Fatum te veroordelen tot vergoeding van de schade die [eiser in de hoofdzaak] heeft geleden ten gevolge van de bij haar verzekerde [betrokkene 1], begroot op totaal US$ 7.184,44.
10. [ Eiser in de hoofdzaak] legt daaraan ten grondslag dat [betrokkene 1] met zijn auto tegen de zijne is gereden en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld. Voor de schade is Fatum aansprakelijk.
11. Fatum voert gemotiveerd verweer, dat voor zover van belang, hierna wordt besproken.
12. Voorop stelt het gerecht, zoals Fatum terecht aanvoert, dat eventuele aansprakelijkheid van Fatum niet voortvloeit uit artikel 6:162 BW BES, maar uit de Wet aansprakelijkheid motorrijtuigen BES.
13. Vaststaat dat [betrokkene 1] met zijn auto de auto van [eiser in de hoofdzaak] heeft aangereden en dat [eiser in de hoofdzaak] daardoor schade heeft geleden. Die aanrijding kwalificeert als een onrechtmatige daad. De kern van het geschil tussen partijen is of en zo ja in hoeverre die onrechtmatige daad aan [betrokkene 1] kan worden toegerekend. [Eiser in de hoofdzaak] stelt dat de toerekenbaarheid alleen al volgt uit het feit [betrokkene 1] hem heeft aangereden. Fatum heeft gesteld dat de aanrijding uitsluitend het gevolg was van een verkeersfout van [gedaagde in de vrijwaring], die is gaan inhalen toen hij zelf werd ingehaald en daardoor [betrokkene 1] tot een uitwijkmanoeuvre dwong, waardoor hij in de slip is geraakt. De aanrijding is [betrokkene 1] dus in het geheel niet toe te rekenen, aldus Fatum.
14. Uit de stellingen van partijen leidt het gerecht het volgende af. Op het tijdstip van de aanrijding was het donker. Uit de overgelegde foto’s blijkt dat ter plaatse geen straatverlichting aanwezig is en dat links en rechts van de weg beperkte ruimte aanwezig is om uit te wijken. Achter [eiser in de hoofdzaak] reed [gedaagde in de vrijwaring] en daarachter meerdere andere auto’s, waaronder [betrokkene 1]. Op enig moment heeft [betrokkene 1] besloten om de auto’s voor hem via de linker rijbaan in te halen. Toen hij [gedaagde in de vrijwaring], die direct achter [eiser in de hoofdzaak] reed, op korte afstand was genaderd besloot [gedaagde in de vrijwaring] [eiser in de hoofdzaak] in te halen en heeft hij zijn auto naar links gestuurd. Direct daarop, toen hij de auto van [betrokkene 1] zag, heeft hij zijn auto direct weer naar rechts gestuurd en is kennelijk door deze manoeuvre links van de weg geraakt. De auto’s van [gedaagde in de vrijwaring] en [betrokkene 1] hebben elkaar niet geraakt. Als reactie op de beweging van de auto van [gedaagde in de vrijwaring] naar links, moest [betrokkene 1] naar links uitwijken, waarna hij kennelijk bij het weer bijsturen naar rechts de controle over de auto kwijt is geraakt en tegen [eiser in de hoofdzaak] is aangereden. Het gerecht volgt Fatum niet dat het onrechtmatig handelen van [betrokkene 1] hem onder deze omstandigheden in het geheel niet kan worden toegerekend, omdat de aanrijding geheel aan [gedaagde in de vrijwaring] verkeersgedrag te wijten is. Weliswaar kan worden vastgesteld dat de reactie van [betrokkene 1] om naar links uit te wijken het gevolg was van een verkeersfout van [gedaagde in de vrijwaring], maar Fatum heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaraan de gevolgtrekking kan worden verbonden dat een aanrijding daarna niet kon worden voorkomen, bijvoorbeeld door af te remmen en in de linkerberm uit te rijden.
Het gerecht neemt daarbij verder in aanmerking dat, ook indien geen inhaalverbod geldt, het passeren van mede weggebruikers extra oplettendheid van [betrokkene 1] vergde. Dat geldt temeer nu hij meerdere auto’s achter elkaar wilde inhalen op een donkere, niet verlichte weg. De kans bestaat immers dat ook andere weggebruikers besluiten om hun, langzaam rijdende, voorganger in te halen.
15. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden ligt de oorzaak van het ongeval naar het oordeel van het gerecht in aan [betrokkene 1] en [gedaagde in de vrijwaring] gelijkelijk toe te rekenen gedragingen. Op ieder van hen rust, afgezien van onderling regres, de verplichting tot vergoeding van de schade van [eiser in de hoofdzaak] die is ontstaan door de samenlopende oorzaken. Zij zijn hoofdelijk verbonden. In de verhouding [eiser in de hoofdzaak] Fatum brengt dat mee dat Fatum als de Wam BES-verzekeraar van de [kentekennummer 1] de schade van [eiser in de hoofdzaak] dient te vergoeden.
16. De hoogte van de door [eiser in de hoofdzaak] geleden schade is in geschil. [Eiser in de hoofdzaak] wil zijn auto graag laten repareren, zodat hij weer in dezelfde staat komt te verkeren als voor het ongeval. De kosten die daarmee gepaard gaan wil hij vergoed zien. Met Fatum is het gerecht echter van oordeel dat de geleden schade niet hoger is dan de dagwaarde minus de wrakwaarde, aangezien de auto financieel gezien total loss is. Dat dit een bedrag betreft van US$ 2.037,75, is onvoldoende betwist, zodat het gerecht hiervan uit zal gaan.
17. De gevorderde verklaring voor recht is niet toewijsbaar. Fatum heeft geen onrechtmatige daad gepleegd en kan dus niet ex artikel 6:162 BW BES aansprakelijk zijn. Fatum dekt de aansprakelijkheid van haar verzekerde [betrokkene 1] op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen BES.
18. Fatum zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Die kosten worden aan de zijde van [gedaagde in de vrijwaring] gelet op de toe te wijzen hoofdsom begroot op US$ 709,58 opgebouwd uit US$ 153,- griffierechten, US$ 136,58 oproepingskosten en 420,- aan gemachtigdensalaris (3 punten x tarief 2).