In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Center Body Car Polo N.V. (hierna: Polo) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die een geldlening van USD 13.000,- niet heeft terugbetaald conform de gemaakte afspraken. Op 2 april 2020 ondertekenden partijen een schuldbekentenis waarin de gedaagde verklaarde het geleende bedrag en bijkomende kosten van USD 650,- in twee termijnen terug te betalen, met een contractuele rente van 10% per maand bij niet-nakoming. De gedaagde heeft echter de betalingsafspraak niet nagekomen, waarop Polo conservatoir loonbeslag heeft gelegd. Op 19 februari 2021 heeft de gedaagde USD 9.000,- betaald, maar de rest van de vordering bleef openstaan.
Polo vorderde in de procedure betaling van het resterende bedrag van USD 13.650,-, vermeerderd met de contractuele rente of een door het gerecht gematigde rente van 23% per jaar. De gedaagde voerde verweer en betoogde dat de overeengekomen rente in strijd was met de openbare orde en goede zeden. Het gerecht oordeelde dat er geen wettelijk maximum voor contractuele rente bestaat, maar dat deze niet in strijd mag zijn met de openbare orde. De rechter oordeelde dat een rente van 23% per jaar niet in strijd was met de openbare orde, gezien de maximale kredietvergoeding bij consumentenkredieten.
Het gerecht heeft de vordering van Polo toegewezen voor het bedrag van USD 4.650,-, vermeerderd met de gematigde rente van 23% per jaar, en heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 25 augustus 2021 door mr. J.A. van Voorthuizen in aanwezigheid van de griffier.