ECLI:NL:OGEABES:2020:39

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
16 december 2020
Zaaknummer
400.00353/19 en 420.00158/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, poging tot doodslag, bedreiging en rijden zonder geldig rijbewijs op Bonaire

Op 20 februari 2020 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd in de JICN op Bonaire. De zaak betreft meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, poging tot doodslag, bedreiging en het rijden zonder geldig rijbewijs. De verdachte werd beschuldigd van het mishandelen van zijn partner op 5 oktober 2019, waarbij hij haar meerdere keren in het gezicht sloeg en haar met een touw probeerde te wurgen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk, en een geldboete voor het rijden zonder rijbewijs. Tijdens de zittingen op 12 december 2019 en 30 januari 2020 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.J. Winkel. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend, maar het Gerecht achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van US$ 210,00 voor het rijden zonder geldig rijbewijs. Het Gerecht legde bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringsbegeleiding en deelname aan gedragsinterventies.

Uitspraak

Parketnummers: 400.00353/19 en 420.00158/19

Uitspraak: 20 februari 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats],
wonende op [woonplaats],
thans gedetineerd in de JICN op Bonaire.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op
12 december 2019 en 30 januari 2020. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.J. Winkel, advocaat op Bonaire.
De officier van justitie, mr. J. Blanco, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de onder 1, 2 primair en 3 onder parketnummer 400.00353/19 ten laste gelegde feiten alsmede het onder 4 onder parketnummer 420.00158/19 ten laste gelegde feit bewezen zal verklaren en de verdachte ten aanzien van feit 1, feit 2 primair en feit 3 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, waarvan 2 jaren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Stichting Reclassering Caribisch Nederland, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook als dat inhoudt zich onder (medicamenteuze) behandeling laten stellen bij Mental Health Caribbean of een soortgelijke instelling, het deelnemen aan de gedragsinterventie Kas Sigur of een andere gedragsinterventie gericht op agressiebeheersing en het opleggen van een contactverbod met [slachtoffer].
Haar vordering behelst voorts dat het Gerecht de verdachte ten aanzien van feit 4 zal veroordelen tot een geldboete van US$ 210,00 (zegge: tweehonderd tien Amerikaanse dollar), subsidiair 7 (zeven) dagen vervangende hechtenis.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder feit 2 primair ten laste gelegde. Subsidiair heeft hij een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
Dagvaarding met parketnummer 400.00353/19
Feit 1
dat hij, op of omstreeks 5 oktober 2019, op het eiland Bonaire, [slachtoffer], heeft mishandeld, door die [slachtoffer], (onder weg naar de kunuku) meermaals met kracht in/tegen het gezicht te slaan, waardoor voornoemde [slachtoffer] pijn heeft ondervonden en/of letsel heeft bekomen;
(artikel 313 Wetboek van Strafrecht BES)
Feit 2
dat hij, op of omstreeks 5 oktober 2019, op het eiland Bonaire, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
  • die [slachtoffer] naar een kunuku heeft gereden en/of
  • (vervolgens) een touw/koord in een lus om de nek en/of hals van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of
  • (vervolgens) dat touw/koord over de steunpaal van een waslijn heeft gegooid en/of heeft gewikkeld en/of
  • (vervolgens) dat touw/koord heeft aangetrokken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] het bewustzijn heeft verloren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 300 j◦ 47 Wetboek van Strafrecht BES)
subsidiair
dat hij, op of omstreeks 5 oktober 2019, op het eiland Bonaire, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, al dan niet met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenwet BES, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • een touw/koord in een lus om de nek en/of hals van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of
  • (vervolgens) dat touw/koord over de steunpaal van een waslijn heeft gegooid en/of heeft gewikkeld en/of
  • (vervolgens) dat touw/koord heeft aangetrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 313, 314a, 315 j◦ 47 Wetboek van Strafrecht BES)
Feit 3
dat hij, op of omstreeks 5 oktober 2019, op het eiland Bonaire, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoel bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenwet BES, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend een touw/koord in een lus om de nek en/of hals van die [slachtoffer] gedaan en/of (daarbij) opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: “Je gaat de waarheid zeggen, anders ga ik je doodmaken” en/of “Als je verder gaat met liegen, zal ik jouw achter mijn pick-up vast binden en jouw slepen achter mijn pick-up”, althans woorden en/of handelingen en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(artikel 298 Wetboek van Strafrecht BES)
Dagvaarding met parketnummer 420.00158/19
Feit 4
dat hij, op of omstreeks 10 augustus 2019, op het eiland Bonaire, als bestuurster van een tweewielig motorrijtuig (merk Honda 1000) daarmede heeft gereden over de voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg(en) (de [naam weg 1] en/of in het Centrum Gebied), zonder in het bezit te zijn van een op zijn naam door of vanwege de gezaghebber afgegeven geldig rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de aard als door hem bestuurd;
(artikel 100 lid 1 j◦ lid 1 j◦ 131 Wegenverkeersverordening Bonaire)
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de navolgende ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande:
Dagvaarding met parketnummer 400.00353/19
Feit 1
dat hij, op
of omstreeks5 oktober 2019, op
het eilandBonaire, [slachtoffer], heeft mishandeld, door die [slachtoffer], (onder weg naar de kunuku) meermaals met kracht in
/tegenhet gezicht te slaan, waardoor voornoemde [slachtoffer] pijn heeft ondervonden en
/ofletsel heeft bekomen;
Feit 2
dat hij, op
of omstreeks5 oktober 2019, op
het eilandBonaire, ter uitvoering van het door
hem,verdachte
,voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]opzettelijk van het leven te beroven,
met dat opzet,
  • die [slachtoffer] naar een kunuku heeft gereden en
  • (vervolgens) een touw
  • (vervolgens) dat touw
  • (vervolgens) dat touw
terwijl de uitvoering van dat
door hem, verdachte,voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
dat hij, op of omstreeks 5 oktober 2019, op het eiland Bonaire, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, al dan niet met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenwet BES, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • een touw/koord in een lus om de nek en/of hals van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of
  • (vervolgens) dat touw/koord over de steunpaal van een waslijn heeft gegooid en/of heeft gewikkeld en/of
  • (vervolgens) dat touw/koord heeft aangetrokken,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Feit 3
dat hij, op
of omstreeks5 oktober 2019, op
het eilandBonaire,
[slachtoffer]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling en/of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoel bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenwet BES, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend een touw
/koordin een lus om de nek en
/ofhals van die [slachtoffer] gedaan en
/of (daarbij
)opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: “Je gaat de waarheid zeggen, anders ga ik je doodmaken” en
/of“Als je verder gaat met liegen, zal ik
jeachter mijn pick-up vast binden en
jeslepen achter mijn pick-up”
, althans woorden en/of handelingen en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Dagvaarding met parketnummer 420.00158/19
Feit 4
dat hij, op
of omstreeks10 augustus 2019, op
het eilandBonaire, als bestuur
der van een tweewielig motorrijtuig (merk Honda 1000) daarmede heeft gereden over de voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg
(en
)(de [naam weg 1] en
/ofin het
centrumgebied), zonder in het bezit te zijn van een op zijn naam door of vanwege de gezaghebber afgegeven geldig rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de aard als door hem bestuurd
;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van de zaken met parketnummer 400.00353/19
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1] De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e, van het Wetboek van Strafvordering BES betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Feit 1, feit 2 primair en feit 3
1. Op 5 oktober 2019 omstreeks 07.41 uur, werden de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] naar aanleiding van een melding gedirigeerd naar een knoek gevestigd aan het einde van [naam weg 2] op Bonaire. Zij hebben het volgende gerelateerd:
“Wij, verbalisanten, kwamen om 08.12 uur aan bij de knoek gelegen aan [adres] en spraken met de meldster, genaamd [slachtoffer]. Wij zagen dat zij emotioneel en aan het huilen was. Wij zagen een behoorlijke zwelling ter hoogte van haar linkerwang onder haar linkeroog. Wij zagen dat haar lip was opgezwollen en dat zij een verwonding had ter hoogte van haar hals.” [2]
2. [ slachtoffer] deed op 5 oktober 2019 aangifte. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Ik heb ongeveer vier jaar een liefdesrelatie met de man genaamd: [verdachte]. Gedurende onze relatie werd ik vaak door [verdachte] mishandeld.
Op 5 oktober 2019 had ik omstreeks 07.00 uur een discussie met [verdachte]. Ik was uitgegaan de dag daarvoor en kon mij niet meer herinneren waar ik mijn auto had achtergelaten. Ik ben samen met [verdachte] mijn voertuig gaan zoeken. Wij reden naar de woning van mijn vriendin [vriendin slachtoffer] (het Gerecht begrijpt: [vriendin slachtoffer]). Zij vertelde dat mijn voertuig thuis achter het huis was geparkeerd. [verdachte] reed meteen weg. Hij werd echt boos en onderweg gaf hij mij een harde klap in mijn gezicht. Ik voelde pijn aan de linkerkant van mijn gezicht en mijn linkeroog. Mijn linkeroog werd rood door de klap. Mijn gezicht was opgezwollen en ik had verwondingen aan mijn bovenlip. Vervolgens zei [verdachte] tegen mij dat hij mij vandaag zal vermoorden. Hij reed richting de knoek gelegen aan de [adres], parkeerde zijn pick-up achter het huis en ging het huis binnen. Toen [verdachte] naar buiten kwam had hij een touw in zijn handen. Hij pakte mij vast bij mijn twee handen en nam mij mee naar de ijzeren paal van de waslijn, die zich achter de woning bevindt. Daar had hij het touw om mijn nek gedaan waarin een lus zat en trok mij naar boven via de ijzeren waslijnpaal. Ik kon niks doen omdat [verdachte] groot en sterk is. Ik kon niet meer ademen en raakte bewusteloos. Toen ik bij bewustzijn kwam lag ik op de grond.
Ik heb veel pijn aan mijn nek en heb rode striemen aan overgehouden. Ook heb ik veel pijn aan mijn borst, mijn mond, linkerarm en mijn gezicht.” [3]
3. [ slachtoffer] heeft op 8 oktober 2019 een aanvullende verklaring afgelegd. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Op 5 oktober 2019 was [bijnaam getuige] (het Gerecht begrijpt: [getuige 1]) ook in de auto toen [verdachte] met mij naar [vriendin slachtoffer] en later naar de knoek reed. Ik werd door [verdachte] ter hoogte van mijn oog en ter hoogte van de linkerkant van mijn hoofd geslagen. [verdachte] sloeg mij terwijl hij de auto aan het besturen was. Mijn zoontje zat op mijn schoot op dat moment.
Ik voelde hoe [verdachte] het touw om mijn hoofd deed. De andere stuk van het touw heeft hij over de waslijnpaal gegooid. Ik stond onder de waslijnpaal en [verdachte] stond voor mij. Ik zag hoe [verdachte] deze naar beneden trok. Ik voelde hoe de touw strakker om mijn nek werd getrokken. Doordat het touw strakker werd getrokken, kon ik niet meer praten en amper ademhalen. Hierna weet ik niet meer wat er is gebeurd.
Ik heb nog steeds veel pijn aan mijn hoofd, gezicht, linkerhand en op mijn borstkast. Ik voel ook dat mijn keel en nek pijn doen.” [4]
4. De huisarts van de huisartsenpost Bonaire, heeft [slachtoffer] onderzocht en de volgende geneeskundige verklaring opgesteld:
“Wat is de aard van het letsel?
-Hematoon linker orbita en bloeding in linkeroog, geen fractuur, visus ok;
-Striemen en mogelijk vingerafdrukken in hals;
-Zwelling linkerhand ter hoogte van duimmuis en handrug;
-Verwonding bovenlip.
Overige bijzonderheden die van belang kunnen zijn:
-Verlies van bewustzijn.” [5]
5. [ getuige 1] heeft op 15 oktober 2019 de volgende verklaring afgelegd:
“Op 5 oktober 2019 zat ik achter in de pick-up van [verdachte]. Ik zag [verdachte] zijn vrouw (het Gerecht begrijpt: [slachtoffer]) een aantal keren in haar gezicht slaan. Haar zoon zat bij haar op schoot. Ik zag bloed bij haar mond en haar hoofd was opgezwollen.
Op de knoek zag ik [verdachte] met een touw komen. Ik zag hoe [verdachte] de lus van het touw groter maakte en het touw om de nek van [slachtoffer] deed. Hierna zag ik [verdachte] de lus strakker trekken en het andere einde van het touw over de waslijn paal heen draaien. Hierna trok hij beetje bij beetje en terwijl hij dit deed bleef hij aan [slachtoffer] vragen waar zij was geweest. Telkens wanneer [slachtoffer] antwoordde dat zij het niet meer wist of zich niet meer kon herinneren, trok hij meer aan het touw. Ik hoorde [verdachte] zeggen: ”Je gaat de waarheid zeggen, anders ga ik jou doodmaken. Ik zal je slepen achter de pick-up”.
Ik zag dat [slachtoffer] op haar tenen stond, terwijl [verdachte] het touw aan het trekken was.
[verdachte] deed het touw om de nek heen van zijn vrouw en begon deze om de waslijnpaal te draaien. Op dat moment besloot ik hun kind naar binnen te brengen om dit niet te zien.Toen ik het kind naar binnen had gebracht bleef ik een kijkje nemen. Ik stond achter de deur en bleef tussen de opening van de deur en scharnierdeur naar buiten kijken. Ik zag dat [slachtoffer] op dat moment buiten bewustzijn was. Ik zag dat haar lichaam op dat moment echt hing.
Toen ik naar buiten kwam, zag ik de vrouw op de grond liggen. Ik dacht dat zij dood was door de manier waarop ik haar zag liggen. Toen ik voelde dat zij nog leefde gooide ik ijswater over haar heen en zag haar weer wakker worden.
Terwijl zij op de grond lag, zag ik dat zij een wond bij haar mond had. Haar rechteroog was behoorlijk opgezwollen. Bij haar nek zag ik een streep van het touw.” [6]
6. [ getuige 2] heeft op 7 oktober 2019 de volgende verklaring afgelegd:
“Op 5 oktober 2019 zag ik [verdachte] het touw dat hij in zijn handen hield om de nek van [slachtoffer] heen doen. Ik zag dat hij het touw een aantal keren om de waslijn paal had omgewikkeld en hoe hij het naar beneden trok.
Ik zag dat [slachtoffer] haar hoofd naar boven trok en dat [verdachte] bezig was met aan het touw trekken. Het leek alsof het touw strakker werd om haar nek. [bijnaam getuige 1] (het Gerecht begrijpt: [getuige 1]) zei me water te halen. [bijnaam getuige 1] gooide water op [slachtoffer]. Ze werd wakker.” [7]
7. De verdachte heeft op 10 oktober 2019 de volgende verklaring afgelegd:
“Op 5 oktober 2019 heb ik [slachtoffer] driemaal in haar gezicht geslagen. De eerste klap die ik haar had toegediend was onderweg naar de knoek. Ik had haar een klap met mijn rechter buiten vlakke hand gegeven. De klap raakte haar ter hoogte van haar linkerwang/-mond. Wij zaten toen in de auto.
Ik begon [slachtoffer] te ondervragen en zij bleef zeggen dat zij niks wist. Hierdoor werd ik kwaad op haar en sloeg haar een tweede keer in haar gezicht met mijn rechter vlakke hand. Ik voelde dat de klap haar ter hoogte van haar linkeroog raakte. Ik heb haar echt met kracht geslagen. Dat weet ik omdat ik echt kwaad/boos op haar was.
Ik begon weer vragen aan [slachtoffer] te stellen en zij bleef zeggen het niet te weten. Op dat moment sloeg ik haar voor de derde keer in haar gezicht met mijn rechter vlakke hand. Ik zag dat haar bovenlip en de linkerkant van haar gezicht was opgezwollen.
Hierna zei ik het volgende tegen haar: “Bo ta keda gaña, gaña, mi ta bai kue e kabuya kumi tin dilanti. Mi ta mara bo na e auto i lastra bo” (het Gerecht begrijpt: Je blijft liegen, liegen, ik ga het touw dat ik voorin heb pakken. Ik bind je aan de auto vast en sleep je).
Ik had het touw gepakt en ging terug naar de auto. [slachtoffer] zat nog in de auto. Ik trok haar uit de auto. Het touw zat al in een lus. Ik had de lus opengetrokken en deze over haar hoofd heen tot aan haar nek gedaan. Hierna trok ik aan het touw. Omdat [slachtoffer] niet wilde praten, had ik op dat moment de lus wat dichtgetrokken en het touw een aantal malen om de waslijn paal heen gedraaid.” [8]
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 420.00158/19
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Feit 4
1. Op 10 augustus 2019 omstreeks 01.16 uur, waren de verbalisanten [verbalisant 3] en
[verbalisant 4] op [naam weg 3] op Bonaire aan het surveilleren richting het centrumgebied. Zij hebben het volgende gerelateerd:
“Wij, verbalisanten, hoorden een hard geluid van een motor. Wij zagen dat een tweewielig motorrijtuig ons voorbij reed en de bestuurder de motor met een zeer hoog geluid heeft laten afgaan. Wij reden voorzichtig achter de bestuurder aan op de [naam weg 1]. De bestuurder sloeg af naar links richting het centrumgebied. Hij bleef de motor racen in het centrumgebied. Wij gaven de bestuurder een stopteken. Wij hebben de bestuurder om zijn rijbewijs en verzekeringspapieren verzocht. De bestuurder kon op dat moment geen rijbewijs aan ons tonen.” [9]
2. De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
“Mijn rijbewijs is in 2016 verlopen.” [10]
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de zaken met parketnummer 400.00353/19
Door de raadsman is bepleit dat de verdachte van het onder feit 2 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat er van (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer] geen sprake is geweest.
Het Gerecht overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de bewijsmiddelen en het onderliggende dossier leidt het Gerecht het volgende af.
Op 5 oktober 2019 was de verdachte samen met zijn partner [slachtoffer], hun kind en [getuige 1] in de ochtenduren op zoek naar de auto van [slachtoffer]. Tijdens de rit heeft de verdachte [slachtoffer] meermalen in haar gezicht geslagen. Vervolgens heeft hij hen naar de knoek gereden, alwaar hij een touw heeft gepakt. Hij trok [slachtoffer] uit de auto deed de lus van het touw losser en deed deze vervolgens over het hoofd van [slachtoffer], waarna hij de lus weer strak trok. De verdachte heeft vervolgens het andere einde van het touw een aantal keer om een waslijnpaal gedraaid. Terwijl de verdachte vragen aan [slachtoffer] stelde trok hij het touw beetje bij beetje strakker om haar hals, waardoor zij uiteindelijk het bewustzijn heeft verloren.
Het Gerecht overweegt met betrekking tot het opzet van de verdachte als volgt.
Het Gerecht is van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer]. De verdachte was ervan overtuigd dat [slachtoffer] tegen hem loog en wilde haar dat middels zijn manier van handelen laten bekennen.
Beoordeeld dient vervolgens te worden of sprake is van opzet in voorwaardelijke zin. Voorwaardelijke opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijk kans dat dat gevolg zal intreden.
Het Gerecht stelt voorop dat de verdachte door zijn manier van handelen grote druk heeft uitgeoefend op de hals/keel en nek van [slachtoffer]. Bij het met kracht dichtknijpen en dichtgeknepen houden van de keel is de kans aanmerkelijk dat het slachtoffer daardoor komt te overlijden. In de nek bevinden zich meerdere (verbindingen) van vitale organen en voor wat betreft de hals kan het dichtknijpen van de keel tot zuurstofgebrek in de hersenen en uiteindelijk overlijden leiden, alsmede tot fatale kwetsuren aan het strottenhoofd. Dit geldt te meer wanneer voor het (ver)wurgen een touw wordt gebruikt, nu hierbij de op de nek en hals/keel uitgeoefende druk nog groter kan zijn. Bovendien is bij gebruikmaking van een touw die druk niet, althans minder controleerbaar en kan er om die reden (nog) eerder een fatale beschadiging optreden. Genoemde kans wordt nog vergroot wanneer, zoals in onderhavig geval, het slachtoffer tijdens de (ver)wurgingshandelingen van de verdachte daadwerkelijk het bewustzijn heeft verloren. Naar het oordeel van het Gerecht was er derhalve sprake van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] door het handelen van de verdachte zou komen te overlijden.
Het betoog van de raadsman dat de verdachte in verband met zijn ervaring met vechtsport bekend is met (ver)wurgingstechnieken en dat hij wist waar hij mee bezig was, met andere woorden dat hij niet de kans op haar overlijden had aanvaard, overtuigt het Gerecht niet. Het beoefenen van vechtsport maakt immers niet dat de verdachte in de gegeven omstandigheden controle had over de gevolgen van een verwurging, beetje bij beetje, door verhanging met een touw om de hals/nek. Niet aannemelijk is geworden dat de verdachte daar ervaring mee had. Dat de verdachte de situatie niet zodanig onder controle had als hij wil doen geloven, leidt het Gerecht ook af uit de omstandigheid dat zijn woede gedurende de autorit en op de knoek steeds groter was geworden, hij niet in staat is gebleken zichzelf daarin te corrigeren en hij tegen [getuige 1] had gezegd dat [slachtoffer] het verdiende om te worden vermoord. [11]
Mitsdien acht het Gerecht bewezen dat de verdachte door zijn handelen de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden willens en wetens heeft aanvaard en daardoor opzet in voorwaardelijke zin had op het overlijden van [slachtoffer], zoals hiervoor bewezen verklaard. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Ten aanzien van de zaken met parketnummer 400.00353/19
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 313 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Mishandeling.

Het onder 2 primair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 300 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Poging tot doodslag.

Het onder 3 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 298 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Bedreiging met eenig misdrijf tegen het leven gericht.

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 420.00158/19
Het onder 4 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 100 juncto artikel 131 van de Wegenverkeersverordening Bonaire. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Handelen in strijd met artikel 100, eerste lid, van de Wegenverkeersverordening Bonaire.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedragingen aan de verdachte zijn te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de zaken met parketnummer 400.00353/19
De verdachte heeft zijn partner mishandeld, bedreigd en met een touw geprobeerd haar te (ver)wurgen. Door zijn manier van handelen heeft de verdachte geen enkel respect voor de lichamelijke integriteit van zijn partner getoond, ondanks dat zij smeekte voor haar leven omdat zij bang was dood te gaan. Naar de stellige overtuiging van het Gerecht is het niet aan de verdachte te danken dat het gebeuren voor haar geen lichamelijk grotere en fatalere gevolgen heeft gehad.
Het Gerecht rekent de verdachte deze feiten zwaar aan. Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor onder meer poging tot doodslag zonder vuurwapen maar met gebruikmaking van een voorwerp, in casu een touw, licht letsel tot gevolg hebbende, als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 tot 4 jaren genoemd. Het Gerecht laat meewegen de beestachtige en mensonterende wijze van handelen van de verdachte ten opzichte van zijn partner. Verder telt het Gerecht daarbij op de straffen voor mishandeling en bedreiging, waarbij het Gerecht laat wegen de letsels die door de mishandelingen zijn toegebracht en de omstandigheid dat de verdachte zijn partner mishandelde in het bijzijn van hun kind.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de omstandigheden dat hij thans een nieuwe relatie heeft en zijn vorige relaties zijn gestrand vanwege de stellige overtuiging van de verdachte dat al die vrouwen tegen hem logen, geven aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Daarbij heeft het Gerecht acht geslagen op de navolgende rapporten betreffende de verdachte:
  • het psychologisch rapport van 20 november 2019, opgemaakt door de psycholoog N. de Doelder,
  • het psychiatrisch rapport van 2 december 2019, opgemaakt door de psychiater G.G.M. Heijtel,
  • het voorlichtingsrapport van Stichting Reclassering Caribische Nederland van 23 januari 2020, opgemaakt door [medewerker reclassering 1] en [medewerker reclassering 2],
waarin onder meer wordt geadviseerd om de verdachte reclasserings- en psychologische begeleiding op te leggen.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf van 60 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 420.00158/19
De verdachte heeft op een motor gereden zonder dat hij in het bezit was een geldig rijbewijs. Dit is een vervelend feit waarbij de verdachte zichzelf en de verkeersveiligheid van anderen in gevaar heeft kunnen brengen. Het Gerecht rekent dit hem aan.
Met de officier van justitie is het Gerecht daarom van oordeel dat een geldboete ter hoogte van US$ 210,00 voor dit feit passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 17a, 17b, 17c, 17d, 28, 59 en 64 van het Wetboek van Strafrecht BES, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 400.00353/19
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (maanden) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat:
  • de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Caribisch Nederland, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt,
  • de verdachte zich, indien geïndiceerd, onder (medicamenteuze) behandeling zal laten stellen van Mental Health Caribbean of een soortgelijke instelling, zulks zolang dit gedurende de proeftijd door de behandelaar nodig wordt geacht,
  • de verdachte actief dient deel te nemen aan de gedragsinterventie Kas Sigur of een andere gedragsinterventie, gericht op agressiebeheersing, en zich houdt aan de afspraken met aanwijzingen van de trainer(s),
  • de verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], zulks zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft de reclassering opdracht bijstand te verlenen aan de verdachte ter zake van de naleving van de voorwaarden;
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 420.00158/19
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
US$ 210,00 (zegge: tweehonderd tien Amerikaanse dollar), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door
R.A. Caupain, (zittingsgriffier), en op 20 februari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisanten in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Caribisch Nederland d.d. 18 november 2019, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 201911070830 en de onderzoeksnaam “HGB55/2019”.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 oktober 2019, proces-verbaalnummer: 2019012726_20191005_144710.doc.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 5 oktober 2019, proces-verbaalnummer: 2019012726_20191005_180246.doc.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 8 oktober 2019, proces-verbaalnummer: 201910081000.
5.Schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring, d.d. 5 oktober 2019.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 oktober 2019, proces-verbaalnummer: 201910151000.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 oktober 2019, proces-verbaalnummer: 201910071000.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 oktober 2019, proces-verbaalnummer: 201910101415.
9.Proces-verbaal d.d. 10 augustus 2019, proces-verbaalnummer: 2019010083.
10.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 30 januari 2020, zoals die eventueel later - indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld - in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 oktober 2019, proces-verbaalnummer: 201910051120, los stuk.