ECLI:NL:OGEABES:2019:7

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 maart 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
War BES BON201800321
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning en beroep tegen bestreden besluit

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 1 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van verblijfsvergunningen voor een vrouw en haar kind. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had op 18 oktober 2017 de aanvragen voor verblijfsvergunningen afgewezen, met als reden dat de echtgenoot en vader van de aanvragers niet beschikte over een tewerkstellingsvergunning. De aanvragers hebben hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 16 mei 2018. Hierop hebben de aanvragers beroep ingesteld bij het Gerecht.

Tijdens de behandeling van de zaak op 12 december 2018, waarbij de aanvragers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde, is de zaak gevoegd met andere zaken. Na de zitting heeft het Gerecht besloten de zaken te splitsen voor de uitspraak. In de uitspraak van 1 maart 2019 heeft het Gerecht geoordeeld dat de afwijzing van de aanvragen niet deugdelijk was gemotiveerd en heeft het beroep gegrond verklaard. Het Gerecht heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na de beslissing op bezwaar in de zaak met nummer War BES BON201800328 een nieuwe beslissing te nemen.

Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de aanvragers, alsook tot vergoeding van het door hen betaalde griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Uitspraak

in het geding tussen:
1. [de vrouw],
2. [het kind],
beide wonend op Bonaire,
tezamen eisers,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas, advocaat,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,
gemachtigde: mr. P.J. de Graaf, werkzaam bij de IND Caribisch Nederland.

Procesverloop

Bij beschikking van 18 oktober 2017 heeft verweerder de aanvraag van [de vrouw] om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel ‘verblijf bij echtgenoot’ (de aanvraag I) afgewezen (de afwijzing I).
Bij beschikking van 18 oktober 2017 heeft verweerder de aanvraag van [het kind] om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel ‘verblijf bij ouders’ (de aanvraag II) afgewezen (de afwijzing II).
Bij beschikking van 16 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het tegen de afwijzingen door eisers ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het Gerecht heeft de zaak, gevoegd met de zaken met nummer War BES BON201800326, BON201800327 en BON201800328, ter openbare zitting behandeld op 12 december 2018. Partijen hebben zich daar doen vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Na de zitting heeft het Gerecht de zaken gesplitst om daarin uitspraak te doen.

Overwegingen

1. Aan de bij het bestreden besluit gehandhaafde afwijzing van de aanvragen heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de echtgenoot respectievelijk vader van [de vrouw] respectievelijk [het kind], van wiens verblijf eisers afhankelijk zijn voor hun verblijf, niet in het bezit was van een tewerkstellingsvergunning.
2. Bij uitspraak van heden in de zaak met kenmerk War BES BON201800328, heeft het Gerecht het beroep van de echtgenoot c.q. vader gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De conclusie moet hier dan ook zijn dat op het bezwaar opnieuw moet worden beslist.
3. De slotsom is dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en deswege vernietigd moet worden. Het beroep wordt gegrond verklaard.
4. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, bestaat er aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten opgekomen aan de zijde van eisers in verband met het instellen van beroep, als na te melden. Verder zal het Gerecht de Staat der Nederlanden (ministerie van Veiligheid en Justitie) opdragen aan eisers het door hen betaalde griffierecht voor de behandeling van dit beroep te vergoeden.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigthet bestreden besluit;
  • draagtverweerder
    opbinnen twee weken na de nog door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de zaak met nummer War BES BON201800328 te nemen beslissing op bezwaar, uiterlijk op 2 april 2019, een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen;
  • veroordeeltverweerder tot betaling aan eisers van de bij hen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van USD 261,- (zegge: tweehonderd en één Amerikaanse dollars), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
  • gelastde Staat der Nederlanden (het ministerie van Veiligheid en Justitie) aan eisers het door hen betaalde griffierecht van USD 84,- (zegge: vierentachtig Amerikaanse dollars) te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan en uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2018 in aanwezigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de War BES.