ECLI:NL:OGEABES:2022:35

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
BON202100249
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijsaanpassing van een vakantieresort in het kader van COVID-19 met betrekking tot eisvermeerderingen

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, ging het om een huurprijsaanpassing van een vakantieresort in verband met de gevolgen van de COVID-19 pandemie. De uitspraak vond plaats op 26 oktober 2022 en betreft de zaak met registratienummer BON202100249. De eiser, een stichting gevestigd in Aruba, vorderde een aanpassing van de huurprijs voor het resort, terwijl de gedaagde, Partisipa B.V., en andere gedaagden zich verzetten tegen deze eis. De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een tussenvonnis van 23 februari 2022 en diverse aktes van beide partijen. De eiser voerde aan dat de huurprijs moest worden aangepast vanwege de onvoorziene omstandigheden die voortvloeiden uit de pandemie, terwijl de gedaagden stelden dat de vorderingen niet toewijsbaar waren. Het gerecht oordeelde dat de wijziging en vermeerdering van de eis door de eiser toegestaan werd, maar dat de vorderingen tegen de gedaagden 2 en 3 niet toewijsbaar waren. Uiteindelijk werd Partisipa veroordeeld tot betaling van een bedrag van USD 21.639,65 aan de eiser, vermeerderd met wettelijke rente, en werd de huurprijs voor de periode juli 2020 tot juni 2021 vastgesteld op USD 12.631,00 per maand, inclusief ABB. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Registratienummer: BON202100249
Datum uitspraak: 26 oktober 2022
VONNIS
in de zaak van
de stichting
[NAAM STICHTING],
gevestigd te Aruba,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. M.M.A. van Lieshout,
tegen

1.de besloten vennootschap PARTISIPA B.V.,

2.
[GEDAAGDE 2],
3.
[GEDAAGDE 3],
allen gevestigd dan wel wonende te Bonaire,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. M.D. van den Brink.
Partijen worden hierna afzonderlijk [naam stichting], Partisipa, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] en gedaagden gezamenlijk Partisipa c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 februari 2022
  • de akte van [naam stichting] van 26 april 2022
  • de e-mail van de gemachtigde van Partisipa c.s. van 6 mei 2022
  • de e-mail van de gemachtigde van [naam stichting] van 16 mei 2022
  • de e-mail van de griffie aan partijen van 19 mei 2022
  • de antwoordakte van Partisipa c.s. van 29 juni 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1. [
naam stichting] heeft in haar akte haar eis vermeerderd. Partisipa c.s. heeft zich daartegen verzet. Daarbij heeft zij tevens verzocht om verbetering van een door haar gestelde kennelijke fout in het tussenvonnis. [naam stichting] heeft zich daartegen verzet. Daarop heeft de rechter middels een e-mail van de griffie laten weten dat pas bij vonnis over de toelaatbaarheid van de vermeerdering en het verzoek om verbetering wordt beslist.
Verzoek verbetering kennelijke fout
2.2.
Partisipa c.s. heeft verzocht om verbetering van rechtsoverweging 4.16 van het tussenvonnis. In plaats van dat partijen inlichtingen moeten verschaffen over wat het betekent voor de vordering van [naam stichting] als van een huurprijs van USD 1.000,00 voor het door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] bewoonde appartement wordt uitgegaan zouden, volgens Partisipa c.s., partijen zich moeten uitlaten over wat dat betekent voor de vordering van Partisipa c.s.
2.3. [
naam stichting] bestrijdt dat sprake is van een kennelijke fout. Volgens haar heeft het gerecht met rechtsoverweging 4.16 [naam stichting] een mogelijkheid willen geven haar eis aan te passen.
2.4.
De beoordeling is als volgt. De in het tussenvonnis vastgestelde huurprijs van USD 1.000,00 voor het door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] bewoonde appartement is zowel voor de vordering in conventie als die in reconventie van belang. Bij beide vorderingen gaat het in de kern om een huurprijsaanpassing en, daarover zijn partijen het eens, valt de huur voor het appartement van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] daar buiten. Dit appartement wordt immers niet verhuurd aan gasten zodat van een omzetverlies ter zake geen sprake is. In haar akte heeft Partisipa c.s. een nieuwe berekening gemaakt van de huurprijsaanpassing voor het resort, waarbij zij is uitgegaan van een niet voor korting vatbare huur van USD 1.000,00 voor dit appartement. Aldus heeft Partisipa c.s. zich reeds uitgelaten over de betekenis van die huurprijs voor haar vordering. Daarom kan nu in het midden blijven of sprake is van een kennelijke fout, immers bij verbetering daarvan heeft Partisipa c.s. geen belang meer.
Eisvermeerdering
2.5.
In het tussenvonnis is overwogen dat het door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] bewoonde appartement onderdeel is van het gehele resort en daarmee onderdeel is van het gehuurde (r.o. 4.3). Verder is daarin overwogen dat voor de huur van het (gehele) resort uitsluitend Partisipa als debiteur moet worden aangemerkt. De vorderingen jegens [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn daarom niet toewijsbaar (r.o. 4.8). Voorts is overwogen dat in verband met een mogelijke huurprijsaanpassing op grond van de onvoorziene omstandigheid van de COVID-pandemie, voor de hoogte van de huur van het door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] bewoonde appartement moet worden uitgegaan van USD 1.000,00 per maand (r.o. 4.16).
2.6.
De voorgaande overwegingen hebben [naam stichting] ertoe bewogen haar vorderingen aan te passen in die zin dat zij nu primair betaling vordert van de huur voor het gehele resort van (uitsluitend) Partisipa, zijnde USD 111.399,53, te vermeerderen met de niet correct betaalde/afgedragen ABB vanaf december 2019 en verminderd met wat [naam stichting] aan Partisipa verschuldigd is en verminderd met het bedrag dat in deze procedure als huurprijskorting zal worden vastgesteld. Subsidiair vordert [naam stichting] betaling van de huur voor de bedrijfsmatig te verhuren appartementen van Partisipa, zijnde USD 99.399,53, te vermeerderen met de niet correct betaalde/afgedragen ABB vanaf december 2019 en verminderd met wat [naam stichting] aan Partisipa verschuldigd is, en verminderd met het bedrag dat in dezen als huurprijskorting zal worden vastgesteld, alsmede vordert zij betaling van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] van de huur voor het door hen bewoonde appartement over de maanden april 2020 tot en met juni 2021, zijnde volgens haar USD 16.000,00.
2.7.
Partisipa c.s. maakt bezwaar tegen voornoemde eiswijziging. Het gerecht heeft reeds overwogen dat de vordering ter zake de huur voor het door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] bewoonde appartement zal worden afgewezen. Dit is een bindende eindbeslissing waartegen alleen in hoger beroep kan worden opgekomen. [naam stichting] heeft in haar akte aangegeven dat zij ter zake deze afwijzing in hoger beroep zal komen en daarom heeft zij bij een eiswijziging geen belang. De (niet begrote) vordering tot betaling van volgens [naam stichting] ten onrechte niet betaalde en niet door haar afgedragen ABB is een geheel nieuwe vordering op nieuwe gronden en het debat daarover dient in een aparte procedure te worden gevoerd. In deze procedure kan Partisipa c.s. zich daartegen niet behoorlijk verweren. Voor de beoordeling zal onder meer ook van belang zijn in hoeverre de belastingdienst bij [naam stichting] nog naheffingsaanslagen kan opleggen en voor beantwoording van die vraag zal Partisipa c.s. fiscaal advies moeten inwinnen, waarop [naam stichting] dan weer moet reageren. Dat zou leiden tot een onredelijke vertraging van de procedure, aldus nog steeds Partisipa c.s.
2.8.
Het gerecht overweegt hierover het volgende. Ingevolge artikel 109 Rv is een verandering of vermeerdering van de eis of de gronden waarop deze berust mogelijk zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, tenzij dit in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Van strijd met een goede procesorde is sprake als de gedaagde in zijn verdediging wordt bemoeilijkt of het geding onredelijk wordt vertraagd. Partisipa c.s. stelt dat door de verandering of vermeerdering van eis van en een onredelijke vertraging sprake is maar het gerecht volgt haar daarin niet. De enkele omstandigheid dat naar aanleiding van de verandering of vermeerdering mogelijk aanvullende aktes van partijen nodig zijn leidt niet tot een vertraging die onredelijk is. Daarbij komt dat de wijziging logisch voortvloeit uit de overweging in het tussenvonnis dat de huur het gehele resort betreft en dat uitsluitend Partisipa daarvoor als debiteur kan worden aangemerkt, voorts uit de overweging dat van de totale huur een bedrag van USD 1.000,00 voor het door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] bewoonde appartement niet voor een huurprijsaanpassing vatbaar is. De eiswijziging hoeft niet te leiden tot een volledig nieuw debat daarover. Het debat over de stellingen en verweren die strekken tot toe- of afwijzing daarvan is voor een groot gedeelte al gevoerd. Dat geldt niet voor de door [naam stichting] aangevoerde vermeerdering van haar vordering met een belastingvordering vanaf december 2019, maar zoals hierna zal worden overwogen, is die vordering ook zonder een daartegen te voeren verweer niet toewijsbaar. Tot slot is van een bindende eindbeslissing in het tussenvonnis op de vordering met betrekking tot de huur voor het door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] bewoonde appartement geen sprake, althans heeft het gerecht ten aanzien van die vordering uitsluitend overwogen dat deze niet toewijsbaar is jegens [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. Over eenzelfde vordering jegens Partisipa is nog niets beslist, wat ook niet kon want zonder de eiswijziging lag deze nog niet voor.
2.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat de wijziging en vermeerdering van de eis wordt toegestaan in zoverre het gaat om het primaire deel van het gevorderde. De wijziging en vermeerdering als vervat in het subsidiaire deel van het gevorderde wordt niet toegestaan in zoverre het jegens [gedaagde 2] en [gedaagde 3] is gericht. Dat deel van het subsidiair gevorderde is in het tussenvonnis met een bindende eindbeslissing afgewezen. Het gerecht ziet geen aanleiding om van die beslissing terug te komen en [naam stichting] heeft dit ook niet verzocht.
Eiswijziging in reconventie
2.10.
Partisipa c.s. heeft initieel gevorderd dat de huurprijs voor het resort met terugwerkende kracht tot 1 november 2020 of, afhankelijk van wat het gerecht zal beslissen over de overeengekomen huurkorting over de maanden april – juni 2020, namelijk of dit moet worden aangemerkt als een overeengekomen uitstel dan wel een definitieve korting en Partisipa c.s. op een eventuele voortzetting van die korting mocht vertrouwen vanaf juli 2020, met terugwerkende kracht tot respectievelijk 1 juli 2020 en 1 november 2020 wordt vastgesteld op USD 12.919,83 tot 1 juli 2021. In haar laatste akte heeft Partisipa c.s. haar eis veranderd of vermeerderd door in dit verband te vorderen dat de huurprijs in dit tijdvak op
USD 12.543,00, subsidiair op USD 12.919,83 wordt vastgesteld.
2.11. [
naam stichting] heeft geen gelegenheid gekregen om op deze gewijzigde eis te reageren maar een reactie van haar kant is ook niet nodig of vereist. De wijziging houdt namelijk verband met de reeds in het tussenvonnis aangehaalde vastelastenmethode die de Hoge Raad in antwoord op prejudiciële vragen heeft aanvaard als een methode volgens welke een huurprijskorting in verband met de COVID-pandemie kan worden berekend. In het tussenvonnis is aan partijen verzocht om zich bij akte daarover uit te laten, als eerste [naam stichting] die in dit verband mocht aangeven welke documenten zij voor een berekening daarvan nodig heeft. Tevens kon zij zich erover uitlaten of de berekening die Partisipa c.s. ter onderbouwing van de door haar gevorderde huurprijsaanpassing van
USD 12.919,83 op zich correct is en zo niet, waarom niet.
2.12. [
naam stichting] heeft daarmee voldoende gelegenheid gehad om zich over de berekening volgens deze methode uit te laten en zij heeft dat deels ook in haar daarna genomen akte gedaan. Daarmee is het debat over de toepassing en de uitkomsten van een berekening volgens de vastelastenmethode in voldoende mate gevoerd. Partisipa c.s. heeft niet gevraagd om zich nog over de gewijzigde eis uit te laten. Daarom zal het gerecht ook in reconventie op de daarin gewijzigde eis recht doen.
Huurprijskorting
2.13.
In het tussenvonnis is reeds overwogen, en bindend beslist, dat voor de maanden april – juni 2020 van een overeengekomen totale huur van USD 10.000,00 per maand zal worden uitgegaan. Uit het als productie 7 door [naam stichting] overgelegde betalingsoverzicht volgt dat daarvan voor de maand april 2020 maar USD 8.710,00 is betaald. Partisipa zal het verschil van USD 1.290,00 nog moeten betalen.
2.14.
Gememoreerd wordt dat het bij de huurprijskorting uitsluitend om de voor verhuur bestemde appartementen gaat. In het tussenvonnis wordt daarvoor van een huur van USD 15.000,00 uitgegaan. Voor het door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] bewoonde appartement wordt uitgegaan van een bedrag van USD 1.000,00. Deze bedragen heeft het gerecht uitsluitend vastgelegd voor het vaststellen van een huurprijskorting in deze procedure. Het raakt de andere afspraak die partijen daarover om fiscale redenen maakten niet. Die afspraak is dat voor de appartementen van USD 11.000,00 wordt uitgegaan en voor het door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] bewoonde appartement van USD 5.000,00. Die afspraak geldt nog steeds. In deze procedure ligt geen vordering voor tot wijziging daarvan voor.
2.15.
Het voorgaande leidt ertoe dat niet toewijsbaar is de vordering van [naam stichting] tot correctie en betaling van niet correct betaalde of afgedragen ABB. Over de periode tot april 2020 valt niets te verrekenen, immers diende in die periode volgens de tussen partijen gemaakte afspraak voor de appartementen een maandhuur van USD 11.000,00 (exclusief ABB) te worden betaald en voor het door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] bewoonde appartement USD 5.000,00. Alleen over het eerste bedrag was ABB verschuldigd waarbij het gaat om een bedrag van USD 660,00. Ook voor de periode vanaf juli 2020 kan van deze verhouding worden uitgegaan omdat, zoals hierna zal blijken, de huur voor de appartementen na vermindering van de huurprijs op een bedrag uitkomt dat nauwelijks lager is dan USD 11.000,00. Ongeacht de huurprijsaanpassing kan de hiervoor vermelde onderlinge afspraak dus worden aangehouden. Voor de periode april – juni 2020 hebben partijen afgesproken, althans is aldus in het tussenvonnis beslist, dat USD 10.000,00 per maand voor het gehele resort werd betaald. Partijen gaan er in hun processtukken vanuit dat hierin de ABB is begrepen zodat er ook over deze periode niets te verrekenen valt. Mogelijk kunnen partijen afspreken welk deel van die
USD 10.000,00 aan de appartementen moet worden toegeschreven, maar de totale door Partisipa te betalen maandhuur wordt er niet hoger of lager door.
2.16.
Dan komt het nu aan op de vraag met welk bedrag de huur moet worden verminderd. In het tussenvonnis is daarover overwogen dat, als hoofdregel, van 50% moet worden uitgegaan, tenzij er aanwijzingen zijn voor een ander percentage. Voorts is in het tussenvonnis overwogen dat de vermindering
kanworden berekend aan de hand van de vastelastenmethode. Verder heeft het gerecht gesuggereerd dat een berekening van het aantal appartementen dat niet is verhuurd en een overzicht van (mogelijk verminderde) doorlopende kosten, rekening houdende met de tegemoetkoming van de overheid ook al voldoende inzicht kan geven gelet op de overzichtelijke aard van de bedrijfsvoering die immers uitsluitend bestaat uit verhuur van appartementen.
2.17. [
naam stichting] heeft in haar akte aangegeven dat zij er de voorkeur aan geeft niet uit te gaan van vastelastenmethode maar, ingevolge de suggestie van het gerecht, de vermindering te berekenen aan de hand van het aantal appartementen dat niet is verhuurd. Zij legt in haar akte niet uit waarom, maar het gerecht gaat ervan uit dat deze methode haar als het meest overzichtelijk en meest eenvoudig voorkomt. Een bezwaar tegen toepassing van deze methode is echter dat, naar stelling van Partisipa, de appartementen in de betreffende periode niet tegen de reguliere prijs konden worden verhuurd. De appartementen werden in die periode vaak voor lagere prijzen aan veelal lokale gasten aangeboden.
2.18
Partisipa heeft in haar akte een berekening gemaakt aan de hand van de vastelastenmethode, nadat zij bij conclusie van antwoord al met een verwijzing naar jurisprudentie op dit punt met een meer eenvoudige som was gekomen, namelijk de oude huurprijs x het percentage omzetdaling x 50%. Daarmee kwam zij in haar conclusie van antwoord op een totale huursom van USD 12.919,83 (inclusief ABB en de USD 1.000,00 voor het door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] bewoonde appartement).
2.19.
Een moeilijkheid bij de toepassing bij de berekeningsmethode in de conclusie van antwoord, alsook bij de vastelastenmethode is dat er geen representatieve oude omzetgegevens zijn. De reden daarvoor is dat Partisipa in 2019 nog maar kort met de betreffende appartementen in bedrijf was. Dat heeft Partisipa ertoe gebracht om in haar conclusie van antwoord een referentieomzet te bepalen op basis van algemene gegevens over een gemiddelde kamerhuur en een gemiddelde kamerbezetting op Bonaire. Deze omzet heeft zij vervolgens afgezet tegen de omzet in de periode waarover de vermindering van de huurprijs wordt gevorderd waarbij zij uitkomt op een omzetdaling van 44,9%. Tussen partijen gedeeld leidt dat tot een huurprijsverlaging van 22,5%. Dat zou resulteren in een huurprijs voor het gehele resort van USD 12.919,83 (inclusief ABB).
2.20.
Met dezelfde referentieomzet en dezelfde omzetgegevens – die zij met de winst- en verliesrekening en bankafschriften heeft onderbouwd – heeft Partisipa in haar akte een berekening gemaakt volgens de vastelastenmethode. De uitkomst daarvan is een huurprijsverlaging van 26,86% hetgeen een huurprijs voor het resort van USD 12.453,00 (inclusief ABB) geeft.
2.21.
Het gerecht zal dit laatste door Partisipa berekende percentage volgen. Partisipa heeft haar berekening toegelicht en de daarvoor gebruikte gegevens heeft zij voldoende onderbouwd. Op basis van dezelfde gegevens had [naam stichting], hoewel niet eenvoudig, ook zelf een berekening kunnen maken, maar dat heeft zij niet gedaan. Andere gegevens had zij daarvoor niet nodig, dus ook niet de gegevens waarom zij in haar akte nog heeft gevraagd. Alle benodigde gegevens waren al door Partisipa c.s. overgelegd en de in aanvulling daarop door haar gevraagde gegevens zijn voor de berekening als hier bedoeld niet nodig.
2.22.
Zoals gezegd volgt het gerecht Partisipa in haar berekening van het percentage. Dat geldt echter niet voor de uitwerking daarvan op de huurprijs. Het gerecht zal, anders dan Partisipa, deze niet toepassen op de huurprijs inclusief ABB maar op die exclusief daarvan, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de ABB die over de betreffende periode op USD 660,00 per maand blijft staan. De vermindering van de huurprijs voor de te verhuren appartementen komt daarmee op 26,86% van USD 15.000,00 = USD 4.029,00. De verminderde huurprijs exclusief ABB komt dan op USD 10.971,00. Vermeerderd met USD 660,00 ABB en USD 1.000,00 voor het appartement waarin [gedaagde 2] en [gedaagde 3] wonen komt de verminderde huurprijs voor het gehele resort daarmee op USD 12.631,00. De verminderde huurprijs geldt, daarover zijn partijen het eens, voor de periode juli 2020 – juni 2021.
Wat moet Partisipa betalen?
2.23.
Partisipa moet ter zake de huur van april 2020 nog USD 1.290,00 betalen, zoals hiervoor onder 2.13 is overwogen. Anders dan uit productie 7 van [naam stichting] volgt, hoeft Partisipa geen huur meer te betalen over juni 2021. Partisipa heeft in haar conclusie van antwoord toegelicht en onderbouwd dat zij de huur voor deze maand heeft betaald, waarop [naam stichting] geen weerwoord heeft gegeven zodat het gerecht daarvan zal uitgaan.
2.24.
Naast de genoemde USD 1.290,00 voor april 2020 moet Partisipa over de periode van 12 maanden waarvoor de huurprijsaanpassing geldt nog USD 2.631,00 per maand betalen, immers heeft zij in die periode steeds USD 10.000,00 betaald. Met het totaal daarvan van USD 32.862,00 kan worden verrekend de USD 11.222,35 die [naam stichting] nog aan Partisipa is verschuldigd. Het bedrag wat Partisipa nog moet betalen komt daarmee op USD 21.639,65. De vordering in conventie is tot dat bedrag toewijsbaar.
2.25. [
naam stichting] heeft gevorderd dat het door Partisipa te betalen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente. Er is geen ingangsdatum van de wettelijke rente gevorderd zodat daarvoor de datum van het verzoekschrift wordt aangehouden.
2.26
Omdat geen van de partijen als overwegend in het (on)gelijk gestelde partij is aan te merken zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten van de procedure draagt. Hoewel het merendeel van de geldvordering van [naam stichting] zal worden afgewezen was deze procedure nodig om een door Partisipa gewenste huurprijsaanpassing vast te stellen.
Wat betekent dit voor de reconventie?
2.27.
De vordering in reconventie is in zoverre toewijsbaar dat over de betreffende periode de huurprijs tot een bedrag van USD 12.631,00 (inclusief ABB) wordt verminderd.
2.28
De reconventionele vordering vloeit uit de conventionele vordering voort. Om die reden is er ook in reconventie aanleiding voor een compensatie van proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten daarvan draagt.

3.De beslissing

Het gerecht,
in conventie
5.1.
veroordeelt Partisipa tot betaling aan [naam stichting] van USD 21.639,65, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2021 tot aan de dag van algehele voldoening,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijzigt de tussen partijen gesloten huurovereenkomst in die zin dat de huursom voor de periode juli 2020 – juni 2021 wordt verminderd tot USD 12.631,00 (inclusief ABB) per maand,
5.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.