ECLI:NL:OGEABES:2019:69

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 januari 2019
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
400.00073/17
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot diefstal van vee en medeplegen van beschadiging op Bonaire

Op 15 januari 2017 werden verbalisanten naar een melding van diefstal van geiten gestuurd. Ter plaatse troffen zij een aantal geiten aan die met touw waren vastgebonden. De verdachte en medeverdachten werden aangehouden. De verdachte verklaarde dat hij samen met anderen een val had gezet om geiten te vangen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 2 dagen voorwaardelijk en 40 uren dienstverlening. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het tweede feit, maar het Gerecht achtte beide feiten bewezen. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van poging tot diefstal van 24 geiten en opzettelijk beschadigen van een geit. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van 1.000 USD en 35 dagen hechtenis, met een proeftijd van 1 jaar. Het Gerecht hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

Parketnummer: 400.00073/17
Uitspraak: 17 januari 2019 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1983 op [geboorteplaats],
wonende op [woonplaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.J. Winkel, advocaat op Bonaire.
De officier van justitie, mr. A.A.E. Martis, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het \ onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende 40 uren dienstverlening in de vorm van onbetaalde arbeid zal verrichten, met dien verstande dat die werkzaamheden binnen 9 maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis dienen te zijn voltooid.
De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. Subsidiair heeft hij een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
Feit 1
dat hij, op of omstreeks 15 januari 2017, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, al dan niet uit een weide/kunuku, gelegen te [knoek], een of meer stuk(s) vee, te weten 24 geiten, althans een of meer geit(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan naam [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededaders,
samen met een of meer anderen, voorzien van gereedschap en goederen om een val te maken naar die weide/kunuku is gegaan en/of de plaats voor de val heeft schoongemaakt en/of aldaar een val heeft gemaakt en/of dat vee heeft opgejaagd in de richting van de val en/of het vee heeft tegengehouden en/of verhinderd om een andere richting op te lopen dan waar de val is gelegen en/of het vee heeft vastgebonden en/of dat vee onder zijn/hun bereik heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 323 jo 324 aanhef en onder sub 1 en sub 4 jo. 49 jo. 47 Wetboek Strafrecht BES)
Feit 2
dat hij, op of omstreeks 15 januari 2017, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een dier, namelijk een geit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 2]] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art. 366 lid 1 en lid 2 jo. 49 Wetboek van Strafrecht BES)
Voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling (tijds)verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
Feit 1
dat hij, op
of omstreeks15 januari 2017, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door
hem,verdachte
,voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigeningweg te nemen,
al dan nietuit een weide/kunuku, gelegen te [knoek],
een of meerstuk
(s
)vee, te weten 24 geiten,
althans een of meer geit(en), in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan
naam[benadeelde 1] en
/of[vader benadeelde 2][benadeelde 2]],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededaders,
samen met
een of meeranderen, voorzien van gereedschap en goederen om een val te maken naar die weide/kunuku is gegaan en
/ofde plaats voor de val heeft schoongemaakt en
/ofaldaar een val heeft gemaakt en
/ofdat vee heeft opgejaagd in de richting van de val en
/ofhet vee heeft tegengehouden en/of verhinderd om een andere richting op te lopen dan waar de val is gelegen en
/ofhet vee heeft vastgebonden en
/ofdat vee onder zijn
/hunbereik heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
dat hij, op
of omstreeks15 januari 2017, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleenopzettelijk en wederrechtelijk een dier, namelijk een geit,
in elk geval enig goed, dat
geheel of ten deleaan een ander, te weten aan
[vader benadeelde 2]toebehoorde, heeft
vernield,beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1] De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e van het Wetboek van Strafvordering BES betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen op Bonaire.
1. Op 15 januari 2017 omstreeks 18.15 uur, werden de verbalisanten [verbalisant 1],
[verbalisant 2] en [verbalisant 3] naar aanleiding van een melding bij de Centrale Meldkamer van de Politie gedirigeerd in de omgeving van een knoek ter hoogte van [knoek], waar een verdachte voertuig, een rood getinte dubbel cabine pick-up, geparkeerd stond en vermoedelijk diefstal van geiten gaande was. Zij hebben het volgende gerelateerd:
“Ter plaatse werden wij, verbalisanten, door de melder benaderd. Hij wees ons, verbalisanten, aan waar het voertuig geparkeerd stond. Wij, verbalisanten, troffen ter plaatse het voertuig aan. Na ongeveer 100 meter zagen wij, verbalisanten, drie personen staan en dat er enkele geiten voor deze personen op de grond lagen. Toen heb ik, verbalisant [verbalisant 3] de verdachten hardop aangeroepen. Wij, verbalisanten, zagen dat de verdachten probeerden te vluchten en één van hen in het bos ging. Ik, verbalisant [verbalisant 3], heb wederom de verdachten hardop aangeroepen. Wij, verbalisanten zagen dat de verdachten vervolgens zijn blijven staan. Wij, verbalisanten, zagen bij het benaderen van de verdachten dat het twee mannelijke en één vrouwelijke verdachte betrof. Ik, verbalisant [verbalisant 3], herkende één van de verdachten als [verdachte]. Wij, verbalisanten, zagen dat er heel veel geiten op de grond lagen. De geiten waren met touw vastgebonden. Wij, verbalisanten, zagen dat een hek was vastgebonden aan een hek van een andere knoek en dat het hek zodanig was vastgebonden en gezet, dat de geiten geen andere kant op konden. Tevens zagen wij, verbalisanten, twee kniptangen op de grond en een klein blauwe jug.
Ik, verbalisant [verbalisant 3], de melder en zijn zoon gingen kijken of ze enkele van de geiten konden herkennen. Wij zagen dat één van de geiten dood was en dat deze geit een oormerk had. De melder herkende het oormerk als van zijn broer [vader benadeelde 2]. De melder vertelde aan mij, verbalisant, dat de andere geiten volgens hem van [benadeelde 1] zijn.” [2]
2. Op 15 januari 2017 hebben de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en
[verbalisant 3] een hoeveelheid met touw gebonden geiten op de grond aangetroffen en in beslag genomen. Zij hebben het volgende gerelateerd:
“Er waren in totaal 24 geiten, waarvan 1 geit is doodgegaan.” [3]
3. Op 15 januari 2017 hebben de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en
[verbalisant 3] een klein water coolbox en twee tangen aangetroffen en in beslag genomen. Zij hebben het volgende gerelateerd:
“De verdachten die werden aangehouden hadden een klein water coolbox en twee tangen bij zich, die ze gebruikten om het hek vast te houden.” [4]
4. [ benadeelde 1] deed op 16 januari 2017 aangifte. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Op 15 januari 2017 werd ik door een bewoner uit de omgeving gebeld. Deze verklaarde aan mij zojuist te hebben gezien dat een aantal personen op mijn terrein achter mijn geiten aan zaten en vroeg mij ter plaatse te komen. Ter plaatse zag ik buiten de omheining van mijn erf een van draad gemaakte val in de vorm van een ‘V’ gespannen, enkele tangen en een waterkan. Ik telde vierentwintig geiten in de val. Ik zag dat de geiten op drie geitjes na op de grond lagen en bij hun poten waren vastgebonden. Ik zag dat één geit levenloos op de grond lag. Ik herkende de groep geiten welke in de val zaten als mijn geiten, behalve de dode geit, omdat ik elke dag intensief voor ze zorg en met ze bezig ben. Ik zag ook dat een gedeelte van mijn erfomheining welke aan de val grensde naar beneden gedeukt was. Doordat het gaas omlaag geduwd was konden de geiten makkelijk in de val lopen. Ik zag drie agenten met een man aanlopen, waarvan ik begreep dat hij één van de daders was. Ik herkende de man als [verdachte]. Mijn dochter vertelde later aan mij dat zijn achternaam [achternaam verdachte]is.” [5]
5. Op 16 januari 2017 werd aan [benadeelde 1] de geiten getoond. Hij heeft het volgende verklaard:
“U toont mij 24 geiten. 23 geiten van deze geiten herken ik als mijn eigendom. Ik herken deze geiten aan hun kleurcombinatie en ras. Ik ben in deze buurt de enige persoon in het bezit van geiten in deze kleurcombinatie. Ik heb deze geiten gisteren nog gezien op mijn terrein.” [6]
6. [ benadeelde 2]] deed op 16 januari 2017 aangifte. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Mijn vader heeft een knoek gelegen te [knoek]. Wij verzorgen deze knoek. Onze geiten hebben een oormerk onder de naam van mijn vader [vader benadeelde 2]. Op
15 januari 2017 kwam mijn oom bij mij thuis. Hij vertelde dat de politie mensen heeft aangehouden voor diefstal van geiten. Hij was zelf ter plaatse en heeft waargenomen dat één van de geiten dood was en dat de geit van mij was, omdat hij het oormerk bij de geit herkende. Toen mijn oom het oormerk en de kleur van de geit omschreef, wist ik meteen dat deze geit inderdaad mijn geit was.” [7]

7.De verdachte heeft op 16 januari 2017 bij de politie het volgende verklaard:

“Ik ging met een vriend en mijn vrouw om mij te helpen. Wij hadden toen een val gezet en een aantal geiten gevangen. Tijdens het vangen was een geit doodgegaan.” [8]

8.De verdachte heeft op 30 januari 2017 bij de politie het volgende verklaard:

“[medeverdachte 1] is mijn vrouw en [medeverdachte 2] is mijn vriend. [medeverdachte 2] en ik hebben samen een val gemaakt. Toen wij klaar waren met de val gingen wij in de richting van de geiten om de geiten in de richting van de val te jagen. Toen wij de geiten in de val hadden gekregen begonnen [medeverdachte 2] en ik de geiten vast te binden. Toen wij wilden gaan beginnen om de geiten richting de auto te brengen, zag ik dat de politie ter plaatse kwam. Ik zag dat één van de geiten is doodgegaan. Ik denk dat toen ze in de val was gelokt zij al moe was en dat ze door de drukte van al de geiten op elkaar is doodgegaan. De kniptangen zijn van mij. Ik heb ze zelf daar naartoe meegenomen.” [9]
9. De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 25 januari 2017 bij de politie het volgende verklaard:
“[bijnaam verdachte] en ik hebben de val gemaakt. Ik moest met de pick-up gaan om de geiten te transporteren. Ik moest met een kapmes de plaats schoonmaken om de val te kunnen maken. [bijnaam verdachte] was degene die achter de geiten ging rennen zodat ze in de richting van de val konden komen[medeverdachte1] was in de buurt van de val gebleven om te voorkomen dat de geiten naar een andere richting gingen. Ik heb de geiten tegengehouden zodat [bijnaam verdachte] de geiten kon vastbinden. Ik weet dat een geit is doodgegaan. Hij ging dood doordat hij beneden al de andere geiten lag. Hij was door de massa van al de andere geiten doodgegaan. De koelbox was van mij en de twee tangen van [bijnaam verdachte].” [10]
10. De medeverdachte
[medeverdachte1]heeft op 25 januari 2017 het volgende verklaard:
“Ik wist dat mijn man geiten zou gaan meenemen. Ik ben samen met mijn man en [medeverdachte 2] naar de knoek gegaan. Mijn man en [medeverdachte 2] hebben de geiten vastgebonden.” [11]
Bewijs- en kwalificatie-overwegingen
Ten aanzien van feit 1
Op 15 januari 2017 werd de verdachte samen met de medeverdachten in een kunuku gelegen te [knoek] aangehouden. Ze hadden met een zelfgemaakte val de erfomheiningen vastgebonden, waardoor de aldaar aanwezige geiten geen andere kant op konden dan in de val lopen. Verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben meer dan 15 met touw vastgebonden geiten liggend op de grond aangetroffen. In totaal werden 24 geiten in beslag genomen, waaronder één dode geit met een door de gezaghebber van Bonaire afgegeven oormerkteken. De overige 23 geiten hadden geen gemerkte oren. [benadeelde 1], die de geiten aan hun ras en kleurcombinatie heeft herkend, verklaarde eigenaar van deze geiten te zijn. De dode geoormerkte geit, bleek later eigendom te zijn van [vader benadeelde 2].
Eigendom geiten
Door de verdachte is eerst aangevoerd bij de politie dat de desbetreffende geiten van hem zijn. Hij zou deze jaren eerder kwijt zijn geraakt. Een paar weken later verklaart hij bij de politie dat de geiten van hem en/of “[getuige]; hierna: [getuige]) zijn. Ter terechtzitting verklaart hij dat de geiten van [getuige] zijn. [getuige] heeft echter aan de politie laten weten dat geen van de getoonde geiten zijn eigendom is, dat zijn geiten van een ander ras zijn en andere kleuren hebben. Hij verklaart ook dat geen van de geiten van de verdachte is en dat hij dat zeker weet omdat hij degene is die hem, verdachte, een aantal geiten heeft gegeven. [getuige] zegt verder tegen de verbalisant dat volgens hem [benadeelde 1] de enige is met dit ras in de buurt. [12] De heren [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben bij de politie aangegeven dat en waarom de geiten hen toebehoren. Gelet op de inconsistenties in de verklaringen van de verdachte en de verklaringen van de hiervoor genoemde personen, gaat het Gerecht ervan uit dat de geiten niet van de verdachte en/of [getuige] zijn en dat de verdachte niet te goeder trouw kon aannemen dat de geiten van hem en/of [getuige] waren. Verdachte’s verklaring ter terechtzitting dat [getuige] destijds al aan het dementeren was, acht het Gerecht niet geloofwaardig. Temeer daar de verdachte ter terechtzitting ook heeft verklaard dat hij de geiten met toestemming van [getuige] is gaan vangen, met het doel nadien deze aan [getuige] te tonen, teneinde vast te kunnen stellen dat de geiten eigendom van [getuige] zijn.
Diefstal
De verdachte heeft ook aangevoerd dat hij de geiten niet wilde stelen. Hij stelt eerst bij de politie dat hij zijn geiten mee terug wilde nemen naar zijn knoek. In datzelfde verhoor geeft hij vervolgens aan dat hij de geiten wilde brengen naar de knoek van [getuige] en dat die zou kijken welke geiten van hem, [getuige], zijn. [getuige] was er, zo verklaart de verdachte verder in het verhoor, niet van op de hoogte dat hij, verdachte, de geiten zou gaan pakken. Ter terechtzitting verklaart hij echter dat hij dit deed in opdracht van [getuige]. Gelet op de vorengenoemde verklaringen van [getuige], de inconsistenties in de verklaringen van de verdachte en ook de door de betrokken verbalisanten geconstateerde omstandigheid dat de verdachte en de medeverdachten probeerden te vluchten toen zij werden aangeroepen, hetgeen erop duidt dat zij illegaal bezig waren, hecht het Gerecht ook aan de verklaring dat er geen sprake was van diefstal geen waarde. Bovendien ziet het Gerecht niet in dat een zo omslachtige procedure als het maken/zetten van een val, het vastbinden, inladen en transporteren (en, zoals door verdachte gesteld, het eventueel terugbrengen) van (niet herkende) geiten nodig en logisch zou zijn voor het bepalen welke geiten aan [getuige] toebehoren. Het Gerecht gaat er dan ook vanuit dat er sprake was van “met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen” van geiten.
Poging
Gelet op de wijze en plek waar de geiten werden aangetroffen door de politie en de handelingen waarmee de verdachte en de medeverdachten bezig waren (geweest) (het maken/zetten van een val, het bijeen drijven van de geiten, het tegenhouden/verhinderen van de geiten om ergens anders dan in de val te lopen en deze vastbinden) en hetgeen zij nog van plan waren te doen (de geiten in een auto laden en transporteren naar een knoek) gaat het Gerecht ervan uit dat het hier om een poging diefstal gaat en niet om een voltooide diefstal. De verdachte en de medeverdachten hadden zich, naar het oordeel van het Gerecht, op het moment van arriveren door de politie, nog niet een zodanige heerschappij over de geiten verschaft dan wel de geiten zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbenden onttrokken dat de wegneming als voltooid dient te gelden.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken nu de betrokken geit dood is, terwijl de tenlastelegging spreekt over “vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken en/of wegmaken.”
Het Gerecht overweegt hiertoe dat aangenomen kan worden dat de betrokken geit, gelet op de verklaringen van de verdachte en medeverdachte D. Mesa Beltre over hun wijze van handelen met betrekking tot de geiten, door die handelingen (het bijeendrijven van vele geiten in de beperkte ruimte van een val en deze hierna op de grond vastbinden) (in ieder geval) beschadigd is geraakt. Door de genoemde manier van handelingen is er op zijn minst sprake van voorwaardelijke opzet van de verdachten hiertoe.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 323 juncto artikelen 324 aanhef, onder sub 1 en sub 4, van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van poging tot diefstal van vee uit de weide.
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 366 juncto artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk eenig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoor, beschadigen.
Het betreft hier eendaadse samenloop.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging diefstal van 24 geiten uit een kunuku, waarbij één geit om het leven is gekomen. Diefstal van vee uit een weide wordt hoger bestraft dan een “gewone” diefstal omdat, zoals uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid, deze vorm van diefstal een bijzondere bescherming verdient vanwege de omstandigheid dat in een weide doorgaans weinig toezicht wordt uitgeoefend en de bescherming dus “aan de openbare trouw is overgelaten”.
Het Gerecht constateert dat de redelijke termijn is overschreden. Voor wat betreft berechting in eerste aanleg heeft volgens vaste jurisprudentie als uitgangspunt te gelden dat behandeling van de zaak, inclusief het vonnis, afgerond dient te zijn binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen (in casu de dag van de aanhouding van de verdachte). Voor het eerst dagvaarden van de verdachte bijna twee jaar nadat de laatste onderzoekshandeling in zijn zaak was voltooid, zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen. De overschrijding en de gedateerdheid van de feiten maken, naar het oordeel van het Gerecht, de geëiste straf niet (langer) passend en geboden.
Het Gerecht heeft er rekening mee gehouden dat de verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld en dat de verdachte de eigenaar van de dode geit een geldbedrag ter compensatie heeft betaald. Verder heeft het Gerecht meegewogen het rapport van de reclassering van 21 december 2018 waarin ten aanzien van de verdachte geen criminogene factoren worden aangewezen en het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Alles in aanmerking genomen, zal het Gerecht een geheel voorwaardelijke geldboete opleggen met een proeftijd van 1 jaar.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 17a, 17b, 17c, 27, 28, 47, 49 en 57 van het Wetboek van Strafrecht BES, zoals deze luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
US$ 1.000,00 (duizend Amerikaanse dollar), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis;
bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door
R.A. Caupain, (zittingsgriffier), en op 17 januari 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisanten in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Caribisch Nederland (Basis Politiezorg Bonaire) d.d. 27 maart 2017, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 2017000485_20170327_93310.doc.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2017, proces-verbaalnummer: 2017000485_ 20170115_234900.doc.
3.Proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagname d.d. 15 januari 2017, proces-verbaalnummer: 2017000485_20170115_235909.doc.
4.Proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagname d.d. 16 januari 2017, proces-verbaalnummer: 2017000485_20170116_3631.doc.
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2017, proces-verbaalnummer: 2017000485_ 20170116_153319.doc.
6.Proces-verbaal van bevinding d.d. 16 januari 2017.
7.Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2017, proces-verbaalnummer: 2017000485_20170116_ 172349.doc.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 januari 2017, proces-verbaalnummer 2017000485_ 20170116_ 94303.doc.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 januari 2017, proces-verbaalnummer 2017000485_20170130_100032.doc.
10.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 25 januari 2017, proces-verbaalnummer 2017000485_ 20170125_ 85134.doc.
11.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte
12.Proces-verbaal van bevinding [getuige] d.d. 16 januari 2017.