In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 1 september 2020 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen Bonaire Petroleum Corporation N.V. (Bopec) en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer was sinds 23 december 2014 werkzaam als General Manager bij Bopec, na eerder in dienst te zijn geweest bij Refineria Isla Curaçao B.V. (Isla). De arbeidsovereenkomst tussen Bopec en [verweerder] werd aangevraagd om te worden ontbonden wegens gewichtige redenen, met de stelling dat de arbeidsovereenkomst een tijdelijk karakter had en dat er een gewijzigde managementstructuur was. De werknemer had echter een langdurige dienstverband bij Isla en ontving emolumenten van Isla tijdens zijn dienstverband bij Bopec.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 augustus 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het Gerecht oordeelde dat de arbeidsovereenkomst met [verweerder] ontbonden kon worden met ingang van 1 oktober 2020, maar dat [verweerder] recht had op een beëindigingsvergoeding van USD 163.000,-- bruto. Dit bedrag was gebaseerd op de gewogen dienstjaren van de werknemer, waarbij het Gerecht rekening hield met de periode dat hij statutair bestuurder was en de omstandigheden van de beëindiging. Het Gerecht oordeelde dat Bopec niet voldoende had aangetoond dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was op basis van de gewijzigde omstandigheden. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg, tenzij Bopec haar verzoek introk, in welk geval zij in de kosten van de procedure zou worden veroordeeld.