ECLI:NL:OGEABES:2020:43

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
BON202000131
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van overeenkomst en schadevergoeding in civiele zaak over waterput en pompen

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M.M.A. van Lieshout, een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap K&S B.V., vertegenwoordigd door mr. N. van Luik. De zaak betreft een geschil over een overeenkomst die op 28 februari 2018 is gesloten, waarbij gedaagde een waterput voor eiser heeft geboord en geïnstalleerd, evenals de levering van twee waterpompen en een generator. Eiser heeft in totaal US$ 14.124,29 gevorderd, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft gesteld dat de geleverde goederen niet aan de verwachtingen voldeden en dat gedaagde tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst.

De procedure begon met een verzoekschrift op 11 maart 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord op 27 mei 2020 en een comparitie van partijen op 25 juni 2020. Het gerecht heeft vastgesteld dat eiser niet in gebreke heeft gesteld, wat noodzakelijk is voor ontbinding van de overeenkomst volgens artikel 6:265 BW BES. Het gerecht oordeelt dat er geen sprake is van verzuim aan de zijde van gedaagde, waardoor eiser niet bevoegd was om de overeenkomst te ontbinden. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op US$ 1.396.

Het vonnis is uitgesproken op 29 juli 2020 door mr. F.J.F. Gerard in aanwezigheid van de griffier. Eiser krijgt toestemming om kosteloos te procederen, maar zijn vorderingen worden afgewezen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
zittingsplaats Bonaire
Burgerlijke zaken over 2020
registratienummer: BON202000131
datum uitspraak: 29 juli 2020

VONNIS

in de zaak van

[EISER],

wonend te Bonaire,
eiser,
gemachtigde: mr. M.M.A. van Lieshout,
tegen

de besloten vennootschap K&S B.V. (h.o.d.n. Bondrill, Staudmedia, Kas Anoli),

gevestigd te Bonaire,
gedaagde,
gemachtigde: mr. N. van Luik,

De procedure

1. Het verzoekschrift is ingekomen op 11 maart 2020 en is gevolgd door een de conclusie van antwoord d.d. 27 mei 2020 en een comparitie van partijen d.d. 25 juni 2020. Daarna is vonnis bepaald op heden.

De feiten

2. Partijen hebben op 28 februari 2018 een schriftelijke overeenkomst gesloten op grond waarvan gedaagde een waterput voor eiser heeft geboord en geïnstalleerd. Eiser heeft hiervoor US$ 6.709,28 betaald
3. Daarnaast heeft eiser twee waterpompen en een generator bij gedaagde besteld en daarvoor US$ 915 respectievelijk US$ 6.500 betaald. Gedaagde heeft die zaken aan eiser geleverd. Omdat de waterpompen niet precies aan de bestelling voldeden en niet helemaal goed werkten, zijn ze door en op kosten van gedaagde vervangen door twee andere pompen, waarvan gedaagde er vervolgens één, eveneens op haar kosten, heeft gerepareerd.

Het geschil

4. Eiser vordert, na vermindering van eis, gedaagde te veroordelen tot betaling aan hem van US$ 14.124,29, vermeerderd met wettelijke rente, en gedaagde te bevelen haar goederen op haar kosten en verantwoordelijkheid te verwijderen.
5. Eiser legt aan zijn vorderingen samengevat het volgende ten grondslag. Alle overeenkomsten moeten als ontbonden worden beschouwd. De waterput is niet conform afspraak gegraven en geïnstalleerd en enkele onderdelen van de put functioneren niet haar behoren. Ook de waterpompen en de generator voldoen niet aan de verwachtingen. De pompen lijken tweedehands en de generator is niet stil genoeg. De onderdelen van de waterput, de waterpompen en de generator dienen door gedaagde te worden opgehaald en gedaagde dient eiser terug te betalen.
6. Gedaagde voert gemotiveerd verweer.

De beoordeling

7. Het gerecht gaat er van uit dat eiser de waterpompen en de generator van gedaagde heeft gekocht. De (pas) tijdens de comparitie door eiser ingenomen stelling dat gedaagde die zaken slechts voor eiser heeft besteld bij de leverancier, wordt niet ondersteund door het dossier en zou, indien juist, er bovendien toe leiden dat gedaagde de leverancier - en niet eiser - zou moeten aanspreken voor de gestelde gebreken.
8. Volgens eiser is gedaagde tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verbintenissen. Gesteld noch gebleken echter is dat die nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk was. Dan is op grond van art. 6:265 BW BES voor de ontbinding van de overeenkomsten niet alleen een tekortkoming nodig, maar ook verzuim aan de zijde van de schuldenaar. Niet voldoende is dus dat, zoals namens eiser ter zitting is aangevoerd, de zaken niet aan de verwachtingen voldeden. Voor het intreden van verzuim was in dit geval op grond van art. 6:82 lid 1 BW BES ook een ingebrekestelling nodig: een schriftelijke aanmaning waarbij eiser gedaagde een redelijke termijn stelt om alsnog na te komen. Eiser heeft gedaagde niet in gebreke gesteld. Gedaagde is dus niet in verzuim komen te verkeren. Eiser was dan ook niet bevoegd om de overeenkomsten te ontbinden. Er zijn dus geen ongedaanmakingsverplichtingen ontstaan (noch bestaat er recht op schadevergoeding). Reeds hierom zullen de vorderingen worden afgewezen. In het midden kan dus blijven of er sprake was van de gestelde tekortkomingen, want gedaagde betwist dat (en dat blijkt ook niet uit het dossier).
13. Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Die kosten worden aan de zijde van gedaagde begroot op US$ 1.396 aan gemachtigdensalaris (2 punten x tarief 5).
14. Gelet op het overgelegde KRB-formulier krijgt zal eiser toestemming krijgen kosteloos te procederen.

De beslissing

Het gerecht:
verleent eiser verlof om kosteloos te mogen procederen,
wijst de vorderingen af,
veroordeelt eiser in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van gedaagde begroot op US$ 1.396,
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard, rechter, en uitgesproken op 29 juli 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.