ECLI:NL:OGEABES:2019:9

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 maart 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
War BES BON201800328
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning en heroverweging bezwaar

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 1 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel 'arbeid in loondienst'. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.T.C. Nicolaas, had zijn aanvraag ingediend, maar deze was op 12 september 2017 afgewezen door verweerder, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het bezwaar dat eiser tegen deze afwijzing had ingediend, werd op 19 april 2018 ongegrond verklaard, wat leidde tot het instellen van beroep door eiser.

Tijdens de openbare zitting op 12 december 2018, waar de zaak werd behandeld, zijn de zaken gevoegd met andere lopende zaken. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag was gebaseerd op het ontbreken van een tewerkstellingsvergunning. Echter, in een andere zaak met het kenmerk War BES BON201800327, heeft het Gerecht het beroep van de werkgever van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Dit heeft implicaties voor de huidige zaak, aangezien het Gerecht oordeelt dat er opnieuw op het bezwaar van eiser moet worden beslist.

De slotsom van het Gerecht is dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en daarom vernietigd moet worden. Het beroep van eiser wordt gegrond verklaard, en verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten die eiser heeft gemaakt in verband met het instellen van beroep. Tevens wordt de Staat der Nederlanden opgedragen om het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak biedt een belangrijke precedent voor de behandeling van verblijfsvergunningen en de vereisten voor tewerkstellingsvergunningen in de Caribische delen van Nederland.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiser],

wonend op Bonaire,
eiser,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas, advocaat,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,
gemachtigde: mr. P.J. de Graaf, werkzaam bij de IND Caribisch Nederland.

Procesverloop

Bij beschikking van 12 september 2017, uitgereikt op 14 oktober 2017, heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel ‘arbeid in loondienst’ (de aanvraag) afgewezen (de afwijzing).
Bij beschikking van 19 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het tegen de afwijzing door eiser ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het Gerecht heeft de zaak, gevoegd met de zaken met nummer War BES BON201800327, BON201800321 en BON201800326, ter openbare zitting behandeld op 12 december 2018. Partijen hebben zich daar doen vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Na de zitting heeft het Gerecht de zaken gesplitst om daarin uitspraak te doen.

Overwegingen

1. Aan de bij het bestreden besluit gehandhaafde afwijzing van de aanvraag heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser niet in het bezit was van een tewerkstellingsvergunning.
2. Bij uitspraak van heden in de zaak met kenmerk War BES BON201800327, heeft het Gerecht het beroep van de werkgever van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De conclusie moet hier dan ook zijn dat op het bezwaar opnieuw moet worden beslist.
3. De slotsom is dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en deswege vernietigd moet worden. Het beroep wordt gegrond verklaard.
4. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, bestaat er aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten opgekomen aan de zijde van eiser in verband met het instellen van beroep, als na te melden. Verder zal het Gerecht de Staat der Nederlanden (ministerie van Veiligheid en Justitie) opdragen aan eiser het door hem betaalde griffierecht voor de behandeling van dit beroep te vergoeden.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigthet bestreden besluit;
  • draagtverweerder
    opbinnen twee weken na de nog door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de zaak met nummer War BES BON201800327 te nemen beslissing op bezwaar, uiterlijk op 2 april 2019, een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen;
  • veroordeeltverweerder tot betaling aan eiser van de bij hem in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van USD 261,- (zegge: tweehonderd en één Amerikaanse dollars), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
  • gelastde Staat der Nederlanden (het ministerie van Veiligheid en Justitie) aan eiser het door hem betaalde griffierecht van USD 84,- (zegge: vierentachtig Amerikaanse dollars) te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan en uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2018 in aanwezigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de War BES.