag zijn uitsluitende of voornaamste reden vindt in handelingen of nalatigheid van [eiser], wordt een schadevergoeding uitbetaald aan [eiser].
9.2.
De hoogte van de schadevergoeding zal worden bepaald aan de hand van de omstandigheden die leiden tot beëindiging en maximaal 6 maanden het laatstgenoten maandinkomen bedragen tenzij de rechterlijke instantie een hogere vergoeding vaststelt.
9.3.
De wijze van uitbetaling van de in lid 1 van dit artikel bedoelde schadevergoeding wordt door de Stichting, in deze vertegenwoordigd door de Raad van Toezicht, na overleg met [eiser] vastgesteld.
9.4.
De schadevergoeding als bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel is verrekenbaar met een (eventuele) door de gerecht in eerste aanleg toe te kennen schadeloosstelling.
e) In 2021 heeft de Raad van Toezicht opdracht gegeven aan een bureau voor een ‘assessment’ van eiser om een beeld te krijgen van zijn persoonsstructuur, drijfveren, krachten en ontwikkelpunten in relatie tot de voor zijn functie benodigde competenties. Het rapport sluit af me de volgende aanbeveling:
‘Om succesvol te zijn als CEO en richting te geven aan de nieuwe strategische koers staat hij voor de nodige persoonlijke ontwikkeluitdagingen. Hij kan zeker een stap maken, maar daar is de nodige tijd en energie voor nodig (…). Onze inschatting is dat hij de komende jaren veel kan leren van iemand die de komende jaren naast hem de strategische koers kan uitzetten. (…) Daarnaast zal hij ruimte moeten krijgen van de toezichthouder om zichzelf te bewijzen in de nieuwe rol’.
f) Bij brief van 10 mei 2022 heeft (de Raad van Toezicht namens) gedaagde eiser onder meer het volgende bericht:
‘In ons gesprek van 8 april hebben we wederom stilgestaan bij de gebeurtenissen van de afgelopen maanden dat ons heeft doen concluderen dat de organisatie in de huidige vorm niet werkt en dat we niet het vertrouwen hebben dat onder jouw leiding de verbeterslag gemaakt kan worden die de organisatie nu nodig heeft. Ook in de toekomst zien wij geen rol voor jou als directeur weggelegd.
We hebben besproken dat we een interim verandermanager gaan aantrekken met een strakke opdracht en dat we jou in de gelegenheid zullen stellen elders (off island) een studie te doen. Tijdens je studie heb je geen werkverplichting. Gedurende het interim traject zal de gewenste
organisatiestructuur uitgewerkt worden en zullen we ook bekijken of er in de organisatie nog een plek voor jou is dan wel dat een rol voor jou buiten de organisatie elders gerealiseerd kan worden.’
g) Bij brief van 3 juni 2022 heeft gedaagde eiser een concept voor een vaststellingsovereenkomst toegestuurd, waarin is opgenomen dat eiser aftreedt als statutair bestuurder en door gedaagde in de gelegenheid wordt gesteld buiten Sint Eustatius een opleiding te volgen, waarbij de studiekosten maximaal USD 50.000 mogen bedragen, eiser gedurende een jaar een maandelijkse toelage krijgt van USD 6.000 en gedaagde kosten van tickets en verhuizing vergoedt.
h) Eiser heeft de aangeboden regeling niet aanvaard.
i. i) Bij brief van 3 juli 2022 heeft gedaagde eiser in kennis gesteld van het voornemen hem te ontslaan. Gedaagde schrijft onder meer:
‘Het spijt ons te moeten vernemen dat u alsnog heeft besloten niet akkoord te gaan met de door ons aangeboden minnelijke regeling. Als gevolg hiervan delen wij u mede dat het minnelijke voorstel d.d. 3 juni 2022 hierbij komt te vervallen en de Raad van Toezicht thans voornemens is om u per einde van deze kalandermaand (te weten: per 31 juni 2022) – al dan niet met wederzijdse instemming – te ontslaan uit de functie van statutaire bestuurder van SEHCF en tevens de Bestuurdersovereenkomst te beëindigen per dezelfde datum tegen de daarin genomen voorwaarden. Reden voor het voorgenomen ontslag is uw onvoldoende functioneren alsmede het daardoor ontstane (interne en externe) verlies van vertrouwen, waaronder een verlies van vertrouwen van de Raad van Toezicht in uw competenties om het nieuw vastgestelde beleid succesvol uit te voeren terzake o.a. preventie, kwaliteit, team functioneren, meerjarenplanning procurement, onderhoud, financiën, nieuwbouw, samenwerking in de regio, etc. Volledigheidshalve verwijs ik hierbij naar de diverse gesprekken die met u gevoerd zijn ten aanzien van uw (dis)functioneren in uw functie en de voorgenomen beëindiging daarvan.’
In de brief wordt eiser uitgenodigd om het ontslagvoornemen te bespreken en om zijn advies uit te brengen overeenkomstig de statuten van gedaagde in een online te houden vergadering op 14 juli 2022. Tevens wordt eiser uitgenodigd om daaraan voorafgaand met gedaagde in overleg te treden ‘ten aanzien van een beëindigingsvergoeding op basis van de afspraken gemaakt in de Bestuurdersovereenkomst zonder – zoals u zelf verzocht – een studiecomponent’.
j) Bij e-mailbericht van 13 juli 2022 heeft de gemachtigde van eiser aan gedaagde bericht dat de Raad van Toezicht in de vergadering van de volgende dag de schriftelijke stellingname van eiser in de beraadslaging en beslissing dient te betrekken.
k) Op 14 juli 2022 is eiser als bestuurder ontslagen.

3.De vorderingen

3.1.
Eiser vordert bij uitspraak, uitvoerbaar bij voorraad:
“1. Voor recht te verklaren dat aan het ontslag gebreken kleven die nietigheid opleveren waardoor het ontslagbesluit vernietigd wordt;
2. Voor recht te verklaren dat [gedaagde] schadeplichtig is jegens [eiser] op basis van het gebrekkige ontslag hetwelke naar analoge toepassing kennelijk onredelijk is, waarbij herstel in dienstbetrekking niet mogelijk is en dien ten gevolge aan hem een redelijke en billijke vergoeding verschuldigd is terwijl [gedaagde] ook gehouden is tot een volledige eindafrekening met [eiser];
3. [Gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van:
a] een vergoeding gelijk aan 12 maanden bruto loon ter dekking van de schade die hij ondervind aan het gebrekkige onredelijk ontslag;
b] het aan hem toekomend bedrag, na cumulatieve berekening van de bedragen waar hij recht op heeft uit hoofde van de CAO zijnde;
- vakantietoelage ad 8% van het Bruto jaar loon, over de periode van het dienstverband (2021-2022) […] = USD 13.763,20 bruto;
- eindejaarsuitkering ad […] = USD 625,=
- jubileum gratificatie ad 50% van het maandloon = USD 5060.=
e.e.a. te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf de datum van dit verzoekschrift, tot aan de dag der algehele voldoening;
c] opgebouwde rechten uit hoofde van 11 jaren van dienstverband onder arbeidscontract met [gedaagde] met toepassing van de kantongerechtsformule te vermeerderen met een factor 2;
4. [Gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding […]”
3.2.
Gedaagde heeft de vordering gemotiveerd bestreden en heeft geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van eiser in de proceskosten.

4.De beoordeling

De rechtsverhouding
4.1.
In zijn verzoekschrift baseert eiser zijn stellingen en aanspraken mede op arbeidsrechtelijke bepalingen. Ingevolge artikel 2:8 lid 5 BW wordt de rechtsverhouding tussen een statutair bestuurder en een rechtspersoon echter niet (mede) aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. De rechtsverhouding van partijen heeft te gelden als een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 BW.
Het ontslag is niet nietig, vernietigbaar of onrechtmatig
4.2.
Op 14 juli 2022 is besloten tot het ontslag van eiser. Dat ontslag is gegeven door de Raad van Toezicht als het daartoe bevoegde orgaan en met inachtneming van de statutaire en wettelijke voorschriften. De in het verzoekschrift van eiser ingenomen stelling dat eiser niet deugdelijk is gehoord en om advies gevraagd, gaat niet op. Eiser is immers uitgenodigd de vergadering van 14 juli 2022 waarin zijn ontslag op de agenda stond bij te wonen. Uit de reactie van de advocaat van eiser op de uitnodiging voor die vergadering, mocht gedaagde afleiden dat gedaagde en/of zijn advocaat de vergadering niet wensten bij te wonen en wensten te volstaan met een schriftelijke zienswijze.
4.3.
Voorts kan niet worden geoordeeld dat het ontslagbesluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in de artikel 2:7 en 2:21 lid 3 BW. Gedaagde heeft haar motieven voor het ontslag van eiser uiteengezet en heeft deze voorafgaand aan het ontslag met hem besproken. Ook heeft zij geprobeerd tot een minnelijke afwikkeling te komen. Niet gezegd kan worden dat gedaagde in redelijkheid niet van haar bevoegdheid om eiser als statutair directeur te ontslaan gebruik heeft mogen maken.
De voorwaarden bij beëindiging
4.4.
Partijen hebben over de gevolgen van de beëindiging van het bestuurderschap van eiser afspraken gemaakt in de Bestuurdersovereenkomst. Aan de voorwaarde dat in geval van beëindiging door gedaagde een opzegtermijn wordt gehanteerd van minimaal zes maanden, is voldaan. Eiser heeft op dat punt in elk geval geen klachten geuit.
4.5.
Volgens gedaagde is met de doorbetaling over de opzegtermijn de kous af. Eiser daarentegen maakt aanspraak op schadevergoeding waarbij hij onder meer verwijst naar het hiervoor geciteerde artikel 9 van de Bestuurdersovereenkomst.
4.6.
Naar het oordeel van het gerecht komt eiser op grond van artikel 9 Bestuurdersovereenkomst een vergoeding toe, en wel van zes maanden. Het ontslag van eiser vond plaats op initiatief van gedaagde, zoals onder meer blijkt uit de correspondentie voorafgaand aan het ontslag. Gedaagde zag in eiser immers niet de geschikte persoon voor de door gedaagde gewenste nieuwe koers. Gedaagde kan niet worden gevolgd in haar stelling dat het ontslag ‘zijn uitsluitende of voornaamste reden vindt in handelingen of nalatigheid’ van eiser, alleen al niet omdat geen concreet handelen of concreet nalaten is aangevoerd. Ook blijkt niet van plichtsverzuim of misstappen op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat eiser het er zelf naar heeft gemaakt. De Raad van Toezicht van gedaagde was kennelijk van mening dat eiser bepaalde eigenschappen ontbeerde – zoals strategisch inzicht – die noodzakelijk werden geacht voor de gewenste veranderingen in de activiteiten van gedaagde. Dat kan, maar maakt niet dat het ontslag is terug te voeren op handelingen of nalatigheid van eiser, dit te meer nu gedaagde in 2014 en de daaropvolgende jaren eiser kennelijk wel geschikt achtte als bestuurder.
4.7.
Het tweede lid van artikel 9 Bestuursovereenkomst noemt als maximale schadevergoeding zes maanden het laatstgenoten maandinkomen, ‘tenzij de rechterlijke instantie een hogere vergoeding vaststelt’. Een vergoeding gelijk aan zes maanden komt het gerecht gelet op alle omstandigheden van het geval redelijk en passend voor. Voor een lagere of hogere vergoeding ziet het gerecht geen aanleiding. Daarbij betrekt het gerecht in het bijzonder de volgende omstandigheden:
het ontslag geschiedde op initiatief van gedaagde en hield verband met een door gedaagde gewenste koerswijziging;
er is niet gekozen voor de in het assessmentrapport aanbevolen begeleiding van eiser;
eiser is 25 jaar aan gedaagde verbonden geweest, waarvan 8 jaar als statutair bestuurder;
niet gebleken is van verwijtbare gedragingen van eiser, laat staan van waarschuwingen terzake;
gedaagde heeft eiser voorafgaand aan het ontslag een afvloeiingsregeling aangeboden die gedaagde meer zou kosten dan de maximumvergoeding van artikel 9;
gedaagde heeft eiser uitgenodigd de voorwaarden van de beëindiging nogmaals te bespreken op de dag voorafgaand aan het ontslag, aan welke bereidheid (afgezien van de opzegtermijn) geen vervolg is gegeven;
eiser heeft inmiddels een (minder betalende) functie elders op Sint Eustatius gevonden.
Onderdelen 3 b] en 3 c] van het petitum
4.8.
De vorderingen van eiser genoemd onder 3 b] van zijn petitum (vakantietoelage, eindejaarsuitkering, jubileumgratificatie) heeft gedaagde gemotiveerd bestreden. Eiser is niet meer op dat verweer ingegaan, waaruit het gerecht opmaakt dat eiser die vorderingen niet langer handhaaft.
4.9.
Ook de vordering strekkende tot een afrekening van onder meer cessantia wegens het in 2014 beëindigde dienstverband kan niet slagen. Daarvoor ontbreekt een rechtsgrond. Dit dienstverband is overigens wel betrokken als relevante omstandigheid bij de bepaling van de hiervoor besproken aan eiser toekomende vergoeding op grond van artikel 9 Bestuurdersovereenkomst.
Slotsom en kosten
4.10.
Aan eiser zal in verband met zijn ontslag als statutair bestuurder van gedaagde en daarmee de beëindiging van de Bestuurdersovereenkomst op grond van artikel 9 van die overeenkomst een vergoeding worden toegewezen van zes maanden salaris. Eisers overige vorderingen zullen worden afgewezen.
4.11.
Gedaagde zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.Beslissing

Het gerecht:
5.1.
veroordeelt gedaagde aan eiser te betalen een bedrag gelijk aan zes maanden van zijn laatstgenoten maandinkomen;
5.2.
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding aan de zijde van eiser gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op USD 128 aan oproepingskosten, USD 416 aan griffierecht en USD 2.794 voor salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en door de rolrechter getekend en op 27 juni 2023 in het openbaar uitgesproken.