Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
zittingsplaats Bonaire
Uitspraak
[eiser],
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
verklaarthet beroep
ongegrond.
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 26 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.J. Rogers, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. S. Mientjes. Eiser had een aanvraag voor studiefinanciering BES ingediend, welke op 8 mei 2019 werd afgewezen. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond in een besluit van 27 mei 2019. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 22 januari 2020, die via videoverbinding plaatsvond, werd het onderzoek geschorst om eiser de gelegenheid te geven te reageren op interne richtlijnen van verweerder. Na schriftelijke reacties van beide partijen heeft het Gerecht het onderzoek op 25 februari 2020 gesloten.
Het Gerecht overwoog dat op grond van de Wet studiefinanciering BES (Wsf BES) een student woonachtig moet zijn in Caribisch Nederland in de drie maanden voorafgaand aan het studiejaar waarvoor de aanvraag is gedaan. Eiser was in die periode echter woonachtig in de Verenigde Staten en voldeed niet aan de voorwaarden voor studiefinanciering. Verweerder had ook terecht de hardheidsclausule niet toegepast, omdat eiser niet aansluitend aan zijn bacheloropleiding een vervolgopleiding volgde, maar in plaats daarvan werkte in de Verenigde Staten. Het Gerecht concludeerde dat het woonplaatsbeginsel terecht aan eiser was tegengeworpen en dat het beroep ongegrond moest worden verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van de woonplaatsvereisten voor studiefinanciering en de toepassing van de hardheidsclausule, waarbij het Gerecht oordeelde dat de wetgeving voldoende ruimte biedt voor studenten om aan de voorwaarden te voldoen. De beslissing van het Gerecht houdt in dat de afwijzing van de studiefinanciering door verweerder in stand blijft, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.