In deze zaak gaat het om de belastingheffing over een bedrag van USD 182.728,75 dat belanghebbende in 2016 heeft ontvangen uit de onverdeelde boedel van zijn overleden moeder. De moeder overleed in 2013 en de nalatenschap omvatte aandelen in een vennootschap. Belanghebbende ontving het bedrag vooruitlopend op de inkoop van aandelen in 2017. De Inspecteur der Belastingen heeft dit bedrag als inkomen uit aanmerkelijk belang aangemerkt en belast met 5% inkomstenbelasting. Belanghebbende is in bezwaar gekomen tegen de aanslag, maar het Gerecht heeft geoordeeld dat de aanslag terecht was opgelegd. Het Gerecht oordeelde dat het ontvangen bedrag als regulier voordeel uit aanmerkelijk belang moet worden aangemerkt en dat de aanslag inkomstenbelasting 2016 naar een juist bedrag is opgelegd. Het beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard.