ECLI:NL:OGEABES:2022:28

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
BON202200328
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot terugkeer van minderjarige naar Bonaire na ongeoorloofde verhuizing door moeder

In deze zaak heeft de vader een kort geding aangespannen tegen de moeder, die zonder toestemming van de vader met hun minderjarige dochter [kind 3] naar Nederland is verhuisd. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over hun kinderen, en de vader vordert de onmiddellijke terugkeer van [kind 3] naar Bonaire. De moeder had de intentie om in Nederland te blijven en heeft de verhuizing als een noodzakelijke stap gezien vanwege haar ongelukkige huwelijk en depressieve klachten. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 september 2022, waarbij beide partijen via videoverbinding aanwezig waren. De rechter heeft vastgesteld dat de Bonairiaanse rechter bevoegd is om te oordelen over deze zaak, omdat de gewone verblijfplaats van [kind 3] in Bonaire ligt. De rechter oordeelt dat de verhuizing van de moeder onrechtmatig was, aangezien zij dit zonder toestemming van de vader heeft gedaan. De rechter beveelt de onmiddellijke terugkeer van [kind 3] naar Bonaire, waarbij de moeder uiterlijk op 7 oktober 2022 moet terugkeren. Indien de moeder hier niet aan voldoet, kan de vader [kind 3] zelf terugnemen met de benodigde reisdocumenten. De proceskosten worden gecompenseerd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Registratienummer: BON202200328
Datum uitspraak: 23 september 2022
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van
[EISER],
wonende in Bonaire,
eiser, hierna: de vader,
gemachtigde: mr. N.B. Louisa,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Nederland,
gedaagde, hierna: de moeder,
procederende in persoon.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verzoekschrift met producties 1 tot en met 5 is op 31 augustus 2022 ingekomen.
1.2.
Op 6 en 7 september 2022 zijn diverse producties van de moeder ingekomen.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 september 2022. Daarbij is de vader verschenen met (via videoverbinding) zijn gemachtigde. Ook de moeder is (via videoverbinding) verschenen. Namens de voogdijraad waren F. Franckaert en K. Torregrosa aanwezig.
De gemachtigde van de vader heeft pleitaantekeningen overgelegd.
1.4.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 28 september 2004 te [plaats] (Nederland) met elkaar gehuwd.
2.2.
Uit dit huwelijk zijn de volgende op dit moment nog minderjarige kinderen geboren:
- [ Kind 1], geboren op [geboortedatum] 2005 te [plaats] (Nederland),
- [ Kind 2], geboren op [geboortedatum] 2007 te Bonaire, en
- [ Kind 3], geboren op [geboortedatum] 2011 te Bonaire.
2.3.
De ouders hebben van rechtswege gezamenlijk het gezag over de minderjarige kinderen.
2.4.
De moeder is eind juni 2022 met toestemming van de vader samen met [kind 3] naar Nederland vertrokken voor een vakantie van ongeveer twee maanden.
2.5.
De moeder zou op 19 augustus 2022 met [kind 3] terugkeren naar Bonaire, maar heeft dat niet gedaan. De moeder is zonder toestemming van de vader met [kind 3] in Nederland gebleven. De moeder heeft zich inmiddels in Nederland ingeschreven.
2.6.
Op 22 augustus 2022 heeft de gemachtigde van de vader de moeder gesommeerd om [kind 3] op 3 september 2022 aan de vader – die toen voor zijn werk voor korte tijd in Nederland verbleef – te overhandigen, zodat hij met haar kon terugkeren naar Bonaire. Daaraan heeft de moeder geen gehoor gegeven.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De vader vordert bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de onmiddellijke terugkeer van [kind 3] te bevelen, althans de terugkeer vóór een door het gerecht in goede justitie te bepalen datum te bevelen, waarbij de moeder [kind 3] dient terug te brengen naar Bonaire, dan wel – indien de moeder nalaat [kind 3] terug te brengen – te bepalen op welke datum de vader [kind 3] met de benodigde geldige reisdocumenten zelf mee terug kan nemen naar Bonaire, indien nodig met behulp van de sterke arm, althans een zodanige regeling te treffen als het gerecht in goede justitie vermeent,
- de moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
De vader heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de verhuizing van de moeder met [kind 3] naar Nederland in strijd met het gezagsrecht van de vader en dus onrechtmatig is. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [kind 3] en de vader heeft niet met de verhuizing ingestemd. De vader vindt het niet in het belang van [kind 3] als zij op dit moment in Nederland blijft. Volgens de vader is de Bonairiaanse rechter bevoegd te beslissen over zijn vordering, omdat de gewone verblijfplaats van [kind 3] in Bonaire is.
3.3.
De moeder heeft verweer gevoerd en verzoekt de vordering van de vader af te wijzen.
3.4.
De moeder grondt haar verweer op het volgende. De moeder wil scheiden van de vader en in Nederland blijven. Ook [kind 3] wil in Nederland blijven. Het gaat goed met [kind 3] in Nederland. Zij heeft daar veel familie en zij gaat inmiddels ook in Nederland naar school.

4.De beoordeling

Rechtsmacht
4.1.
De vraag die in de eerste plaats voorligt is of de Bonairiaanse rechter rechtsmacht heeft.
4.2.
In het onderhavige geval gaat het om een minderjarige die met de moeder is vetrokken voor vakantie naar Nederland en niet is teruggekeerd. De minderjarige heeft vanaf haar geboorte in Bonaire gewoond en verblijft op dit moment in Nederland. Bonaire en Nederland behoren beide tot het Koninkrijk der Nederlanden. De vraag of de Bonairiaanse rechter rechtsmacht heeft moet naar het interregionaal privaatrecht (IRPR) worden beantwoord, waaraan onder meer inhoud wordt gegeven door in het Koninkrijk geldende verdragen inzake minderjarigen.
4.3.
Het ‘Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregel ter bescherming van kinderen van 1996’ (Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996, hierna: het Verdrag) heeft medegelding voor de BES-eilanden waar Bonaire onderdeel van is. Aan het Verdrag wordt overeenkomstige toepassing gegeven voor de interregionale bevoegdheid van de Bonairiaanse rechter.
4.4.
Op grond van artikel 5 van dit verdrag is, kort gezegd, bevoegd de rechterlijke autoriteit van de Staat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft. Ook indien er sprake zou zijn van een ongeoorloofd overbrengen van de minderjarige, zoals in casu door de vader aan de vordering ten grondslag is gelegd, is op grond van artikel 7 van dit verdrag in beginsel de rechter bevoegd van het land waar de minderjarige tot aan het moment van overbrengen zijn gewone verblijfplaats had zolang de minderjarige geen gewone verblijfplaats heeft verworven in het land waar het heen is gebracht. Achtergrond van deze bepalingen is het belang van het te beschermen kind, waarbij de gedachte meespeelt dat diens belang het beste wordt gediend wanneer de autoriteiten van diens gewone verblijfplaats bevoegd zijn, omdat die in de regel het beste in staat zijn de situatie waarin de minderjarige verkeert, te beoordelen en om uit te maken welke maatregelen aangewezen zijn.
4.5.
Ter beantwoording van de vraag of de Bonairiaanse rechter rechtsmacht heeft, dient dus eerst te worden bepaald waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft. Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad (zie bv HR van 17 juni 2011: ECLI:NL:HR:2011:BQ4833) wordt aan het feitelijk begrip 'gewone verblijfplaats van het kind' inhoud gegeven door de feiten en omstandigheden van het concrete geval. Daarbij gaat het, kort gezegd, om de plaats waarmee het kind maatschappelijk de nauwste bindingen heeft. Tot de voor de bepaling van de gewone verblijfplaats van het kind in aanmerking te nemen factoren kunnen, naast fysieke aanwezigheid van het kind in een lidstaat, in het bijzonder worden gerekend omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat deze aanwezigheid niet tijdelijk of toevallig is en dat de verblijfplaats van het kind een zekere integratie in een sociale en familiale omgeving tot uitdrukking brengt. Daarbij moet onder meer rekening worden gehouden met de duur, de regelmatigheid, de omstandigheden en de redenen van het verblijf op het grondgebied van een lidstaat en van de verhuizing van het gezin naar die staat, de nationaliteit van het kind, de plaats waar en de omstandigheden waaronder het naar school gaat, de talenkennis en de familiale en sociale banden van het kind in die staat. Voorts kan de bedoeling van de ouders om zich met het kind in een andere lidstaat te vestigen, waaraan uiting is gegeven door maatregelen, zoals de koop of de huur van een woning in de lidstaat van ontvangst, een aanwijzing voor de verplaatsing van de gewone verblijfplaats zijn. De leeftijd van het kind en zijn sociale en familiale omgeving zijn van wezenlijk belang voor de vaststelling van de gewone verblijfplaats. Doorgaans is de omgeving van een jong kind in wezen een familiale omgeving, waarvoor de persoon of personen bij wie het kind woont, die daadwerkelijk gezag over hem uitoefenen en voor hem zorgen, bepalend is of zijn.
4.6.
In het onderhavige geval is gebleken dat [kind 3] 10 jaar oud is en vanaf haar geboorte met haar ouders en broers in Bonaire heeft gewoond. [Kind 3] is voor haar vertrek ook haar hele leven in Bonaire naar school gegaan en had haar sociale- en vriendenkring op Bonaire. Het verblijf van [kind 3] op Bonaire was duurzaam van karakter. Ten tijde van het indienen van het onderhavige verzoek bevond [kind 3] zich pas enkele dagen zonder toestemming van de vader in Nederland. Dat [kind 3] familie heeft in Nederland en inmiddels ook in Nederland naar school gaat, maakt niet dat [kind 3] al in zeer ruime mate verbonden is met de Nederlandse rechtssfeer. Het gerecht is gelet op deze omstandigheden voorshands van oordeel dat de gewone verblijfplaats van [kind 3], ten tijde van het indienen van het verzoekschrift, in Bonaire was. Niet kan worden aangenomen dat de Nederlandse autoriteiten beter in staat zijn de situatie waarin [kind 3] verkeert, te beoordelen en te bepalen welke maatregelen aangewezen zijn. De Bonairiaanse rechter acht zich dan ook bevoegd om over het onderhavige geschil te oordelen.
4.7.
Ingevolge artikel 15 lid 1 van het Verdrag wordt het BES-recht toegepast.
Spoedeisend belang
4.8.
Het spoedeisend belang van de vader bij zijn vordering volgt uit de aard van die vordering en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen.
4.9.
De vraag die voorligt is of voorshands - op grond van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek en bewijslevering - aannemelijk is dat de vordering van de vader in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
Artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek BES
4.10.
In artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek BES (BW BES) is bepaald dat geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter kunnen worden voorgelegd.
De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van [kind 3] toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen. Bij een dergelijke beslissing dient het gerecht – conform vaste rechtspraak – alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen. Hoewel dit een overweging van de eerste orde dient te zijn bij deze belangenafweging, kunnen andere belangen zwaarder wegen dan het belang van de minderjarige.
4.11.
Vaststaat dat de moeder de woonplaats van [kind 3] heeft gewijzigd zonder toestemming van de vader. Dat is in strijd met het gezagsrecht van de vader en is dus onrechtmatig.
4.12.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder toegelicht dat zij ongelukkig is in haar huwelijk en op Bonaire. Partijen hadden al langere tijd relatieproblemen. Als gevolg daarvan had de moeder last van depressieve klachten waarvoor zij onder behandeling was van een psychiater. Die klachten zijn sinds de moeder in Nederland is verminderd. De moeder voelt zich gelukkiger in Nederland. Daarom heeft zij tijdens de vakantie in Nederland besloten te willen scheiden van de vader en met [kind 3] in Nederland te blijven wonen.
4.13.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling benadrukt dat hij [kind 3] niet bij de moeder wil weghalen. De vader wil dat er in het belang van de kinderen eerst rustig wordt gesproken over de gevolgen van de voorgenomen echtscheiding en dat er daarna pas beslissingen worden genomen. De vader vindt de manier waarop de moeder op eigen houtje beslissingen heeft genomen niet acceptabel.
4.14.
Het gerecht stelt voorop dat de moeder de vrijheid heeft om haar leven opnieuw in te richten. Die vrijheid is echter niet onbegrensd. Het gerecht is van oordeel dat de eigenrichting van de moeder in het onderhavige geval niet gebillijkt kan worden. Het had op haar weg gelegen om met de vader in gesprek te gaan over de door haar voorgenomen echtscheiding en de gevolgen daarvan, met name voor de minderjarige kinderen. Als de vader vervolgens niet zijn toestemming aan een verhuizing met [kind 3] naar Nederland had willen geven, had het op de weg van de moeder gelegen om daarvoor vervangende toestemming te vragen aan het gerecht of een voorziening te vragen in het kader van een echtscheidingsprocedure. De moeder heeft er in plaats daarvan voor gekozen om [kind 3] van de ene op de andere dag weg te halen bij de vader en haar twee broers zonder enige vorm van voorbereiding. Zoals tijdens de mondelinge behandeling ook door de vertegenwoordigers van de voogdijraad naar voren is gebracht, heeft de verhuizing veel te abrupt plaatsgevonden. Dat is niet in het belang van [kind 3] en ook niet in het belang van haar twee broers. Het is noodzakelijk dat de ouders alsnog – eventueel onder leiding van een (cross border) mediator - met elkaar in gesprek gaan en zo mogelijk afspraken maken over de gevolgen van een echtscheiding en als dit niet lukt het gerecht vragen om hierover beslissingen te nemen. De minderjarige kinderen dienen vervolgens goed te worden voorbereid op die gevolgen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder zich niet bereid getoond om in dit kader al dan niet tijdelijk met [kind 3] terug te keren naar Bonaire.
4.15.
Uit het voorgaande volgt dat [kind 3] moet terugkeren naar Bonaire. Het gerecht zal haar onmiddellijke terugkeer bevelen, waarbij de moeder [kind 3] dient terug te brengen naar Bonaire of – indien zij dat niet onmiddellijk doet – ervoor te zorgen dat de vader [kind 3] met de benodigde geldige reisdocumenten zelf mee terug kan nemen naar Bonaire, zo nodig met behulp van de sterke arm. Partijen dienen gelet op hun verantwoordelijkheden als ouders ervoor te zorgen dat de terugkeer niet ontaardt in een dramatische gebeurtenis.
4.16.
Het gerecht zal de proceskosten tussen partijen compenseren, aangezien zij elkaars echtgenoten zijn.

5.De beslissing

Het gerecht, recht doende in kort geding:
5.1.
beveelt de terugkeer van de minderjarige [kind 3], geboren op [geboortedatum] 2011 te Bonaire, naar Bonaire, waarbij de moeder [kind 3] uiterlijk op 7 oktober 2022 dient terug te brengen naar Bonaire en – indien de moeder nalaat [kind 3] binnen die termijn terug te brengen – de moeder [kind 3] met de benodigde geldige reisdocumenten in de periode van 8 oktober 2022 tot en met 22 oktober 2022 (de exacte datum is de datum waarop de vader in Nederland aankomt) aan de vader dient af te geven, zodat hij [kind 3] zelf mee terug kan nemen naar Bonaire, zo nodig te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm,
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat ieder de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.