In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 1 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel 'arbeid in loondienst'. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.T.C. Nicolaas, had zijn aanvraag ingediend, maar deze was op 12 september 2017 afgewezen door verweerder, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het bezwaar dat eiser tegen deze afwijzing had ingediend, werd op 19 april 2018 ongegrond verklaard, wat leidde tot het instellen van beroep door eiser.
Tijdens de openbare zitting op 12 december 2018, waar de zaak werd behandeld, zijn de zaken gevoegd met andere lopende zaken. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag was gebaseerd op het ontbreken van een tewerkstellingsvergunning. Echter, in een andere zaak met het kenmerk War BES BON201800327, heeft het Gerecht het beroep van de werkgever van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Dit heeft implicaties voor de huidige zaak, aangezien het Gerecht oordeelt dat er opnieuw op het bezwaar van eiser moet worden beslist.
De slotsom van het Gerecht is dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en daarom vernietigd moet worden. Het beroep van eiser wordt gegrond verklaard, en verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten die eiser heeft gemaakt in verband met het instellen van beroep. Tevens wordt de Staat der Nederlanden opgedragen om het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak biedt een belangrijke precedent voor de behandeling van verblijfsvergunningen en de vereisten voor tewerkstellingsvergunningen in de Caribische delen van Nederland.