ECLI:NL:OGEABES:2022:34

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
BON202200243
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag in kort geding met betrekking tot onroerend goed na beëindiging van affectieve relatie

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, heeft eiseres, aangeduid als de vrouw, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, aangeduid als de man, met als doel het opheffen van een conservatoir beslag dat door de man was gelegd op een woning die in gezamenlijk eigendom was. De vrouw en de man hadden een affectieve relatie en na hun uiteengaan was de woning aan de vrouw toegescheiden, waarbij zij een bedrag van USD 165.000,- aan de man diende te voldoen. De vrouw heeft een bedrag van USD 118.661,39 aan de man overgemaakt, maar de man legde conservatoir beslag op de woning, met een vordering van USD 25.823,87.

De vrouw vorderde in het kort geding de opheffing van het beslag, onder de voorwaarde dat een deel van de koopprijs van de woning zou worden ingehouden door de notaris. De man voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de primaire vordering, maar gaf aan dat een deel van de koopprijs tot zekerheid onder de notaris kon blijven. Het gerecht oordeelde dat de vrouw aannemelijk had gemaakt dat de vordering van de man ondeugdelijk was, en dat het belang van de vrouw bij opheffing van het beslag zwaarder woog dan het belang van de man bij handhaving ervan.

Het gerecht heeft het beslag opgeheven en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, aangezien zij elkaars ex-partners zijn. De beslissing werd op 21 juli 2022 openbaar uitgesproken door rechter F.G.P.M. Spreuwenberg.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Registratienummer: BON202200243
Datum uitspraak: 21 juli 2022
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van
[EISERES],
wonende te Bonaire,
eiseres, hierna: de vrouw,
gemachtigde: mr. E.J. Winkel,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te Bonaire,
gedaagde, hierna: de man,
gemachtigde: mr. M.M.A. van Lieshout.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verzoekschrift met producties is op 12 juni 2022 ingekomen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 juli 2022. Daarbij zijn de vrouw (via videoverbinding) met mr. Winkel en de man met mr. S.I. Da Costa Gomez (eveneens via videoverbinding), die occupeerde voor zijn gemachtigde, verschenen.
Aan de zijde van de man zijn pleitaantekeningen overgelegd.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Partijen hadden een woning ([kadastrale aanduidingen], plaatselijk bekend als [adres] te Bonaire, hierna: de woning) in gezamenlijk eigendom en zij hebben gezamenlijk (tuin)meubels gekocht voor die woning.
2.3.
Na hun uiteengaan is de woning aan de vrouw toegescheiden. Uit hoofde van overbedeling in verband met die toescheiding aan haar diende de vrouw een bedrag van USD 165.000,- aan de man te voldoen.
2.4.
Met het door de vrouw te betalen bedrag van USD 165.000,- zijn twee posten verrekend. De vrouw heeft uiteindelijk een bedrag van USD 118.661,39 aan de man overgemaakt.
2.5.
Het aandeel van de man in de woning is op of omstreeks 1 september 2021 aan de vrouw overgedragen. De vrouw heeft de woning vervolgens verkocht. De juridische levering aan de koper is voorzien op 22 juli 2022 om 10:00 uur.
2.6.
Op 27 juni 2022 heeft de man, na hiervoor toestemming te hebben verkregen van dit gerecht, ten laste van de vrouw conservatoir beslag gelegd op de woning. De vordering van de man is begroot op USD 25.823,87.

3.De vordering

3.1.
De vrouw vordert samengevat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
  • het conservatoir beslag op het registergoed van de vrouw op te heffen,
  • de man te verbieden nieuwe (conservatoire) beslagen te leggen ten laste van de vrouw die verband houden met het deelgenootschap, op straffe van een dwangsom,
  • de man te veroordelen tot betaling van een bedrag van USD 3.219,- ter zake van onrechtmatig gelegd beslag,
Subsidiair
- het conservatoir beslag op het registergoed van de vrouw op te heffen, onder de voorwaarde dat een deel van de koopprijs zal worden ingehouden en verblijven onder de notaris,
Zowel primair als subsidiair
- de man te veroordelen in de kosten van deze procedure alsmede de nakosten, alles vermeerderd met de wettelijke rente indien deze kosten niet zijn voldaan binnen veertien dagen na het in deze zaak te wijzen vonnis.
3.2.
De man heeft verweer gevoerd en concludeert tot afwijzing van de primaire vordering van de vrouw. Hij kan zich er wel in vinden dat een deel van de koopprijs tot zekerheid onder de notaris blijft.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 705 Rv BES is het gerecht bevoegd van de vorderingen in kort geding, die strekken tot opheffing van de beslagen, kennis te nemen en daarover te beslissen. De spoedeisendheid van de vordering tegen de man is niet bestreden en volgt bovendien uit het feit dat de levering van de woning aan een derde gepland is op 22 juli 2022 om 10.00 uur.
4.2.
De vrouw heeft zich primair beroepen op art. 705 lid 2 Rv BES waarin is bepaald dat de opheffing van het beslag dient te worden uitgesproken indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van de door de beslaglegger ingeroepen rechten blijkt.
4.3.
Het gerecht overweegt dat het aan de vrouw, als de partij die de opheffing van het beslag vordert, is om aannemelijk te maken dat de gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. Bij de beoordeling dient verder een afweging te worden gemaakt van de wederzijdse belangen, waarbij het gaat om de vraag of het belang van de man bij handhaving van het beslag zwaarder dient te wegen dan het belang van de vrouw bij opheffing daarvan.
4.4.
De man pretendeert een vordering op de vrouw te hebben van USD 12.000,- in verband met het volgende. De man stelt dat de vrouw in oktober 2021 aan de man heeft toegezegd aan hem een bedrag van USD 12.000,- te betalen. De vrouw heeft dat betwist.
4.5.
Aan deze stelling heeft de man ten grondslag gelegd dat de vrouw Panerai-horloges aan de man heeft geschonken ter waarde van ongeveer USD 22.000,-, maar dat zij de schenking heeft herroepen voordat zij de horloges heeft afgegeven aan de man. Bij het bezoek van partijen aan Little Switserland te Aruba op 16 oktober 2021 heeft de vrouw een bedrag van ruim USD 15.000,- betaald, waarbij 11 voorwerpen zijn gekocht, waaronder drie herenhorloges ter waarde van ongeveer USD 10.000,-. De betalingstoezegging van USD 12.000,- ziet volgens de man op het verschil tussen de waarde van de Panerai-horloges en de bij Little Switserland gekochte herenhorloges.
4.6.
Desgevraagd ter zitting verklaarde de gemachtigde van de man dat bewijs van deze toezegging in kort geding niet kon worden geleverd en dat daartoe een bodemprocedure is gestart.
4.7.
Binnen het beperkte kader van dit kort geding is er geen ruimte voor het leveren van bewijs. De stelling van de man omtrent de vordering van USD 12.000,- betreft een blote stelling. Om het beslag te rechtvaardigen is deze stelling ontoereikend. Hierbij heeft gewogen dat de man ter zitting heeft verklaard in december 2021 aan de vrouw USD 15.000,-, althans enig bedrag, te hebben betaald. In plaats van betaling van zijn schuld aan de vrouw lag dan verrekening van zijn vordering van USD 12.000,- met die schuld aan de vrouw voor de hand.
4.8.
Daarnaast pretendeert de man een vordering op de vrouw te hebben van ongeveer USD 13.000,-. De man stelt zich in dat verband op het standpunt dat in het kader van de scheiding en deling, de (tuin)meubels aan de vrouw zijn toegescheiden en dat de vrouw de helft van de waarde van deze roerende zaken, door de man begroot op USD 13.814,89, verschuldigd is. Volgens de vrouw is de scheiding en deling met de betaling van een bedrag van USD 118.661,39 ter zake van overbedeling volledig voltooid. Daartoe heeft zij verwezen naar de tussen partijen gewisselde e-mails.
4.9.
Bij het verzoek om toestemming tot het leggen van beslag heeft de man gesteld dat de (tuin)meubels aan partijen gezamenlijk toebehoren en aan de vrouw kunnen worden toebedeeld op voorwaarde dat de vrouw aan de man de waarde van zijn aandeel daarin vergoedt (per saldo USD 13.814.89).
4.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat de (tuin)meubels bij de aanschaf daarvan door de vrouw zijn betaald. De man stelt zich op het standpunt dat de helft van die meubels ten laste van hem zijn gekomen doordat de vrouw de helft van de waarde van die meubels op het door haar aan de man te betalen bedrag ter zake van overbedeling in verband met de toescheiding van de woning in mindering heeft gebracht.
4.11.
Bij e-mail van 24 augustus 2021 heeft de vrouw aan de man een overzicht gestuurd van kosten, waaronder de kosten van de (tuin)meubels (Jaro Impex), die zij heeft voldaan. In totaal gaat het om bedragen van € 25.122,34 en USD 13.483,48.
Daarop antwoordde de man onder meer:

Dankjewel voor het overzicht en wat je terecht zegt heb je nog de nodige kosten staan op je bankafschriften en die heb ik ook en ja ik weet dat jij meer hebt betaald.
Ik zal mijn verantwoordelijkheid nemen zoals afgesproken en je de helft van deze kosten betalen, want inderdaad zijn gewoon samen aangegaan destijds en zou niet fair zijn als ik jou daarvoor op laat draaien ook al heb ik niks nu aan die spullen want die zijn en horen bij de woning. Ik heb wel moeite met de overname kosten van de woning, maar goed die zal ik ook voor de helft voor mijn rekening nemen. Ik zal echter wel 1 bureau meenemen als ik mijn overige spullen kom halen. Zodra ik het geld van de woning heb zal ik alles aan jou terugbetalen (…).”
Bij e-mail van 28 augustus 2021 vraagt de vrouw aan de man:
“Kan jij mij aangeven hoeveel geld ik mag verrekenen zodat we dit alvast kunnen afronden?”
Op 29 augustus 2021 antwoordt de man:
“Jazeker kunnen we de verrekening doen. en dan kunnen we komende week ook gelijk de passering bij [betrokkene 1] doen. Ik heb nog wel even nagedacht over de kosten van [betrokkene 1] en daar ik ook moet betalen voor de kosten van jouw oude woning en de valutakosten voor de overboeking van de lening lijkt het me wel zo fair dat we de kosten van [betrokkene 1] USD 4.870 ook delen.
Kortom ik krijg prive van jou dan USD 145.871. Opbouw is als volgt.
  • Te ontvangen inzake Woning USD 165.000
  • Te verrekenen tgv [betrokkene 2] USD 21.563,92
o
Dollar gedeelte is USD 6.741,74
o
Euro gedeelte is USD 14.822,18 (Tegen koers 28-8-2021)

Te verrekenen tgv [de man] USD 2.435
o
helft factuur [betrokkene 1] (Ik zal dan deze factuur aan [betrokkene 1] uiteraard voldoen).
Dit bedrag van USD 145.871 mag je storten op mijn bankrekening bij de BdC van NumbersInc.”
Diezelfde dag antwoordt de vrouw:
“Dus ik zal vandaag alles boeken naar je, laat mij weten of het binnen is. En ik zal [betrokkene 1] aangegeven dat alles dan onderling is afgewikkeld met ons, en zij wellicht as week kan laten tekenen.”
4.12.
Het gerecht stelt vast dat in deze e-mail van de man telkens 50% van het door de vrouw bij e-mail van 24 augustus 2021 gespecificeerde bedrag voor verrekening in aanmerking is gebracht. Hierin is derhalve begrepen de toescheiding van de (tuin)meubels (Jaro Impex) aan de vrouw en de door de vrouw te betalen vergoeding voor overbedeling.
4.13.
Derhalve is summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid van de aanspraak van de man inzake de meubels.
4.14.
Weliswaar heeft de vrouw geen USD 145.871,- aan de man betaald, maar USD 118.661,39, maar de man heeft goed gevonden dat de vrouw op het door haar verschuldigde bedrag in mindering brengt de kosten Panerai-horloges. Het gerecht verwijst in dit verband naar de e-mails van de man aan de vrouw van 29 augustus 2021 om 20:20 uur en van de vrouw aan de man van 29 augustus 2021 om 20:49 uur. Voorts wordt verwezen naar de e-mail van de vrouw aan de man van 31 augustus 2021 om 7:59 uur en van de man aan de vrouw van 31 augustus 2021 om 9.23 uur, in welke laatste e-mail de man het bankrekeningnummer doorgeeft en opmerkt: “
Als ik de horloges van je mag overnemen mag je die gelijk in mindering brengen.”Hierop reageert de vrouw om 10.09 uur: “
Zeg maar wat je ervoor wil betalen. Ik breng dat wel in mindering dan.”.Waarna de man bij e-mail van 31 augustus 2021 om 10.12 uur meedeelt:
“Datgene wat jij ervoor hebt betaald, na verrekening van BTW.”
Verwijzend naar “de bonnen” deelt de vrouw aan de man om 11.42 uur mede:
“Ik hou daarom dan nog 22388,98 dollar in voor de horloges. Is dat ok?Daarop reageert de man prompt om 11.56 uur:
“Ja, is binnen en ja hoor is prima dat bedrag.”
4.15.
Aangezien summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering is gebleken heft het gerecht op het beslag op de onroerende zaak, [kadastrale aanduidingen], plaatselijk bekend als [adres] te Bonaire.
4.16.
Voor wat betreft het gevorderde verbod nieuwe beslagen te leggen ten laste van de vrouw in verband met de scheiding en deling van de gemeenschappelijke goederen wordt overwogen als volgt.
Voorop wordt gesteld dat het beslagverlof van 24 juni 2022 slechts eenmaal mag worden gebruikt en derhalve uitgewerkt is. Nieuwe verzoeken tot het leggen van (conservatoir) beslag zijn telkens onderworpen aan beoordeling door de beslagrechter. Deze zal een nieuw verzoek op de merites van dat moment moeten beoordelen. Het verbod om bij voorbaat de man te verbieden gebruik te maken van het beslagrecht wordt afgewezen, nu geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld of gebleken die zo’n verbod bij voorbaat rechtvaardigen.
4.17.
De vordering tot betaling van USD 3.219,- ter zake van onrechtmatig beslag dient te worden afgewezen, omdat beslaglegging een recht is dat een ieder toekomt die een vorderingsrecht pretendeert. Slechts is er aanleiding tot vergoeding van schade indien misbruik wordt gemaakt van dat recht. Daarvan is geen sprake nu de door de man gepretendeerde vordering zijn grondslag vindt in de rechtsverhouding van partijen (de boedelscheiding).
4.18.
Aan de subsidiaire vordering komt het gerecht niet toe.
4.19.
Het gerecht zal de proceskosten tussen partijen compenseren, aangezien zij elkaars ex-partners zijn.

5.De beslissing

Het gerecht, recht doende in kort geding:
5.1.
Heft op het ten laste van eiseres op verzoek van gedaagde gelegde conservatoire beslag op de onroerende zaak, [kadastrale aanduidingen], plaatselijk bekend als [adres] te Bonaire.
5.2.
Compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
5.3.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.4.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.G.P.M. Spreuwenberg, rechter-plv., en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.