ECLI:NL:OGEABES:2019:61

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 november 2019
Publicatiedatum
16 april 2020
Zaaknummer
400.00179/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewapende diefstal en vuurwapenbezit op Bonaire

Op 7 november 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van diefstal met geweld en het voorhanden hebben van vuurwapens. De verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman mr. E.J. Winkel. Tijdens de openbare terechtzitting op 17 oktober 2019 eiste de officier van justitie, mr. M. Boheur, een gevangenisstraf van zeven jaar, met aftrek van voorarrest. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van een gewapende overval op 20 mei 2019, waarbij hij samen met medeverdachten een geldbedrag van ongeveer 83.114 USD heeft afgenomen van een medewerker van een beveiligingsbedrijf. De overval vond plaats onder bedreiging met een vuurwapen, waarbij de verdachte de woorden 'Atrako, laga bai' (Overval, laat los) heeft toegevoegd. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het voorhanden hebben van vuurwapens in de periode van 21 mei tot en met 5 juni 2019. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Het Gerecht benadrukte de georganiseerde en berekenende wijze waarop de overval was gepleegd, en de negatieve gevolgen voor de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer: 400.00179/19

Uitspraak: 7 november 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1995 op [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats] adres [adres 1],
thans gedetineerd in het huis van bewaring op Bonaire.
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.J. Winkel.
De officier van justitie, mr. M. Boheur, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf van zeven jaar, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht en een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

FEIT 1

hij op omstreeks 20 mei 2019 te Bonaire, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]en/of [medeverdachte 3]met het oogmerk om zich en/of [medeverdachte 1]en/of [medeverdachte 2]en/of [medeverdachte 3] wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [medewerker bedrijf 1] (medewerker [bedrijf 1]), heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 83.114 USD, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3],
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 83.114 USD, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]en/ [medeverdachte 3], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [medewerker bedrijf 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn medeverdachten:
- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand naar [medewerker bedrijf 1] is gerend en/of
- dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht en/of gericht gehouden op [medewerker bedrijf 1] en/of
- ( (vervolgens) dat vuurwapen heeft gedrukt en/of geplaatst tegen de borst, althans het lichaam van [medewerker bedrijf 1] en/of
- ( (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd ‘Atrako, laga bai’ (Overval, laat los), althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

FEIT 2

hij op of omstreeks 20 mei 2019, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], voorhanden heeft gehad, een pistool, althans en vuurwapen of een ander soortgelijk voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp, zijnde een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenwet BES.

FEIT 3

hij, in of omstreeks de periode van 21 mei 2019 tot en met 5 juni 2019, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met [getuige 1]], voorhanden heeft gehad, twee pistolen of andere soortgelijke voor bedreiging of afdreiging geschikte voorwerpen, zijnde vuurwapens in de zin van de Vuurwapenwet BES.
Voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

FEIT 1

hij op
omstreeks20 mei 2019 te Bonaire, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2]
en/of[medeverdachte 3]met het oogmerk om zich en
/of[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2]
en/of[medeverdachte 3]wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en
/ofbedreiging met geweld [medewerker bedrijf 1] (medewerker [bedrijf 1]), heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal)
(ongeveer)83.114 USD,
althans enig geldbedrag,geheel
of ten deletoebehorende aan [bedrijf 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of[medeverdachte 1]
en/of[medeverdachte 2]
en/of[medeverdachte 3
,
en
/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van (in totaal)
(ongeveer)83.114 USD,
althans enig geldbedrag,geheel
of ten deletoebehorende aan [bedrijf 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of[medeverdachte 1]
en/of[medeverdachte 2]
en/of[medeverdachte 3]
,welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen [medewerker bedrijf 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en
/ofbedreiging met geweld hierin bestond
(en
)dat
verdachte en/ofzijn medeverdachte
n:
- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand naar [medewerker bedrijf 1] is gerend en
/of
- dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht
en/of gericht gehoudenop [medewerker bedrijf 1] en
/of
- (
(vervolgens
)dat vuurwapen heeft gedrukt
en/of geplaatsttegen de borst,
althans het lichaamvan [medewerker bedrijf 1] en
/of
- (
(daarbij
)dreigend de woorden heeft toegevoegd ‘Atrako, laga bai’ (Overval, laat los),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

FEIT 2

hij op
of omstreeks20 mei 2019, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2]
en/of[medeverdachte 3], voorhanden heeft gehad, een pistool, althans en vuurwapen of een ander soortgelijk voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp, zijnde een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenwet BES.

FEIT 3

hij, in of omstreeks de periode van 21 mei 2019 tot en met 5 juni 2019, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met [getuige 1], voorhanden heeft gehad, twee pistolen of andere soortgelijke voor bedreiging of afdreiging geschikte voorwerpen, zijnde vuurwapens in de zin van de Vuurwapenwet BES.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht baseert deze beslissing op de redengevende feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat: [1]
Ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten:

1. Een proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 20 mei 2019 door [hoofdagent 1], hoofdagent van politie bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [medewerker bedrijf 1], zakelijk weergegeven (pagina 1 e.v.):

Vandaag (het Gerecht: 20 mei 2019) reden [medeverdachte 3] en ik naar de [bedrijf 2] toe om een geldtransport te doen van de opbrengst van het weekeinde. Wij liepen de bedrijf 2] binnen en kregen vier zakken van de [logo bank]. Wij hebben de vier zakken in een groene tas gedaan en liepen terug richting de dienstauto. Ik was degene die de tas droeg. Ik zag dat een persoon op mij kwam afrennen met een vuurwapen op mij gericht. De persoon heeft het vuurwapen op mijn borst gedrukt en pakte het handvat van de tas vast. Ik hoorde de persoon zeggen: “Laga bai” (laat los). Ik keek mijn collega aan en hij heeft tegen mij gezegd om de tas los te laten. Ik zag dat de man een echt vuurwapen in handen had en liet de tas los. Ik zag dat het een pistool was. Bij de loop was het een beetje grijs. De rest was zwart, maar een beetje versleten. Ik zag dat de man achter in een auto stapte. Het was een Toyota met geblindeerde ramen. Ik werk voor [bedrijf 1].
2. Een proces–verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 20 mei 2019 door [brigadier], brigadier van politie bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring vanmedeverdachte 3]
, zakelijk weergegeven (pagina 24 e.v.).
Toen we buiten [bedrijf 2] waren, kwam er een man van achter de muur. De man had een vuurwapen gericht op mijn collega [medewerker bedrijf 1] (het Gerecht: [medewerker bedrijf 1]) en ik hoorde de man in het Papiaments zeggen; ‘Atrako, laga bai’ (Overval, laat los).

3. Een proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 20 mei 2019 door [agent], agent van politie bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven (pagina 5 e.v.)

Ik doe namens [bedrijf 2] aangifte van diefstal. Er is diefstal gepleegd van een goed dat [bedrijf 2] geheel in eigendom toebehoort. Niemand had het recht of de toestemming dit goed weg te nemen. De overvaller heeft een totaalbedrag van USD 83.114,04 weggenomen.

4. Processen-verbaal van verhoor verdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 18 juli en 15 augustus 2019 door [hoofdagent 2] en [hoofdagent 1], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven (pagina 550 e.v.)

[medeverdachte 2] kwam met de naam [bijnaam medeverdachte 3] (het Gerecht: medeverdachte [medeverdachte 3]) bij mij. Hij zei dat als de man [bijnaam medeverdachte 3] meewerkt, het makkelijker zal gaan. Ik kende [bijnaam medeverdachte 3] niet. Eind januari 2019 heeft [medeverdachte 2] tegen mij gezegd dat hij [bijnaam medeverdachte 3] had gevonden, maar dat hij meer informatie moest vergaren bij [bijnaam medeverdachte 3]. Ik zei tegen [medeverdachte 2] dat ik het werk niet zal doen als [bijnaam medeverdachte 3] niet aanwezig zal zijn, want dan is het niet meer een inside job. [bijnaam medeverdachte 3] had de route gegeven die ze normaliter rijden als ze geld bij [bedrijf 2] gaan ophalen. Eind april 2019 kwam [medeverdachte 2] weer bij mij en zei dat alles klaar is om het werk bij [bedrijf 2] te doen. Ik zou degene zijn die uit de auto zou stappen om het geld af te nemen. Ik zou samen met persoon ‘J’ gaan maar ik zei tegen [medeverdachte 2] dat ik niet samen met ‘J’ zou gaan, want ik heb geen vertrouwen in persoon ‘J’. [medeverdachte 2] is degene die contact had met [bijnaam medeverdachte 3].
Op 19 mei 2019 ben ik samen met [medeverdachte 1] naar de woning van [medeverdachte 2] gegaan. Bij de woning trof ik [medeverdachte 2] en [getuige 3]. In de woning van [medeverdachte 2] ging ik vis klaarmaken, terwijl [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met het blinderen van de ruiten van de Vitz waren begonnen. [getuige 3] ging [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] helpen. [getuige 3] heeft mij zijn pet geleend.
Op 20 mei 2019 bij [bedrijf 2] met de grijze Vitz aangekomen, hebben we geparkeerd. De pick-up is aangekomen ik zag twee mannen naar binnen lopen. Niet lang daarna kregen we een belletje dat de geldlopers naar buiten kwamen. Toen ik zag dat de mannen kwamen aanlopen, stapte ik uit de auto en liep naar de man die voorop liep met de tas. Ik had het vuurwapen in mijn hand en rende naar hen toe met het pistool gericht op hen. Ik had de hand met het pistool op de borst van de man gedrukt en pakte de tas af. Hierna rende ik weer naar de auto en stapte achter de chauffeur in.
Ik weet niet hoeveel geld ik precies heb gekregen. Met een deel heb ik een auto gekocht. Een beetje geld heb ik naar mijn moeder gestuurd. De rest heb ik bewaard. Ik herinner me niet waar.
5. Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 1 juli 2019 door [hoofdagent 1] en [agent], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring vanmedeverdachte 2]
, zakelijk weergegeven (pagina 454 e.v.)
Ik weet zeker dat mijn neef [verdachte] en de man [medeverdachte 1] degenen zijn die de overval op de geldlopers van [bedrijf 2] hebben gepleegd. [verdachte] was degene die uit de auto stapte en de overval op de geldloper pleegde. [medeverdachte 1] was de bestuurder van de vluchtauto. Ik moet zeggen dat [getuige 3] niet heeft gelogen. Een dag voor de overval was de auto die bij de overval werd gebruikt inderdaad bij mijn woning. Op die dag was [verdachte] bij mij gekomen. Hierna kwam [medeverdachte 1] met de grijze Vitz naar mijn woning toe. Ik zag dat [medeverdachte 1] de kentekenplaten van de auto aan het afhalen was. Wat [getuige 3] verklaarde over het tinten van de ruiten, was ook waar. Ik heb samen met [medeverdachte 1] en [getuige 3] de ruiten van de grijze Toyota Vitz getint. [medeverdachte 1] is met de grijze Toyota Vitz weggegaan. Ik wist van tevoren dat de Toyota Vitz gebruikt zou worden om de overval te plegen.
[medeverdachte 3] heeft mij alle details over hoe ze geld transporteren verteld. [medeverdachte 3] heeft mij verteld wanneer ze het geld ophalen. Hij heeft verteld dat ze hierna het geld naar de [logo bank] zouden brengen. [medeverdachte 3] heeft mij zelfs verteld hoe het karakter is van de andere bewaker met wie hij loopt. Hij vertelde me dat de man nieuw is. Alle informatie die [medeverdachte 3] mij heeft gegeven, heb ik aan [verdachte] doorgegeven.
Ik heb tegen [medeverdachte 3] gezegd dat ik iemand had om de overval te plegen. [medeverdachte 3] heeft mij gezegd dat het beter is om de overval op een maandag te plegen omdat er dan meer geld zou zijn. [medeverdachte 3] heeft gezegd om de overval te plegen op een dag dat hij niet aan het werk is. [verdachte] heeft tegen mij gezegd dat het beter zou zijn op een dag dat [medeverdachte 3] aan het werk was, zodat alles rustig zou zijn. Ik heb tegen [medeverdachte 3] gezegd dat een neef van mij de overval zal plegen. [verdachte] zou de overval samen met iemand anders plegen. [medeverdachte 1] is later in het spel gekomen.

6. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 11 juni 2019 door [hoofdagent 2] en [hoofdagent 3], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven (pagina 495 e.v.).

V: Vraag
A: Antwoord
V: Wat zijn jouw bijnamen?
A: [bijnaam verdachte].
V: Wat is de naam van jouw vriendin?
A: [naam vriendin verdachte].

7. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 11 juni 2019 door [hoofdagen 2] en [hoofdagent 3], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven (pagina 501e.v.).

V: Vraag
A: Antwoord
V: Ken jij een persoon genaamd [medeverdachte 2]?
A: Hij is mijn neef.

6. Een proces–verbaal van verhoor getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 11 juni 2019 door [hoofdagent 1] en[agent], respectievelijk hoofdagent en agent bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring [getuige 3], zakelijk weergegeven (pagina 37 e.v.).

V: Vraag
A: Antwoord
A: Op 20 mei 2019 hoorden we op het nieuws dat er een overval bij [bedrijf 2] heeft plaatsgevonden. Ik hoorde dat er een grijze auto bij de overval was betrokken. Ik dacht meteen aan de auto waarvan wij de dag daarvoor de ruiten hadden getint. Ik bevond mij op die dag (het Gerecht: 19 mei 2019) bij de woning van [medeverdachte 2]. In de avonduren zag ik dat [bijnaam verdachte] (het Gerecht: [verdachte]) en [bijnaam medeverdachte 1] bij de woning van [medeverdachte 2] aan kwamen rijden. [bijnaam medeverdachte 1] is [medeverdachte 1]. Ze zijn weggegaan en een tijdje hierna zijn ze teruggekomen in een grijze Toyota Vitz. [medeverdachte 2] heeft mij gevraagd of ik hun wilden helpen met het tinten van de ruiten van de Toyota Vitz. Ik heb samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de ruiten getint. Ik heb [bijnaam verdachte] een pet geleend. [bijnaam verdachte] heeft mij in een zwarte auto thuis afgezet
V: Heeft [bijnaam verdachte] aan jou verteld wat ze zouden gaan doen?
A: Ja. Ik heb begrepen dat hij slecht wilde gaan doen.
V: Van wie is de grijze Toyota Vitz?
A: [medeverdachte 1] is ermee gekomen.
V: Wat werd er tussen [medeverdachte 1] en [bijnaam verdachte] besproken toen zij de eerste keer bij de woning van [medeverdachte 2] waren aangekomen?
A: Ik hoorde dat ze zeiden dat als de ruiten getint zijn, niemand kan zien wie als bestuurder en wie als inzittende zit.
V: Waar heb je [medeverdachte 1] leren kennen?
A: Ik ken [medeverdachte 1] niet. Ik weet wel wie hij is, maar ik praat niet met hem.

7. Een proces-verbaal van verhoor getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 14 juni 2019 door [hoofdagent 3 en [hoofdagent 2], hoofdagenten bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [vriendin verdachte], zakelijk weergegeven (pagina 84 e.v.)

Ik heb sinds december 2018 een liefdesrelatie met [verdachte]. Ongeveer twee of drie weken voor de overval heeft [verdachte] aan mij verteld dat hij een overval wil plegen. Op de dag van de overval voor 8.00 uur heeft [verdachte]aan mij verteld dat hij een overval ging plegen. Omstreeks 10.00 uur die dag heeft [verdachte] een WhatsApp bericht aan mij gestuurd waarin hij mij vroeg om voor hem te bidden. De volgende dag heb ik aan [verdachte]gevraagd wat er de dag daarvoor was gebeurd. Hij vertelde dat toen hij het bericht stuurde om voor hem te bidden, zij buiten bij [bedrijf 2] zaten. Hij vertelde dat toen de geldlopers terugliepen, [verdachte] uit de auto stapte en naar de geldlopers rende. [verdachte] vertelde dat de geldloper geschokt bleef staan en dat hij de tas afnam. Ik vroeg aan [verdachte] wie betrokken waren bij deze overval. [verdachte] vertelde aan mij dat de [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrokken waren bij deze overval.

8. Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 17 juni 2019 door [hoofdagent 3] en [hoofdagent 2], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven (pagina 662 e.v.)

[verdachte] (het Gerecht begrijpt: [verdachte]) heeft tegen mij gezegd dat zijn goede vriend, bijgenaamd ‘[bijnaam medeverdachte 1]’, in de vluchtauto zat als bestuurder.
[verdachte] kwam bij me thuis. Hij reed in de zwarte Vitz. Hij had twee pistolen bij zich. Hij vroeg mij deze te bewaren.

9. Een proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 18 juni 2019 door [hoofdagent 4] en [hoofdagent 1], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van verbalisanten, zakelijk weergegeven (pagina 251 e.v.)

Ik, [hoofdagent 4], heb het toestel Samsung Galaxy A7 uitgelezen. Tijdens het onderzoek is het volgende gebleken. De profielnaam [profielnaam 1] wordt WhatsApp gebruikt. De gebruiker met WhatsApp profielnaam [profielnaam 1] heeft contact met een WhatsApp profielnaam ‘[profielnaam 2]’ die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer].
Ik heb aan [medeverdachte 1] gevraagd op welk nummer hij te bereiken was. [medeverdachte 1] heeft aan mij, [hoofdagent 1] verklaard, dat hij te bereiken is op het telefoonnummer [telefoonnummer].
Ten aanzien van feit 3:

1. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 15 augustus 2019 door [hoofdagent 2] en [hoofdagent 1], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven (pagina 556 e.v.)

V: Waarover ging dit gesprek tussen jou en [getuige 1] (het Gerecht begrijpt: [getuige 1])?
A: Het gesprek ging over de vuurwapens die jullie op de foto’s die op mijn mobiele telefoon Samsung A7 zijn aangetroffen. Ik heb twee pistolen gekocht, nadat ik te horen kreeg dat [medeverdachte 2] mij wou vermoorden. Ik heb ze na de overval bij [bedrijf 1] gekocht.

2. Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 16 juni 2019 door [hoofdagent 3] en [hoofdagent 2], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven (pagina 5 655 e.v.)

V: Vraag
A: Antwoord
M: Mededeling verbalisant.
A: Er was inderdaad een safe. Het was een doos. Er lagen ook twee pistolen in.
M: We tonen jou enkele foto’s van vuurwapens uit de mobiele telefoon van [verdachte].
V: Wat kan jij over deze foto verklaren?
A: Dat zijn de vuurwapens die [verdachte] in de doos had.

3. Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 17 juni 2019 door [hoofdagent 3] en [hoofdagent 2], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven (pagina 5 662 e.v.)

A: Ik had de doos de hele tijd bij mij thuis, tot de dag jullie zoeking hebben gedaan bij [verdachte] (het Gerecht begrijpt: tot 5 juni 2019, zie proces-verbaal huiszoeking, pagina 583)
V: Waren deze pistolen echt?
A: Ja, dit waren echte vuurwapens. Ze waren zwaar en je kon zien dat het echte vuurwapens waren. Ook wilde hij (het Gerecht: [verdachte]) deze testen en was hij op zoek naar kogels.

Bewijsoverwegingen

Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat op maandag 20 mei 2019 twee werknemers van beveiligingsbedrijf [bedrijf 1] – [medewerker bedrijf 1] en medeverdachte [medeverdachte 3] – arriveren bij de [bedrijf 2] op de [adres 2] op Bonaire. [medewerker bedrijf 1] en [medeverdachte 3] krijgen in het kantoor van de [bedrijf 2]t een groene tas overhandigd met daarin een geldbedrag van in totaal USD 83.114,04. [medewerker bedrijf 1] heeft de groene tas vast en loopt met [medeverdachte 3] via het parkeerterrein terug naar de auto. Op dat moment rent verdachte vanuit de vluchtauto naar [medewerker bedrijf 1] toe. Verdachte heeft een vuurwapen in zijn hand en richt dit op [medewerker bedrijf 1]. Verdachte drukt het wapen vervolgens op de borst van [medewerker bedrijf 1] en zegt tegen hem: ‘Atrako, laga bai’ (overval, laat los). [medeverdachte 3] zegt tegen [medewerker bedrijf 1] dat hij de tas los moet laten en dat doet [medewerker bedrijf 1]. [verdachte] stapt vervolgens met de tas achterin de grijze Toyota Vitz. De Toyota rijdt weg.
Verdachte was aldus verantwoordelijk voor de feitelijke uitvoering van de overval; hij was degene die onder bedreiging met een vuurwapen de tas met geld van de geldloper heeft afgepakt en meegenomen. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat verdachte heeft gedeeld in de buit en dat hij de overval samen met zijn mededaders heeft voorbereid. Verdachte heeft van medeverdachte [medeverdachte 2] gedetailleerde en specifieke informatie ontvangen over de gang van zaken rondom het geldtransport en was op de avond vóór de overval samen met medeverdachte [medeverdachte 1] aanwezig in de woning van [medeverdachte 2], alwaar de ruiten van de vluchtauto zijn getint.
Het Gerecht komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat verdachte zowel in de voorbereiding, de uitvoering en de afhandeling van de overval een belangrijke rol heeft gespeeld. Het Gerecht acht dan ook bewezen dat verdachte zich als medepleger heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde gewapende overval.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, acht het Gerecht daarnaast bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 (eerste en tweede alternatief/cumulatief) bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in de artikel 330 en 325 juncto artikel 49 en 57 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Eendaadse samenloop van:

medeplegen van afpersing;

en

medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het onder 2 en 3 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 49 en 59 van het Wetboek van Strafrecht BES en artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenwet BES en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Vuurwapenwet BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenwet BES, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de straf heeft het Gerecht rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van verdachte. Meer in het bijzonder heeft het Gerecht daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een overval op een geldloper die kort daarvoor bij [bedrijf 2] de opbrengst van het weekend had opgehaald en waarbij een aanzienlijk geld bedrag van meer dan 83 duizend dollar is buit gemaakt. Verdachte en zijn mededaders zijn hierbij in georganiseerd verband en op planmatige en berekenende wijze te werk gegaan, waarbij ‘inside information’ is verkregen van de tweede geldloper, medeverdachte [medeverdachte 3]. Hierdoor wisten verdachte en zijn mededaders precies waar, wanneer en door wie het geld zou worden opgemaakt, hoe het geld zou worden verpakt en vervoerd en dat het hierbij zou gaan om een aanzienlijke (weekend)opbrengst. Voorafgaand aan de overval is een vluchtauto en een vuurwapen geregeld en zijn ruiten van de vluchtauto getint. Nadat de geldloper – onder bedreiging van een vuurwapen dat tegen zijn borst was gedrukt – de tas met geld aan verdachte had afgegeven, zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] er in de vluchtauto vandoor
gegaan.
Gewapende overvallen hebben een enorme impact op slachtoffers, zo ook op de geldloper. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten, vaak nog langdurig lijden onder de lichamelijke en psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. De overval vond verder plaats op klaarlichte dag op een druk bezocht parkeerterrein van een [bedrijf 2], zodat ook willekeurige bezoekers hiervan getuige zijn geweest. Bovendien versterkt een overval als deze bestaande gevoelens van angst en onveiligheid in de Boneriaanse samenleving. Het Gerecht neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zich alleen heeft laten leiden door financieel gewin en de negatieve gevolgen voor de geldloper, omstanders en [bedrijf 2] - die niets van het geldbedrag terug heeft gezien - daarbij voor lief heeft genomen.
Verdachte heeft daarnaast twee vuurwapens in zijn bezit gehad, welke hij na de overval heeft aangeschaft. Verdachte heeft deze wapens vervolgens door [getuige 1] laten bewaren. Uit de verklaring van [getuige 1] volgt dat verdachte deze wapens (ook) in zijn auto voorhanden heeft gehad, wat strafwaardiger is dan het enkele bezit van een vuurwapen thuis. Ongecontroleerd bezit van vuurwapens vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen, reden waarom streng moet worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben daarvan.
Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten.
Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Voor het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf, heeft het Gerecht aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een gewapende overval als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaar gegeven. Voor het bezit van één vuurwapen in een auto geldt als indicatie een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
Het Gerecht is van oordeel dat in het geval van verdachte strafverzwarende omstandigheden aan de orde zijn. Uit de strafkaart van verdachte blijkt namelijk dat hij in 2016 al is veroordeeld tot een aanzienlijke gevangenisstraf vanwege het plegen van diefstal met geweld (het betrof een overval op een juwelier). Verdachte is in december 2018 vrijgekomen met een enkelband die begin mei 2019 is verwijderd. Slechts enkele weken later heeft verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan een gewapende overval. Het Gerecht neemt dit verdachte zeer kwalijk. Hierbij weegt het Gerecht de onverschillige en nonchalante houding van verdachte, zoals gebleken ter terechtzitting, in zijn nadeel mee. Op vragen van het Gerecht wat verdachte heeft bezield om opnieuw de fout in te gaan, antwoordde verdachte slechts dat hij beïnvloedbaar is en niet schuldig. Hij heeft derhalve op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag.
Al met al is het Gerecht van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie recht doet aan deze zaak. Het Gerecht zal deze eis dan ook volgen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 31, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 (eerste en tweede alternatief/cumulatief), 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
- kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaar;
- beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door
mr. H. van der Schaft, (zittingsgriffier), en op 7 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierbij merkt het Gerecht op dat voor zover in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, algemeen bekend is deze plaatsen zijn gelegen op Bonaire.