In deze civiele procedure heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in de zaak tussen Girobank N.V. en een gedaagde, die zich borg had gesteld voor een lening verstrekt aan haar broer. De zaak betreft een geldleningsovereenkomst die in juli 2009 is gesloten, waarbij de broer van de gedaagde een lening van ANG 15.600,-- ontving. De gedaagde stelde zich borg voor deze lening. Na meerdere aanmaningen van Girobank aan de broer, heeft Girobank de gedaagde in juni 2020 aangesproken op de borgstelling. De gedaagde betwistte de borgtochtovereenkomst en voerde aan dat de vordering van Girobank was verjaard. Het Gerecht oordeelde dat de verjaringstermijn van de vordering op de gedaagde niet tijdig was gestuit, waardoor de vordering van Girobank op de gedaagde was verjaard. De vordering werd afgewezen en Girobank werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.