ECLI:NL:OGEABES:2022:18

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
EUX202200043
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen afwijzing van de aanvraag voor een Verklaring omtrent het gedrag (VOG)

In deze zaak heeft klaagster, procederende in persoon, een klacht ingediend tegen de afwijzing van de Gezaghebber van Sint Eustatius om een Verklaring omtrent het gedrag (VOG) af te geven. De afwijzing vond plaats op 12 juli 2022, naar aanleiding van een verzoek van klaagster op 13 juni 2022. De Gezaghebber baseerde zijn beslissing op een strafblad van klaagster, dat een veroordeling voor enkelvoudige mishandeling en een voorwaardelijke taakstraf vermeldde. Klaagster betwistte de afwijzing en voerde aan dat de veroordeling niet werkgerelateerd was en dat er geen minderjarigen betrokken waren bij het incident. Tijdens de zitting op 27 september 2022 was de Gezaghebber niet aanwezig, en ook het Openbaar Ministerie verscheen niet. Klaagster werd bijgestaan door een medewerker van de reclassering, die bevestigde dat de veroordeling niet in verband stond met haar werk in de kinderopvang.

Het Gerecht overwoog dat de Gezaghebber niet voldoende had gemotiveerd waarom de taakstraf als bezwarend moest worden aangemerkt in relatie tot het doel van de VOG-aanvraag. Het Gerecht concludeerde dat de belangen van klaagster zwaarder wogen dan de bezwaren tegen de afgifte van de VOG. De klacht werd gegrond verklaard en de Gezaghebber werd opgedragen om binnen drie dagen na de uitspraak de VOG af te geven. De uitspraak vond plaats op 3 oktober 2022 en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 3 oktober 2022
Zaaknummer: EUX202200043
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA,
ZITTINGSPLAATS SINT EUSTATIUS
UITSPRAAK
In het geding van:
[klaagster],
klaagster,
procederende in persoon,
tegen
DE GEZAGHEBBER VAN SINT EUSTATIUS,
gezeteld te Sint Eustatius,
verweerder.

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 12 juli 2022 waarbij verweerder afwijzend heeft beslist op het verzoek van klaagster van 13 juni 2022 om afgifte van een verklaring omtrent gedrag.

2.Het verloop van de procedure

Met een op 26 juli 2022 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend klaagschrift (met productie) heeft klaagster tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Wet administratieve rechtspraak (War).
Verweerder is door de griffier tot en met 16 september 2022 in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen. Die mogelijkheid heeft verweerder niet benut.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 27 september 2022. Klaagster heeft de zitting bijgewoond via videoverbinding en is daarbij bijgestaan door mevrouw [l] van de reclassering BES. De Gezaghebber is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen (bij dienstbrief van 1 september 2022, alsmede bij e-mail bericht van 20 september 2022) niet verschenen. Ook het Openbaar Ministerie, opgeroepen ingevolge artikel 27 van de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES, is niet verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.De feiten

3.1
Op 13 juni 2022 heeft klaagster zich tot verweerder gewend met een verzoek tot afgifte van een Verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG).
3.2
In de bestreden beschikking heeft verweerder de afgifte van de verzochte VOG afgewezen. Daarbij heeft verweerder het volgende overwogen:
“ A review of the Registry at the Office of the Attorney general in Willemstad Curacao has shown that you have a criminal record. This record will be removed on April 16, 2029.”
3.3
In haar klaagschrift heeft klaagster het volgende aangevoerd:
De veroordeling heeft te maken met een overtreding buiten de sfeer van mijn werk en werkzaamheden. Daarnaast waren er geen kinderen betrokken bij het incident. Klaagster heeft voorts ter zitting verklaard dat zij voor bedreiging is vrijgesproken en voor enkelvoudig mishandeling een werkstraf van 40 uur is veroordeeld en de opgelegde taakstraf voltooid is.

4.Het Gerecht overweegt als volgt

4.1.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaring omtrent het gedrag BES geeft verweerder een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit onderzoek met betrekking tot het gedrag van betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
Ingevolge het bepaalde in artikel 23 van voornoemde Wet mag verweerder bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op uittreksels uit strafregisters, politieregisters en andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
4.2.
Een verklaring omtrent het gedrag houdt niet anders in dan dat de gezaghebber uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
4.3.
Omdat de Gezaghebber noch het OM zijn verschenen op zitting en eveneens geen verweerschrift en aanvullende dossierstukken hebben overgelegd, gaat het Gerecht uit van de feiten zoals door mw. [l] van de Reclassering naar voren zijn gebracht. Het Gerecht stelt vast naar aanleiding van hetgeen mw [l] heeft verklaard, klaagster voor een bedreiging is vrijgesproken en voor enkelvoudig mishandeling een taakstraf heeft gekregen van 40 uur. Voorts heeft mw [l] bevestigd dat een en ander niet werk gerelateerd was, niet in de werkomgeving heeft plaatsgevonden en dat er geen minderjarigen betrokken waren bij het delict. Voorts heeft klaagster, hetgeen is bevestigd door mw. [l], aangegeven dat zij de VOG nodig heeft voor haar werk, het naschoolse kinderdag verblijf. Zij dient iedere twee jaar een VOG hiervoor aan te vragen.
4.4.
Het Gerecht overweegt in dit verband dat dit feit waarvoor van klaagster kennelijk slechts een voorwaardelijke taakstraf heeft opgelegd gekregen, niet van een zodanige ernst is dat dit feit, gezien het doel waarvoor de VOG is aangevraagd in de weg staan aan afgifte van een VOG.
4.5.
Het Gerecht is voorts van oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat hem is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klaagster, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verweerder niet althans onvoldoende heeft gemotiveerd dat en waarom voormelde taakstraf als zodanig bezwarend dient te worden aangemerkt ten opzichte van het doel, waarvoor afgifte is verzocht, dat afgifte moest worden geweigerd. De enkele vermelding van een strafblad is daartoe onvoldoende, ook omdat deze niet in verband is gebracht met het doel waarvoor afgifte is verzocht. Verweerder heeft ook niet gemotiveerd welk verband er zou bestaan tussen de aard van het strafbare feit waarvoor klaagster een taakstraf heeft opgelegd gekregen en de te vervullen functie van leidster bij een naschoolse kinderopvang. Dit kan gezien de wettelijke belangenafweging die verweerder dient te maken niet worden gevolgd.
4.6.
Gezien het onmiskenbare grote belang van de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag en het ontbreken van voldoende motivering omtrent de verweten gedraging in verband met het doel tot afgifte, is het Gerecht, alles afwegende, van oordeel dat in dit geval de belangen van klaagster zwaarder wegen dan de bezwaren tegen die afgifte.
4.7.
Gelet op vorenstaande zal de klacht gegrond worden verklaard en de bestreden beschikking zal worden vernietigd.
4.8.
Verweerder zal worden opgedragen om ingevolge artikel 29 van de Wet, binnen drie dagen na ontvangst van deze uitspraak de verklaring omtrent het gedrag ten behoeve van klaagster af te geven.

5.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart de klacht gegrond;
draagt verweerder op om binnen drie dagen na ontvangst van deze uitspraak de verklaring omtrent gedrag af te geven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Eustatius, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 3 oktober 2022.
Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Landsverordening op de justitiële documentatie en op de verklaring omtrent het gedrag).