ECLI:NL:OGEABES:2022:32

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
BON202200350
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarig kind naar Curaçao

In deze zaak heeft de moeder verzocht om vervangende toestemming om met haar minderjarige kind naar Curaçao te verhuizen, op basis van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek BES. De vader heeft verweer gevoerd tegen deze verhuizing. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 september 2022, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. D.M. Wildeman, en de vader procedeerde in persoon. De voogdijraad was ook aanwezig tijdens de zitting.

De moeder heeft uiteengezet dat zij in 2017 naar Bonaire is verhuisd om een nieuw leven te beginnen met de vader, maar dat zij in 2019 de relatie heeft beëindigd vanwege mishandeling. De moeder heeft nu een nieuwe baan en woning op Curaçao en is van mening dat de verhuizing in het belang van haar kind is. De vader daarentegen betwist de noodzaak van de verhuizing en stelt dat hij betrokken wil zijn bij het leven van zijn kind.

Het gerecht heeft overwogen dat de moeder de vrijheid heeft om haar leven opnieuw in te richten, maar dat deze vrijheid niet onbegrensd is. De belangen van het kind en de vader moeten ook in overweging worden genomen. Het gerecht heeft geconcludeerd dat de moeder onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de vader en het kind, en dat er onvoldoende tijd is om een goede overgang voor het kind te waarborgen. Daarom heeft het gerecht de vordering van de moeder afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Registratienummer: BON202200350
Datum uitspraak: 30 september 2022
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van
[VERZOEKSTER],
wonende te Bonaire,
hierna: de moeder,
gemachtigde: mr. D.M. Wildeman,
tegen
[VERWEERDER],
wonende te Bonaire,
hierna: de vader,
procederende in persoon.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verzoekschrift met producties 1 tot en met 12 is op 26 september ingekomen.
1.2.
Op 29 september 2022 is productie 13 van de moeder ingekomen.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft (met een verkorte oproepingstermijn) plaatsgevonden op 30 september 2022. Daarbij is de moeder verschenen met mr. Wildeman en is de vader verschenen. Namens de voogdijraad waren K. Torregrosa en C. de Graaf aanwezig.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het gerecht mondeling uitspraak gedaan. Dit vonnis is een schriftelijke weergave daarvan.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk zijn de volgende nog minderjarige kinderen geboren:
- [ kind 1], [geboortedatum] 2015 te [plaats], Nederland, en
- [ kind 2], [geboortedatum] 2010 te [plaats], Nederland.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige kinderen.

3.De vordering

3.1.
De moeder vordert om haar, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, toe te staan met de minderjarige [kind 1] naar Curaçao te mogen verhuizen door het verlenen van vervangende toestemming ex artikel 1:253a BW BES. Kosten rechtens.
3.2.
De vader heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang van de moeder bij haar vordering volgt uit de aard van die vordering en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen.
4.2.
De vraag die voorligt is of voorshands - op grond van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek en bewijslevering - aannemelijk is dat de vordering van de moeder in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is, en gelet op de overige belangen van partijen en die van [kind 1], een voorziening als gevorderd thans is gerechtvaardigd.
Artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek BES
4.3.
In artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek BES (BW BES) is bepaald dat geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter kunnen worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van [kind 1] toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie [1] volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
4.4.
Het gerecht zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen, en daarbij onder meer de volgende aspecten kunnen betrekken:
- het recht en belang van de moeder om te verhuizen en de vrijheid om haar leven opnieuw in te richten en daarbij de noodzaak om te verhuizen,
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid,
- de door de moeder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de vader te verzachten en/of te compenseren,
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg,
- de rechten van de vader en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving,
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg,
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de vader voor en na de verhuizing,
- de leeftijd van de minderjarige, haar mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen,
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
4.5.
De moeder heeft – samengevat - het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. De moeder is met haar kinderen in 2017 naar Bonaire verhuisd om een nieuw leven te starten met de vader. De moeder was niet gelukkig in haar huwelijk en werd fysiek en psychisch mishandeld door de vader. De moeder heeft een einde aan het huwelijk gemaakt in 2019. De hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen was aanvankelijk bij de moeder. De vader weigerde na de echtscheiding aanvankelijk om financieel bij te dragen. De moeder is een periode aangewezen geweest op de voedselbank. Inmiddels betaalt de vader wel via loonbeslag.
Sinds mei 2021 woont [kind 2] noodgedwongen bij de vader vanwege ruimtegebrek bij de moeder. Hoewel de moeder een goede baan had op Bonaire verdiende ze te weinig om naar een ruimere woning te verhuizen door de hoge prijzen op de (huur)woningmarkt op Bonaire. Het contact tussen de moeder en [kind 2] is sinds hij bij de vader woont erg achteruit gegaan onder druk van de vader en zijn familie.
[Kind 1] heeft altijd bij de moeder gewoond en heeft niet tot nauwelijks contact met de vader. De vader komt de omgangsregeling niet na en hij is niet betrokken bij [kind 1].
De moeder heeft op Curaçao een nieuwe baan en een nieuwe ruimere woning gevonden. Ook heeft zij – in tegenstelling tot op Bonaire – familie en vrienden op Curaçao. De verhuizing biedt haar de mogelijkheid om opnieuw te kunnen beginnen en het boek in emotionele zin te kunnen sluiten. De verhuizing is ook in het belang van [kind 1]. Het contact tussen de vader en [kind 1] zal niet veranderen. De vader heeft tot nu toe geen interesse in haar getoond en de moeder is bereid om het contact tussen hen te faciliteren.
In de veronderstelling dat de vader mee zou werken aan de verhuizing - hij leek immers in gesprekken welwillend om mee te werken en hij onderhoudt nauwelijks een band met [kind 1] – heeft de moeder vliegtickets voor 5 oktober a.s. gekocht naar Curaçao, heeft zij de arbeidsovereenkomst met haar nieuwe werkgever op Curaçao getekend, is zij een huurovereenkomst voor een woning op Curaçao aangegaan en heeft zij [kind 1] ingeschreven op een school in Curaçao. Het kwam dan ook als een verrassing dat de vader het toestemmingsformulier voor de verhuizing niet wil tekenen. De vader vervalt hiermee in oud pestgedrag.
4.6.
De vader heeft – samengevat – het volgende aangevoerd. Allereerst merkt de vader op dat hij het moeilijk vindt om goed verweer te kunnen voeren in deze procedure vanwege de korte oproepingstermijn waardoor hij geen advocaat heeft kunnen vinden die hem kan bijstaan in deze procedure. De vader is het niet eens met de voorgenomen verhuizing. Volgens de vader heeft er nooit een gesprek plaatsgevonden over een verhuizing van de moeder met [kind 1] naar Curaçao en heeft de vader daar nooit toestemming voor gegeven. De vader heeft wel degelijk contact met [kind 1] en wil betrokken bij haar zijn. De moeder werkt tot laat en dan brengt zij [kind 1] weleens naar oma; de moeder van de vader. Twee weken geleden heeft de vader [kind 1] daar voor het laatst gezien. De vader heeft zich recent tot Akseso gewend om te proberen omgang op te starten tussen hem en [kind 1] en heeft van Jeugdzorg het advies gekregen om zich tot de rechter te wenden om omgang af te dwingen. [Kind 1] en [kind 2] zagen elkaar aanvankelijk elke dag. Zij zaten bij elkaar op school, maar [kind 2] is nu naar de middelbare school gegaan. Nu zien zij elkaar bij oma. [Kind 2] is erg verdrietig dat hij zijn zusje niet meer gaat zien. De verhuizing overrompelt iedereen. Volgens de vader is het voor de moeder ook op Bonaire mogelijk om een toekomst op te bouwen.
4.7.
De voogdijraad heeft - samengevat – als volgt geadviseerd. Een verhuizing naar Curaçao is ingrijpend voor [kind 1]. Juist omdat [kind 1] geen regelmatig contact heeft met haar vader en haar broer [kind 2] moet zij de geruststelling krijgen dat er na een verhuizing ook contact zal zijn. Een begeleid afscheidsmoment waarbij duidelijk is wanneer [kind 1] weer contact met hen zal hebben is voor haar heel belangrijk. De voogdijraad kan samen met Akseso bekijken welke mogelijke hulp zij kunnen bieden in dit kader. De voogdijraad verwacht niet dat het de ouders lukt om zonder hulp omgang op te starten.
4.8.
Het gerecht stelt voorop dat de moeder de vrijheid heeft om haar leven opnieuw in te richten. De behoefte van de moeder om dat te doen is vanuit de door haar geschetste historie bezien begrijpelijk. Die vrijheid is echter niet onbegrensd vanwege de belangen van [kind 1] en de vader. Zo is het heel belangrijk dat een verhuizing goed wordt doordacht en voorbereid. De moeder heeft dat voor zichzelf goed gedaan. Zij heeft namelijk een baan en een woning geregeld op Curaçao, zij heeft vliegtickets gekocht voor [kind 1] en zichzelf, en [kind 1] ingeschreven op een school op Curaçao. De moeder heeft de vader echter onvoldoende meegenomen in haar verhuisplannen. Dat heeft zij wel geprobeerd, maar uit de door partijen in deze zaak gepresenteerde feiten valt niet op te maken dat de vader op enig moment met een verhuizing heeft ingestemd, laat staan dat er gesproken is over de omgang na de verhuizing. Ook [kind 1] is onvoldoende voorbereid op een verhuizing. Zoals door de voogdijraad naar voren is gebracht, is het voor [kind 1] heel belangrijk dat voordat een verhuizing plaatsvindt er een begeleid afscheidsmoment voor haar zal zijn, waarbij duidelijk is wanneer zij haar vader en haar broer [kind 2] weer zal zien. Een dergelijk afscheidsmoment, waarbij duidelijk is wanneer er na een verhuizing weer omgang zal zijn, is binnen de termijn waarop de onderhavige voorziening is gevorderd niet te realiseren. Daarvoor is tijd nodig. Het continueren van de omgang na een verhuizing vergt bovendien een goede communicatie en overleg tussen de ouders. Op dit moment zijn de ouders daar onvoldoende toe in staat. Tot slot is nog van belang dat de omgang na een verhuizing hoogstwaarschijnlijk zal worden beperkt tot de vakanties en het op dit moment maar de vraag is of partijen voldoende financiële middelen hebben voor de daarvoor benodigde vliegtickets.
4.9.
Alles wat hiervoor is overwogen in aanmerking nemend wijst het gerecht de gevorderde voorziening in dit kort geding af.
4.10.
De proceskosten zullen tussen partijen worden gecompenseerd, nu zij ex-echtgenoten zijn en deze zaak over een van hun minderjarige kinderen gaat.

5.De beslissing

Het gerecht, recht doende in kort geding:
5.1.
wijst de vordering van de moeder af,
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman, rechter, en is op 30 september 2022 mondeling uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier en op 3 oktober 2022 op schrift gesteld.

Voetnoten

1.HR 25 april 2008 (HR 25 april 2008,