ECLI:NL:OGEABES:2020:2

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
31 januari 2020
Publicatiedatum
10 februari 2020
Zaaknummer
BON201900528
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandelingstelling van een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 31 januari 2020 uitspraak gedaan in een beroep van TURBO TECH BV tegen de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). De zaak betreft de aanvraag van eiseres voor een tewerkstellingsvergunning voor haar werknemer Elvy De La Cruz Del Orbe, die door de minister buiten behandeling was gesteld. De minister had deze beslissing genomen omdat eiseres niet tijdig de vereiste documenten had ingediend, waaronder een uittreksel uit het handelsregister en een verklaring van de Belastingdienst CN. Eiseres voerde in beroep aan dat zij de verklaring niet tijdig had ontvangen en dat de documenten reeds bij de IND CN waren ingediend in het kader van een andere procedure. Het Gerecht overwoog dat de minister terecht de aanvraag buiten behandeling had gesteld, omdat eiseres niet binnen de gestelde termijn de benodigde bewijsstukken had overgelegd. De stelling van eiseres dat zij door de Belastingdienst CN niet eerder in het bezit was gesteld van de verklaring, werd verworpen, omdat zij geen verzoek had gedaan om een nadere termijn voor het indienen van de ontbrekende stukken. Het Gerecht concludeerde dat het beroep ongegrond was en het bestreden besluit in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Uitspraak

in het geding tussen:

TURBO TECH BV,

gevestigd op Bonaire,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.J. Winkel, advocaat,
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW),

verweerder,
gemachtigden: mrs. R.A. van der Oord en E. Brakke, werkzaam bij het betrokken ministerie.

Procesverloop

Bij beschikking van 8 juli 2019, uitgereikt op 10 juli 2019, heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een tewerkstellingsvergunning (twv) voor haar werknemer Elvy De La Cruz Del Orbe (de vreemdeling) buiten behandeling gesteld (de buiten behandelingstelling).
Bij beschikking van 30 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de buiten behandelingstelling ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het Gerecht heeft de zaak, gevoegd met de zaak met nummer War BES BON201900519, ter openbare zitting behandeld op 22 januari 2020. Eiseres werd daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde
,vergezeld door E. Domacasse (eigenaar van eiseres). Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.
Na de zitting heeft het Gerecht de zaken gesplitst om daarin uitspraak te doen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 5, derde lid, van de Wet arbeid vreemdelingen BES (Wav BES) wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald welke gegevens bij de aanvraag van een tewerkstellingsvergunning moeten worden verstrekt en welke bewijsstukken daarbij moeten worden overgelegd. Tot deze gegevens dan wel bewijsstukken behoort in ieder geval de overeenkomst tot het verrichten van arbeid die met betrokken vreemdeling zal worden aangegaan.
Op grond van het vijfde lid, onder a, wordt een aanvraag niet in behandeling genomen zolang de krachtens het derde lid vereiste gegevens of bewijsstukken niet of niet volledig zijn verstrekt onderscheidenlijk overgelegd.
Op grond van artikel 4 van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen worden bij een aanvraag om een tewerkstellingsvergunning de volgende bewijsstukken overgelegd: (…) d. een kopie van de directie- en vestigingsvergunning van de werkgever alsmede een kopie van de inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Nijverheid van het openbaar lichaam; (…) j. een verklaring van de Belastingdienst waaruit blijkt dat de werkgever belasting afdraagt.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de aanvraag om een tewerkstellingsvergunning buiten behandeling is gesteld, omdat eiseres niet binnen het geboden herstelverzuim een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Nijverheid alsmede een verklaring van de Belastingdienst CN heeft ingediend.
3. Eiseres voert in beroep aan dat zij de verklaring van de Belastingdienst CN, welke reeds op 19 juni 2019 gereed was, niet tijdig heeft ontvangen en derhalve de verklaring niet tijdig heeft kunnen indienen. Daarnaast heeft de vreemdeling de ontbrekende bewijsstukken reeds bij de bezwaarschriftprocedure inzake haar verblijfsvergunning bij de IND CN ingediend. Eiseres meent dat de door de vreemdeling ingediende documenten bij de IND CN moeten worden opgevat als door eiseres te zijn ingediend bij verweerder.
4. Het Gerecht overweegt als volgt.
4.1.
Het Gerecht stelt vast dat eiseres bij de aanvraag, noch binnen de door verweerder gestelde hersteltermijn, een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Nijverheid en een verklaring van de Belastingdienst CN heeft ingediend. Verweerder heeft daarom terecht op grond van artikel 5, vijfde lid, van de Wav BES de aanvraag buiten behandeling gesteld.
4.2.
De stelling van eiseres dat zij door de Belastingdienst CN niet eerder in het bezit is gesteld van de verklaring kan haar niet baten, nu zij niet heeft verzocht om een nadere termijn voor het inleveren van de ontbrekende stukken. Ook de eerst ter zitting naar voren gebrachte stelling van eiseres dat zij de stukken alsnog in bezwaar aan de SZW heeft overgelegd, kan – wat hier ook van zij – haar niet baten. Verweerder is in het algemeen bevoegd om na toepassing van een buiten behandeling stelling de alsnog overgelegde gegevens en bescheiden in de heroverweging te betrekken en alsnog een inhoudelijk besluit op de aanvraag te nemen. Verweerder is echter niet verplicht om de alsnog overgelegde ontbrekende gegevens en bescheiden in aanmerking te nemen, het betreft een discretionaire bevoegdheid. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat hij geen gebruik maakt van zijn discretionaire bevoegdheid.
5. De slotsom is dat het beroep ongegrond moet worden verklaard en het bestreden besluit in stand kan blijven.
6. Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

Het Gerecht
verklaarthet beroep
ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan en uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2020 in aanwezigheid van mr. H.L. Loef, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de War BES.