ECLI:NL:OGEABES:2022:19

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
EUX202100013- WAR 13/2021
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verleende vergunning voor afval- en reststoffenverwerking op Sint Eustatius

In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen de vergunning die is verleend aan EJL Services B.V. voor de inrichting van een afval- en reststoffenverwerking op Sint Eustatius. De vergunning bevat voorwaarden die moeten worden nageleefd, en het is aan de verweerder om handhavend op te treden indien deze voorwaarden niet worden nageleefd. De eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, met name tegen de ingebruikname van een afvalverbrander die volgens hen niet voldoet aan de EU-emissienormen en waarvan de capaciteit veel groter is dan de te verwachte afvalstroom. Ze vrezen dat Sint Eustatius een vuilnisopslagplaats zal worden voor de omliggende eilanden.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de eisers, die in de nabijheid van de afvalverwerkingsinstallatie wonen, als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. Het Gerecht heeft ook geoordeeld dat de beroepsgrond van de verweerder, dat het Gerecht niet bevoegd zou zijn, niet standhoudt. De vergunning is tijdig aangevochten en de beroepsgronden van de eisers zijn besproken. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat de vergunning op juiste wijze is verleend en dat de voorwaarden die aan de vergunning zijn verbonden, voldoende zijn om de belangen van de eisers te beschermen.

Uiteindelijk heeft het Gerecht het beroep ongegrond verklaard, waarbij het heeft geoordeeld dat de door eisers aangevoerde gronden niet slagen. De uitspraak is gedaan op 29 augustus 2022 door rechter J.M. Ghrib en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

Wet administratieve rechtspraak Uitspraak : 29 augustus 2022 Zaaknummer: EUX202100013-WAR 13/2021
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA,
ZITTINGSPLAATS SINT EUSTATIUS
UITSPRAAK
In het geding van:
[a], c.s.
gezamenlijk te noemen: eisers,
gevolmachtigde: de heer C. Peut,
tegen:
De Regeringscommissaris van het Openbaar Lichaam Sint Eustatius,
gevestigd te Sint Eustatius
verweerder,
gemachtigde: mr. T.L.H. Peeters,
en
EJL Services B.V. derde belanghebbende
gemachtigde: mr. S.D.M. Roseburg

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van 29 september 2020, gepubliceerd 6 oktober 2020, waarbij verweerder vergunning heeft verleend op grond van de Hinderverordening Sint Eustatius 1993 (hierna: Hinderverordening) aan voornoemde derde belanghebbende tot inrichting van een afval- en reststoffen verwerking.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Eisers hebben op 5 november 2020 een beroepschrift met producties ingediend.
2.2.
Op 18 mei 2021 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Derde belanghebbende heeft op 15 juni 2022 een schriftuur overgelegd en op 23 juni 2022 aanvullende producties.
2.4.
Eisers hebben op 22 juni 2022 aanvullende producties overgelegd.
2.5.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 30 juni 2022. Namens eisers zijn de verschenen [b] en [a]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd. Voor de derde belanghebbende was aanwezig [c] en de gemachtigde voornoemd.
2.6.
Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Op 31 maart 2020 heeft derde belanghebbende een vergunningaanvraag ingediend voor inrichting van een afval- en reststoffen verwerking.
3.2.
Verweerder heeft op 8 mei 2020 de ontwerp vergunning voor een maand ter inzage gelegd.
3.3.
Op 4 juni 2020 hebben 5 bewoners van de woonwijk in Zeelandia een bezwaarschrift tegen de ontwerpvergunning ingediend.
3.4.
Verweerder is bij vergunningverlening van 29 september 2020 deels tegemoet gekomen aan de bezwaren en heeft deels de bezwaren ongegrond verklaard.

4.Beoordeling

4.1.
Het Gerecht zal hetgeen partijen hebben aangevoerd betrekken en zo nodig bespreken bij de beoordeling van de beroepsgronden.
4.2.
Allereerst dient het Gerecht te bepalen of het Gerecht bevoegd is van het geschil kennis te nemen.
Verweerder heeft aangevoerd dat het Gerecht niet bevoegd is nu de Hinderverordening regels bevat met betrekking tot het instellen van beroep en de daarvoor geldende termijnen. Verweerder verwijst in dit verband naar artikel 37, eerste lid van de Hinderverordening. Ingevolge dit artikel dient het administratief beroep te worden ingesteld bij de Eilandraad.
Het Gerecht stelt vast dat de publicatie van vergunning verlening gedateerd 6 oktober 2020, een beroepsclausule bevat die aangeeft dat een ieder gedurende een maand schriftelijk beroep in kan stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, vestiging Sint Maarten. Voorts stelt het Gerecht vast dat met de invoering van de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius de Eilandraad in 2018 is ontbonden. De eerste verkiezingen voor een Eilandraad na deze ontbinding stonden gepland voor 21 oktober 2020.
Het Gerecht is gezien het vorenstaande van oordeel dat, nu er tijdens de beroepstermijn geen sprake was van een Eilandraad, verweerder terecht als beroepsclausule heeft opgenomen dat belanghebbenden zich voor het indienen van een beroepschrift moeten wenden tot het Gemeenschappelijke Hof van Justitie. Dit is in overeenstemming met hetgeen bepaald is in de Wet administratieve rechtspraak BES. Dat verweerder bij verweerschrift aangeeft dat administratief beroep ingesteld diende te worden bij de Eilandraad, vindt het Gerecht dan ook onbegrijpelijk.
Het Gerecht is bevoegd tot kennisneming van het geschil. De beroepsgrond van verweerder faalt.
4.3.
Het beroepschrift is op 5 november 2020 ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg zittingsplaats Sint Maarten. Ingevolge artikel 38 van de Hinderverordening wordt het beroepschrift ingediend binnen een maand na de dag waarop de beschikking is verzonden. Het Gerecht stelt vast dat verweerder op 6 oktober 2020 de vergunning verlening heeft gepubliceerd. Het beroep is dan ook tijdig ingediend.
4.4.
Het Gerecht stelt voorts vast dat het beroepsschrift is ingediend door 36 personen, die een lijst hebben getekend aangehecht aan het beroepschrift en waarbij als contactpersonen staan vermeld de [b] en [a].
Ingevolge artikel 37 van de Hinderverordening kan beroep worden ingesteld door degene tot wie de beschikkingen zijn gericht, degenen die overeenkomstig artikel 14, eerst lid, bezwaren hebben ingebracht en enige andere belanghebbende die aantoont dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest overeenkomstig artikel 14, eerste lid, bezwaren in te dienen.
Het Gerecht stelt vast dat 3 van de 5 personen die het bezwaarschrift hebben ingediend, het beroepschrift hebben ondertekend: [a], [s] en [p]. Nu gesteld noch gebleken is dat de andere indieners van het beroep redelijkerwijs niet in staat waren bezwaren in te dienen, is het Gerecht van oordeel dat deze personen niet als belanghebbende kunnen worden aangemerkt. Voor deze personen is het beroepschrift niet-ontvankelijk.
4.5.
Verweerder heeft voorts gesteld dat [a] en [p] niet als belanghebbende bij het besluit kunnen worden beschouwd gezien de afstand van hun woning tot de inrichting. De te verwachten immissie ter plaatse is verwaarloosbaar laag, zo stelt verweerder.
Het Gerecht overweegt dienaangaande als volgt.
Ingevolge artikel 7 van de Wet administratieve rechtspraak BES kunnen personen die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen daartegen beroep instelling.
Ingevolge vaste rechtspraak van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State is het uitgangspunt bij de beantwoording van de vraag of omwonenden belanghebbend zijn, dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit (zoals een vergunning) toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium “gevolgen van enige betekenis” dient als correctie op dit uitgangspunt. Daarbij dient acht te worden geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
Het Gerecht stelt vast dat eisers allen wonen in de buurt Zeelandia, gelegen in de omgeving van afvalverwerkingsinstallatie. Dat ingeval van eisers een afstandscriterium zou gelden van 300 meter kan het Gerecht niet volgen. Sint Eustatius heeft een beperkt oppervlak en is dun bevolkt. Eisers wonen allen in de directe nabijheid en zij stellen feitelijke gevolgen te ondervinden van de installatie. Zij hebben zicht op de installatie en ondervinden geurhinder. Gezien het vorenstaande dienen [a], [s] en [p] het voordeel van de twijfel te krijgen en worden zij als belanghebbende aangemerkt. De stelling van verweerder dat de te verwachten immissie ter plaatse verwaarloosbaar laag is, acht het Gerecht in dit kader niet van belang. Immers, de toets dat een persoon toegang heeft tot de bestuursrechter houdt niet al een feitelijke inhoudelijke beoordeling in van de mate van hinder.
De drie voornoemde eisers, [a], [s] en [p] kunnen worden ontvangen in het beroep.
4.6.
Verweerder heeft vergunning verleend ingevolge de Hinderverordening aan EJL Services B.V. voor de inrichting ‘Statia Waste Solutions’ gevestigd aan de Charles A. Arnaud Road 25, kadastraal bekend 5-C-23, te Sint Eustatius. De inrichting bestaat uit verschillende onderdelen zoals onder andere een loods met een verbrandingsinstallatie voor (bio)medisch afval, een koelcontainer, een loods met apparatuur om afvalstromen te selecteren en bewerken, waaronder ook een verbrandingsinstallatie. Aan de vergunningverlening zijn voorschriften verbonden zoals opgenomen in de bijlage bij de vergunning.
4.7.
Het Gerecht begrijpt eisers aldus dat de beroepsgronden met name zien op de ingebruikname van de afvalverbrander voor restafvalstromen van het merk Matthew, model MQ27820.1
Eisers hebben, kort samengevat, bezwaar tegen vergunningverlening voor deze afvalverbrander. De capaciteit is vele malen groter dan de te verwachte afvalstroom. Eisers stellen dat de installatie 24 uur per dag, 7 dagen per week en 312 dagen per jaar moet draaien en zij zijn dan ook bang dat Sint Eustatius het vuil gaat verbranden van alle eilanden in de omgeving en dat het eiland verandert in een vuilnis opslag eiland.
Voorts stellen eisers dat de voorschriften van de hindervergunning ten aanzien van de windrichting niet kan gelden voor het nieuwe apparaat omdat deze constant moet branden. Voorts stellen eisers dat er een onderzoek verricht moet worden naar de afvalstromen in de komende 20 jaar en een onderzoek verricht moet worden om een afvalverbrandingsinstallatie te selecteren waarvan de capaciteit in de buurt ligt van de te verwachte afvalstroom op Sint Eustatius.
Voorts stellen eisers dat de huidige afvalverbrander (type Inciner8 18-700) ten onrechte niet voldoet aan de emissienormen van de EU. Eisers geven aan dat zij blij zijn met de aanpassing in de vergunningsvoorwaarden voor wat betreft de werking van de afvalverbrander en de windrichting. Echter, eisers stellen dat dat deze voorwaarden niet weg nemen dat er ook bij noordoostelijke windrichting mensen die op het industrieterrein werken last zullen hebben van uitlaatgassen. Eisers vinden dat er concrete maatregelen genomen dien te worden om de uitlaatgassen van dit apparaat onder de emissienormen van de EU te krijgen.
Eisers stellen dat de vergunninghouder in overeenstemming met de voorschriften bij de vergunning, minimaal een maal per jaar zelf de emissies bemonsteren en door een kundig laboratorium dienen te laten toetsen. Eisers willen een onpartijdige partij die onaangekondigd controle kan uitvoeren om te voorkomen dat er sprak is van beïnvloeding.
4.8.
Een aantal stellingen van eisers in het beroepschrift zijn naar het oordeel van het Gerecht, te vaag om als beroepsgrond te kunnen kwalificeren. Zo kan het voorstel van eisers om de verbrandingsinstallatie te plaatsen aan het zuidelijke kant van het eiland ver van alle bewoners, werklui en agrarische land zodat de uitlaatgassen van deze installatie over de zee verspreid kunnen worden en de installatie ongehinderd door kan werken bij de meeste windrichtingen, niet gelden als een beroepsgrond. Immers, de vergunning is aangevraagd voor een bepaalde locatie. Beroepsgronden dienen betrekking te hebben op de verleende vergunning. Een voorstel voor een andere locatie is onvoldoende concreet.
4.9.
Voorts merkt het Gerecht op dat hetgeen eisers aanvoeren ten aanzien van handhaving van de aan de vergunning verbonden voorwaarden, zoals de bemonstering van de emissie en de werking ten tijden van bepaalde windrichting, niet hebben te gelden als gronden van beroep. Immers het is aan verweerder om toe te zien op de handhaving en eisers kunnen verweerder verzoeken handhavend op te treden mocht de situatie zich hiervoor lenen. De voorwaarde dat de vergunning houder een maal per jaar de emissie dient te bemonsteren laat onverlet dat verweerder bij enige aanwijzing dat de voorwaarden worden overtreden, al dan niet op verzoek van eisers, een emissie controle kan uitvoeren.
4.10.
Het vorenstaande heeft ook te gelden ten aanzien van hetgeen eisers hebben gesteld met betrekking tot de grote en de capaciteit van de afvalverbrander Matthew, model MQ27820.1. Het Gerecht overweegt dat de verleende vergunning voorwaarden bevat, zoals de werking ten tijde van een bepaalde windrichting. Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, omdat bijvoorbeeld de verbrandingsinstallatie niet wordt stopgezet, is het aan verweerder, al dan niet op verzoek van eisers, om handhavend op te treden. Niet is gebleken dat op voorhand gesteld kan worden dat de derde belanghebbende zich niet aan de voorwaarden zal houden. Ook zijn hiervoor geen aanwijzingen.
4.11.
Ten aanzien van de beroepsgrond dat de huidige afvalverbrander niet aan de EU emissienormen voldoet overweegt het Gerecht als volgt.
Verweerder heeft in de vergunning aangegeven dat tot op heden de emissienormen voor Sint Eustatius nog niet in wetgeving of een verordening zijn vastgelegd. Normen vanuit Europees Nederland of EU-normen zijn niet van kracht. Eisers hebben dit niet bestreden. Het Gerecht overweegt dat ingevolge artikel 18 van de Hinderverordening de vergunning slechts geweigerd wordt in het belang van de bescherming van het milieu. Verweerder heeft in de vergunning aangegeven welk toetsingskader zij heeft gehanteerd waarbij verweerder heeft verwezen naar artikel 5.11 van de Wet Vrom BES. Verweerder heeft voorts bij de beoordeling van de aanvraag een nader genoemde lijst van milieurichtlijnen en documenten als leidraad betrokken. Het Gerecht overweegt dat aan verweerder bij de keuze voor de methode tot toetsing van de aanvraag een aanzienlijke beoordelingsruimte toekomt. De invulling van die beoordelingsruimteruimte zal verweerder wel naar behoren dienen te motiveren.
Het Gerecht acht het door verweerder gehanteerde toetsingskader niet-onredelijk. Verweerder heeft voorts een en ander uitgebreid gemotiveerd in de vergunning. Voorts heeft verweerder naar aanleiding van het bezwaar van eisers de vergunningsvoorwaarden aangepast met betrekking tot het verbod tot verbranden afval bij een bepaalde windrichting en bij een bepaalde lage windsnelheid.
Daarbij acht het Gerecht van belang dat gesteld noch gebleken is dat met toepassing van deze voorschriften, eisers hinder ondervinden die boven de EU emissie norm ligt. De verwijzing van eisers naar gevolgen in het algemeen voor het eiland acht het Gerecht te weinig concreet. De beroepsgrond faalt.
4.12.
Uit het voorgaande volgt dat geen van de door eisers naar voren gebrachte gronden slaagt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Eustatius, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 29 augustus 2022.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Wet Administratieve Rechtspraak BES.