ECLI:NL:OGEABES:2021:2

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
BON202100089 en BON202100112
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige surseance van betaling voor Bonaire Petroleum Corporation N.V.

Op 8 maart 2021 heeft Bonaire Petroleum Corporation N.V. (Bopec) een verzoekschrift ingediend voor voorlopige surseance van betaling. Dit verzoek volgde op een eerder verzoek van de Ontvanger van de Belastingdienst / Caribisch Nederland tot faillietverklaring van Bopec, dat op dezelfde dag behandeld zou worden. De behandeling van het verzoek van Bopec vond buiten zitting plaats. Bopec, dat sinds 1975 een olieterminal op Bonaire exploiteert en 84 medewerkers in dienst heeft, ondervindt ernstige financiële problemen door sancties opgelegd aan haar aandeelhouder, Petróleos de Venezuela S.A. (PdVSA). Hierdoor heeft Bopec geen toegang meer tot internationale handel en liquide middelen, wat leidt tot de verwachting dat zij haar opeisbare schulden niet kan betalen. Bopec is in onderhandeling met een partij voor mogelijke financiering om haar schulden te kunnen voldoen en heeft de surseance van betaling aangevraagd om deze onderhandelingen voort te zetten.

De rechter heeft in zijn beslissing aangegeven dat, volgens de Faillissementswet BES, het verzoek tot surseance van betaling eerst in behandeling wordt genomen, aangezien beide verzoeken gelijktijdig zijn ingediend. De rechter heeft geoordeeld dat Bopec niet in staat is om haar schulden te betalen en heeft daarom de voorlopige surseance van betaling verleend, met benoeming van een bewindvoerder. Tevens is een rechter-commissaris benoemd om toezicht te houden op de procedure. Het faillissementsverzoek van de Ontvanger is geschorst en kan worden hervat indien de surseance eindigt. De beslissing is genomen op 9 maart 2021 en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
BESCHIKKING
inzake het verzoek van:
de naamloze vennootschap
BONAIRE PETROLEUM CORPORATION N.V.,
verzoekster, hierna: ‘Bopec’,
gevestigd te Bonaire, kantoorhoudend aan het adres Kaminda Turistiko Brazil,
gemachtigde: mr. S.M. Saleh.

1.Procesverloop

1.1
Bopec heeft op 8 maart 2021 een verzoekschrift tot het verlenen van surseance van betaling ingediend.
1.2
Het verzoek van Bopec is voorafgegaan door een verzoek van de Ontvanger van de Belastingdienst / Caribisch Nederland, hierna: ‘de Ontvanger’, strekkende tot faillietverklaring van Bopec, waarvan de behandeling was bepaald op hedenmiddag.
1.3
Het verzoek van Bopec is vandaag buiten zitting behandeld.

2.Het verzoek van Bopec

2.1
Bopec onderbouwt haar verzoek tot het verlenen van surseance van betaling als volgt:
- Bopec exploiteert sinds 1975 een olieterminal op Bonaire;
- Bij Bopec zijn 84 mensen in dienst;
- Bopec maakt deel uit van een groep vennootschappen, waarvan Petróleos de Venezuela S.A. (PdVSA) de uiteindelijk aandeelhouder is;
- Als gevolg van de in 2019 door de Verenigde Staten aan PdVSA opgelegde sancties, hebben PdVSA en haar groepsvennootschappen, waaronder Bopec, niet alleen geen toegang meer tot de internationale handel, maar ook niet tot de liquide middelen die zich op de bankrekeningen van PdVSA en haar groepsvennootschappen bevinden;
- Bopec voorziet dat zij niet kan voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden.
- Bopec is in onderhandeling met een partij die mogelijk de noodzakelijke liquide middelen aan Bopec ter beschikking zal stellen om Bopec in staat te stellen om haar preferente schuldeisers te voldoen en een akkoord aan te bieden aan haar concurrente schuldeisers;
- Bopec beoogt de surseance van betaling te benutten om, in overleg met een bewindvoerder, de onderhandelingen voort te zetten en eventuele andere mogelijkheden te onderzoeken om de benodigde liquide middelen te verkrijgen.
2.2
Bij het verzoek is geen ontwerp van akkoord gevoegd.

3.Gronden van de beslissing

3.1
Ingevolge artikel 209 lid 6 Faillissementswet BES (Fw) komt, indien een aanvrage tot faillietverklaring en een verzoek tot surseance gelijktijdig aanhangig zijn, eerst het laatste in behandeling.
3.2
Artikel 206 lid 2 Fw bepaalt dat de gevraagde surseance ‘dadelijk’ voorlopig zal worden verleend, met benoeming van een of meer bewindvoerders. Genoegzaam is gebleken dat Bopec niet zal kunnen voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden. Bij deze beschikking zal de surseance dan ook voorlopig worden verleend, met benoeming van een bewindvoerder. De bewindvoerder zal samen met het bestuur van Bopec het beheer over Bopecs zaken voeren.
3.3
Tenzij de surseance op de voet van artikel 232 Fw zal worden ingetrokken (met omzetting in faillissement), zal op korte termijn een schuldeisersvergadering worden gehouden en over de definitieve verlening van de surseance worden beslist. De datum van die vergadering zal bij nadere beschikking worden bepaald.
3.4
Art. 231a Fw bepaalt dat op verzoek van de schuldenaar of de bewindvoerder elke bevoegdheid van derden tot verhaal op tot de boedel behorende goederen of tot opeising van goederen die zich in de macht van de schuldenaren bevinden, voor een periode van een maand niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van het Gerecht. Bopec heeft een dergelijk verzoek gedaan. Het verzoek om een afkoelingsperiode is op de wet gegrond en het belang daarbij is aannemelijk. Het verzoek is dan ook toewijsbaar.
3.5
Ingevolge artikel 215 Fw kan de rechter bij het verlenen van de voorlopige surseance ‘zoodanige bepalingen maken, als hij ter beveiliging van de belangen der schuldeischers noodig oordeelt’. Onze wet voorziet bij surseance van betaling (anders dan bij faillissement) niet uitdrukkelijk in de benoeming van een rechter-commissaris. Zoals echter gebruikelijk, zal ook in deze voorlopige surseance op de voet van artikel 215 Fw een rechter-commissaris (met een adviserende taak) worden benoemd.
3.6
Het faillissementsverzoek van de Ontvanger is geschorst en kan worden hervat als de surseance op enigerlei wijze eindigt.

4.Beslissing

Het Gerecht:
4.1
verleent aan Bopec voorlopig surseance van betaling;
4.2
bepaalt dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op tot de boedel behorende goederen of tot opeising van goederen die zich in de macht van Bopec bevinden, voor een periode van een maand na deze uitspraak niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van het Gerecht;
4.3
benoemt tot rechter-commissaris mr. J.A. van Voorthuizen, rechter in dit Gerecht;
4.4
stelt aan tot bewindvoerder de advocaat mr C.M. van Liere,
stan.vanliere@hbnlawtax.com, kantoorhoudende te Bonaire, Bulevar Gobernador Nicolaas Debrot 20, telefoon +(599)7176944;
4.5
verstaat dat het faillissementsverzoek van de Ontvanger is geschorst.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.E. de Kort, rechter, en uitgesproken op 9 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.