ECLI:NL:OGEABES:2019:8

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 maart 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
War BES BON201800435
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een tewerkstellingsvergunning en de gevolgen van een gewijzigde aanvraag

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 1 maart 2019 uitspraak gedaan over de afwijzing van een tewerkstellingsvergunning (twv) door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Eiser had een aanvraag ingediend voor een tewerkstellingsvergunning voor een vreemdeling, maar deze aanvraag werd op 4 oktober 2016 afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, dat door het Gerecht op 3 juli 2018 gegrond werd verklaard. Het Gerecht heeft de minister opgedragen om binnen een bepaalde termijn een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de eerdere uitspraak.

Echter, in plaats van een nieuw besluit te nemen, heeft de minister de aanvraag buiten behandeling gesteld. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 12 december 2018 is de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld, omdat hij het doel van de aanvraag had gewijzigd zonder dit met eiser te overleggen. Dit werd als onzorgvuldig handelen beschouwd.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de minister de aanvraag opnieuw moet beoordelen, met inachtneming van de eerdere uitspraak en de huidige uitspraak. Daarnaast is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiser en moet het betaalde griffierecht worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiser],

wonend op Bonaire,
eiser,
gemachtigde: mr. M. Bijkerk, advocaat,
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW),

verweerder,
gemachtigde: M. Tielman, werkzaam bij het betrokken ministerie.

Procesverloop

Bij beschikking van 4 oktober 2016 heeft verweerder de aanvraag van eiser om een tewerkstellingsvergunning (twv) voor (de vreemdeling) (de aanvraag) afgewezen (de afwijzing).
Bij uitspraak van het Gerecht van 3 juli 2018 (de uitspraak) heeft het Gerecht het beroep tegen de ongegrondverklaring van het door eiser gemaakte bezwaar op de afwijzing gegrond verklaard, de beslissing tot ongegrondverklaring vernietigd en verweerder opgedragen om binnen een door het Gerecht bepaalde termijn een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak.
Bij ongedateerde beschikking (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag buiten behandeling gesteld.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het Gerecht heeft de zaak, gevoegd met de zaak met nummer War BES BON201800493, ter openbare zitting behandeld op 12 december 2018. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voor verweerder is daar zijn gemachtigde verschenen.
Na de zitting heeft het Gerecht de zaken gesplitst om daarin uitspraak te doen.

Overwegingen

1. Bij de uitspraak heeft het Gerecht – met het oog op de nieuwe beslissing op bezwaar – verweerder in overweging gegeven om ook de inkomensverklaring bij de voorbereiding van de beslissing op bezwaar mee te wegen, nu de aard van de bezwaarschriftprocedure met zich meebrengt dat een volledige heroverweging van het primaire besluit moet plaatsvinden. Ook heeft het Gerecht verweerder in overweging gegeven dat door het in de beslissing op bezwaar eiser confronteren met een nieuwe afwijzingsgrond sprake is van onzorgvuldig handelen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag voor het verrichten van arbeid door een uitwonend huishoudelijk personeel is gedaan. Op grond daarvan is de aanvraag niet in behandeling genomen. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser geen vacature voor een externe hulp in het huishouden heeft aangemeld bij het Openbaar Lichaam Bonaire. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder het door eiser bij de aanvraag gegeven doel, te weten: het verrichten van arbeid door een inwonend huishoudelijk personeel, heeft gewijzigd.
Het stond verweerder niet vrij om bij het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar van een ander dan het door eiser in de aanvraag vermelde doel uit te gaan.
2. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag ten onrechte buiten behandeling gesteld. Het beroep is gegrond.
3. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Het Gerecht zal de zaak naar verweerder terugverwijzen, opdat hij een beslissing op de aanvraag neemt, met inachtneming van de uitspraak en deze uitspraak.
4. Het Gerecht ziet aanleiding verweerder op na te melden wijze tot vergoeding in de proceskosten veroordelen.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigthet bestreden besluit;
  • draagtverweerder
    opbinnen twee weken na deze uitspraak, uiterlijk 15 maart 2019, een nieuwe beschikking te nemen, met inachtneming van hetgeen in de uitspraak en deze uitspraak zijn overwogen;
  • veroordeeltverweerder tot betaling aan eiser van de bij hem in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van USD 782,- (zegge: zevenhonderd tweeëntachtig dollars), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
  • gelastde Staat der Nederlanden (het ministerie van SZW) aan eiser het door hem betaalde griffierecht van USD 84,- (zegge: vierentachtig dollars) te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan en uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2019 in aanwezigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de War BES.