ECLI:NL:OGEABES:2019:58

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 november 2019
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
400.00175/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 7 november 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De zaak betreft een overval op 20 mei 2019, waarbij de verdachte samen met medeverdachten een geldbedrag van ongeveer 83.114 USD heeft afgenomen van een medewerker van [bedrijf 1]. De verdachte was aanwezig bij de voorbereiding van de overval en had informatie doorgegeven aan de uitvoerder van de overval, wat zijn rol als medepleger bevestigt. Tijdens de rechtszitting op 17 oktober 2019 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van vier jaar geëist, terwijl de raadsman pleitte voor vrijspraak van de verdachte. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld in de voorbereiding van de overval, waaronder het regelen van de vluchtauto en het tinten van de ramen. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte voldoende bewijs had geleverd voor zijn betrokkenheid en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, en de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Parketnummer: 400.00175/19

Uitspraak: 7 november 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], adres [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring op Bonaire.
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.V.G. Rooijer.
De officier van justitie, mr. M. Boheur, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte ter zake van feit 1 van het primair ten laste gelegde (medeplegen) zal worden vrijgesproken en voor de subsidiair ten laste gelegde variant (medeplichtigheid) zal worden veroordeeld. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

FEIT 1 PRIMAIR

hij op omstreeks 20 mei 2019 te Bonaire, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of [verdachte]en/of [medeverdachte 2] met het oogmerk om zich en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (medewerker [bedrijf 1), heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 83.114 USD, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2],
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 83.114 USD, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [verdachte] en/of [medeverdachte 2], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn medeverdachten:
- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand naar [slachtoffer]is gerend en/of
- dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht en/of gericht gehouden op [slachtoffer] en/of
- ( (vervolgens) dat vuurwapen heeft gedrukt en/of geplaatst tegen de borst, althans het lichaam van [slachtoffer] en/of
- ( (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd ‘Atrako, laga bai’ (Overval, laat los), althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

FEIT 1 SUBSIDIAIR

dat [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3], op of omstreeks
20 mei 2019, te Bonaire, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk zich en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (medewerker [bedrijf 1]), heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 83.114 USD, althans enig geldbedrag geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [verdachte] en/of [medeverdachte 2],
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 83.114 USD, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ader of anderen dan aan verdachte en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders(s) hetzij de vlucht mogelijk tem aken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/ [medeverdachte 2]:
- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand naar [slachtoffer] is gerend en/of
- dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht en/of gericht gehouden op [slachtoffer] en/of
- ( (vervolgens) dat vuurwapen heeft gedrukt en/of geplaatst tegen de borst, althans het lichaam van [slachtoffer] en/of
- ( (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd ‘Atrako, laga bai’ (Overval, laat los), althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf
op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van december 2018 tot en met 20 mei 2019, te Bonaire, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
 door bij [medeverdachte 2] informatie in te winnen over:
  • hoeveel geld [medeverdachte 2] en/of [bedrijf 1] transporteert en/of
  • waar het geld wordt opgehaald en/of
  • hoeveel geld wordt opgehaald en/of
  • op welke data en tijdstippen geldtransporten zijn bij [bedrijf 2] en/of
  • hoe de transporteurs bij geldtransporten de [bedrijf 2] in- en uitlopen en/of
  • hoe de overdacht van geld bij [bedrijf 2] plaatsvindt en/of
 door de avond voor de overval samen met [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of anderen de ramen van de auto die bij de overval gebruikt zou worden te tinten.

FEIT 2

hij op of omstreeks 20 mei 2019, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1], voorhanden heeft gehad, een pistool, althans en vuurwapen of een ander soortgelijk voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp, zijnde een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenwet BES.
Voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

FEIT 1 PRIMAIR

hij op
omstreeks20 mei 2019 te Bonaire, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 3][verdachte] en/of [medeverdachte 2]met het oogmerk om zich en [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 3][verdachte] en/of mede [verdachte 2]wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer] (medewerker [bedrijf 1]), heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal)
(ongeveer)83.114 USD,
althans enig geldbedrag,geheel
of ten deletoebehorende aan [bedrijf 2,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [verdachte] en/of [medeverdachte 2],
en
/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van (in totaal)
(ongeveer)83.114 USD,
althans enig geldbedrag,geheel
of ten deletoebehorende aan [bedrijf 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [verdachte] en/of [medeverdachte 2],welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en
/ofbedreiging met geweld hierin bestond
(en
)dat
verdachte en/ofzijn medeverdachte
n:
- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand naar [slachtoffer] is gerend en
/of
- dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht
en/of gericht gehoudenop [slachtoffer] en
/of
- (
(vervolgens
)dat vuurwapen heeft gedrukt
en/of geplaatsttegen de borst,
althans het lichaamvan [slachtoffer] en
/of
- (
(daarbij
)dreigend de woorden heeft toegevoegd ‘Atrako, laga bai’ (Overval, laat los),
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

FEIT 2

hij op
of omstreeks20 mei 2019, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 3] en
/of[medeverdachte 1], voorhanden heeft gehad, een pistool, althans en vuurwapen of een ander soortgelijk voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp, zijnde een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenwet BES.
Verbetering van de tenlastelegging (feit 1)
In raadkamer is vastgesteld dat in de tenlastelegging ter zake het feit 1 tweemaal als medepleger de eigen naam van verdachte is opgenomen. Het Gerecht beschouwt dit als een kennelijke misslag en kan de tenlastelegging, zonder dat verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad, verbeterd lezen.
Verdachte wist, gelet op het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, tegen welke verdenking hij zich diende te verdedigen en wie daarbij als medeverdachten hebben te gelden. Het Gerecht merkt ook op dat in de tenlasteleggingen van de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] de namen van de andere medeverdachten wel goed zijn opgenomen. Het Gerecht heeft het dan ook als een kennelijke misslag van de steller beschouwd dat de eigen naam van de verdachte als medeverdachte is opgenomen in plaats van de naam van de medeverdachte, [medeverdachte 3], welke naam ontbreekt in de tenlastelegging en heeft de tenlastelegging verbeterd door die ontbrekende naam toe te voegen en de naam van verdachte door te strepen.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht baseert deze beslissing op de redengevende feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat: [1]

1. Een proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 20 mei 2019 door [hoofdagent 1], hoofdagent van politie bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer], zakelijk weergegeven (pagina 1 e.v. ):

Vandaag (het Gerecht: 20 mei 2019) reden [medeverdachte 2] en ik naar de [bedrijf 2] toe om een geldtransport te doen van de opbrengst van het weekeinde. Wij liepen de supermarkt binnen en kregen vier zakken van de [logo bank]. Wij hebben de vier zakken in een groene tas gedaan en liepen terug richting de dienstauto. Ik was degene die de tas droeg. Ik zag dat een persoon op mij kwam afrennen met een vuurwapen op mij gericht. De persoon heeft het vuurwapen op mijn borst gedrukt en pakte het handvat van de tas vast. Ik hoorde de persoon zeggen: “Laga bai” (laat los). Ik keek mijn collega aan en hij heeft tegen mij gezegd om de tas los te laten. Ik zag dat de man een echt vuurwapen in handen had en liet de tas los. Ik zag dat het een pistool was. Bij de loop was het een beetje grijs. De rest was zwart, maar een beetje versleten. Ik zag dat de man achter in een auto stapte. Het was een Toyota met geblindeerde ramen. Ik werk voor [bedrijf 1].

2. Een proces–verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 20 mei 2019 door [brigadier], brigadier van politie bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2], zakelijk weergegeven (pagina 24 e.v.).

Toen we buiten [bedrijf 2] waren, kwam er een man van achter de muur. De man had een vuurwapen gericht op mijn collega [slachtoffer] (het Gerecht: [slachtoffer]) en ik hoorde de man in het Papiaments zeggen; ‘Atrako, laga bai’ (Overval, laat los).

3. Een proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 20 mei 2019 door [agent], agent van politie bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven (pagina 5 e.v.)

Ik doe namens [bedrijf 2] aangifte van diefstal. Er is diefstal gepleegd van een goed dat [benadeelde] geheel in eigendom toebehoort. Niemand had het recht of de toestemming dit goed weg te nemen. De overvaller heeft een totaalbedrag van USD 83.114,04 weggenomen.

4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 1 juli 2019 door [hoofdagent 1] en [agent], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven (pagina 454 e.v.)

Ik weet zeker dat mijn neef [medeverdachte 3] en de man [medeverdachte 1] degenen zijn die de overval op de geldlopers van [bedrijf 2] hebben gepleegd. [medeverdachte 3] was degene die uit de auto stapte en de overval op de geldloper pleegde. [medeverdachte 1] was de bestuurder van de vluchtauto. Ik moet zeggen dat [getuige 2] niet heeft gelogen. Een dag voor de overval was de auto die bij de overval werd gebruikt inderdaad bij mijn woning. Op die dag was [medeverdachte 3] bij mij gekomen. Hierna kwam [medeverdachte 1] met de grijze Vitz naar mijn woning toe. Ik zag dat [medeverdachte 1] de kentekenplaten van de auto aan het afhalen was. Wat [getuige 2] verklaarde over het tinten van de ruiten, was ook waar. Ik heb samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] de ruiten van de grijze Toyota Vitz getint. [medeverdachte 1] is met de grijze Toyota Vitz weggegaan. Ik wist van tevoren dat de Toyota Vitz gebruikt zou worden om de overval te plegen.
[medeverdachte 2] heeft mij alle details over hoe ze geld transporteren verteld. [medeverdachte 2] heeft mij verteld wanneer ze het geld ophalen. Hij heeft verteld dat ze hierna het geld naar [logo bank] zouden brengen. [medeverdachte 2] heeft mij zelfs verteld hoe het karakter is van de andere bewaker met wie hij loopt. Hij vertelde me dat de man nieuw is. Alle informatie die [medeverdachte 2] mij heeft gegeven, heb ik aan [medeverdachte 3] doorgegeven.
Ik heb tegen [medeverdachte 2] gezegd dat ik iemand had om de overval te plegen. [medeverdachte 2] heeft mij gezegd dat het beter is om de overval op een maandag te plegen omdat er dan meer geld zou zijn. [medeverdachte 2] heeft gezegd om de overval te plegen op een dag dat hij niet aan het werk is. [medeverdachte 3] heeft tegen mij gezegd dat het beter zou zijn op een dag dat [medeverdachte 2] aan het werk was, zodat alles rustig zou zijn. Ik heb tegen [medeverdachte 2] gezegd dat een neef van mij de overval zal plegen. [medeverdachte 3] zou de overval samen met iemand anders plegen. [medeverdachte 1] is later in het spel gekomen.

5. Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 18 juli 2019 door [hoofdagent 2] en [hoofdagent 1], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3], zakelijk weergegeven (pagina 550 e.v.)

[verdachte] kwam met de naam [medeverdachte 2] (het Gerecht: medeverdachte [medeverdachte 2) bij mij. Hij zei dat als de man [medeverdachte 2] meewerkt, het makkelijker zal gaan. Ik kende [medeverdachte 2] niet. Eind januari 2019 heeft [verdachte] tegen mij gezegd dat hij [medeverdachte 2] had gevonden, maar dat hij meer informatie moest vergaren bij [medeverdachte 2]. Ik zei tegen [verdachte] dat ik het werk niet zal doen als [medeverdachte 2] niet aanwezig zal zijn, want dan is het niet meer een inside job. [medeverdachte 2] had de route gegeven die ze normaliter rijden als ze geld bij [bedrijf 2] gaan ophalen. Eind april 2019 kwam [verdachte] weer bij mij en zei dat alles klaar is om het werk bij [benadeelde] te doen. Ik zou degene zijn die uit de auto zou stappen om het geld af te nemen. Ik zou samen met persoon [alfabetreeks]’ gaan maar ik zei tegen [verdachte] dat ik niet samen met [alfabetreeks] zou gaan, want ik heb geen vertrouwen in persoon [alfabetreeks]. [verdachte] is degene die contact had met [medeverdachte 2].
Op 19 mei 2019 ben ik samen met [medeverdachte 1] naar de woning van [verdachte] gegaan. Bij de woning trof ik [verdachte] en [getuige 2]. In de woning van [verdachte] ging ik vis klaarmaken, terwijl [medeverdachte 1] en [verdachte] met het blinderen van de ruiten van de Vitz waren begonnen. [getuige 2] ging [verdachte] en [medeverdachte 1] helpen. [getuige 2] heeft mij zijn pet geleend.
Op 20 mei 2019 bij [bedrijf 2] met de grijze Vitz aangekomen, hebben we geparkeerd. De pick-up is aangekomen ik zag twee mannen naar binnen lopen. Niet lang daarna kregen we een belletje dat de geldlopers naar buiten kwamen. Toen ik zag dat de mannen kwamen aanlopen, stapte ik uit de auto en liep naar de man die voorop liep met de tas. Ik had het vuurwapen in mijn hand en rende naar hen toe met het pistool gericht op hen. Ik had de hand met het pistool op de borst van de man gedrukt en pakte de tas af. Hierna rende ik weer naar de auto en stapte achter de chauffeur in.
6. Een proces–verbaal van verhoor getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 11 juni 2019 door [hoofdagent 1] en [agent], respectievelijk hoofdagent en agent bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2]
, zakelijk weergegeven (pagina 37 e.v.).
V: Vraag
A: Antwoord
A: Op 20 mei 2019 hoorden we op het nieuws dat er een overval bij [bedrijf 2] heeft plaatsgevonden. Ik hoorde dat er een grijze auto bij de overval was betrokken. Ik dacht meteen aan de auto waarvan wij de dag daarvoor de ruiten hadden getint. Ik bevond mij op die dag (het Gerecht: 19 mei 2019) bij de woning van [verdachte]. In de avonduren zag ik dat [medeverdachte 3] (het Gerecht: [medeverdachte 3]) en [medeverdachte 1] bij de woning van [verdachte] aan kwamen rijden. [medeverdachte 1] is [medeverdachte 1]. Ze zijn weggegaan en een tijdje hierna zijn ze teruggekomen in een grijze Toyota Vitz. [verdachte] heeft mij gevraagd of ik hun wilden helpen met het tinten van de ruiten van de Toyota Vitz. Ik heb samen met [verdachte] en [medeverdachte 1] de ruiten getint. Ik heb [medeverdachte 3] een pet geleend. [medeverdachte 3] heeft mij in een zwarte auto thuis afgezet
V: Heeft [medeverdachte 3] aan jou verteld wat ze zouden gaan doen?
A: Ja. Ik heb begrepen dat hij slecht wilde gaan doen.
V: Van wie is de grijze Toyota Vitz?
A: [medeverdachte 1] is ermee gekomen.
V: Wat werd er tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] besproken toen zij de eerste keer bij de woning van [verdachte] waren aangekomen?
A: Ik hoorde dat ze zeiden dat als de ruiten getint zijn, niemand kan zien wie als bestuurder en wie als inzittende zit.
V: Waar heb je [medeverdachte 1] leren kennen?
A: Ik ken [medeverdachte 1] niet. Ik weet wel wie hij is, maar ik praat niet met hem.

7. Een proces-verbaal van verhoor getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 14 juni 2019 door [hoofdagent 3] en [hoofdagent 2], hoofdagenten bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 3], zakelijk weergegeven (pagina 84 e.v.)

Ik heb sinds december 2018 een liefdesrelatie met {medeverdachte 3]. Ongeveer twee of drie weken voor de overval heeft [medeverdachte 3] aan mij verteld dat hij een overval wil plegen. Op de dag van de overval voor 8.00 uur heeft [medeverdachte 3] aan mij verteld dat hij een overval ging plegen. Omstreeks 10.00 uur die dag heeft [medeverdachte 3] een WhatsApp bericht aan mij gestuurd waarin hij mij vroeg om voor hem te bidden. De volgende dag heb ik aan [medeverdachte 3] gevraagd wat er de dag daarvoor was gebeurd. Hij vertelde dat toen hij het bericht stuurde om voor hem te bidden, zij buiten bij [benadeelde] zaten. Hij vertelde dat toen de geldlopers terugliepen, [medeverdachte 3] uit de auto stapte en naar de geldlopers rende. [medeverdachte 3] vertelde dat de geldloper geschokt bleef staan en dat hij de tas afnam. Ik vroeg aan [medeverdachte 3] wie betrokken waren bij deze overval. [medeverdachte 3] vertelde aan mij dat de [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [verdachte] betrokken waren bij deze overval.
8. Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 17 juni 2019 door hoofdagent 3] en [hoofdagent 2], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 4]
, zakelijk weergegeven (pagina 662 e.v.)
[medeverdachte 3] (het Gerecht begrijpt: [medeverdachte 3]) heeft tegen mij gezegd dat zijn goede vriend, bijgenaamd [medeverdachte 1], in de vluchtauto zat als bestuurder.

9. Een proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 18 juni 2019 door [hoofdagent 4] en [hoofdagent 1], beiden hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland voor zover inhoudende als verklaring van verbalisanten, zakelijk weergegeven (pagina 251 e.v.)

Ik, [hoofdagent 4], heb het toestel Samsung Galaxy A7 uitgelezen. Tijdens het onderzoek is het volgende gebleken. De profielnaam [medeverdachte 3] wordt WhatsApp gebruikt. De gebruiker met WhatsApp profielnaam [medeverdachte 3] heeft contact met een WhatsApp profielnaam [medeverdachte 1] die gebruik maakt van het telefoonnummer +5997825464.
Ik heb aan [medeverdachte 1] gevraagd op welk nummer hij te bereiken was. [medeverdachte 1] heeft aan mij, [hoofdagent 1] verklaard, dat hij te bereiken is op het telefoonnummer [telefoonnummer].

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om verdachte aan te merken als medepleger van de overval. Dat verdachte de vluchtauto, het wapen en kleding heeft geregeld en de bestuurder van de vluchtauto is geweest, volgt slechts uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3], aldus de raadsman. Dit is onvoldoende om aan te nemen dat verdachte hiervoor verantwoordelijk is geweest. Verder is van belang dat verdachte ten tijde van de overval niet aanwezig was op de plaats delict en dat hij niets van de buit heeft gekregen. Er kan slechts worden bewezen dat verdachte informatie van medeverdachte [medeverdachte 2] heeft doorgeven aan medeverdachte [medeverdachte 3]], zoals verdachte zelf ook heeft erkend. Deze bijdrage is van onvoldoende gewicht voor het bewijs van medeplegen, maar kwalificeert als medeplichtigheid. Verdachte dient daarom van het onder 1 primair ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daarnaast bepleit dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Het Gerecht volgt de raadsman niet in zijn betoog. Naar het oordeel van het Gerecht bevat het dossier namelijk voldoende bewijs dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Het Gerecht zal dit oordeel hierna verder uitleggen.

De overval op de [benadeelde]

Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat op maandag 20 mei 2019 twee werknemers van [bedrijf 1] – [slachtoffer] en medeverdachte [slachtoffer] – arriveren bij de [bedrijf 2] op de [adres] op Bonaire. Zij krijgen in het kantoor van [benadeelde] een groene tas overhandigd met daarin een geldbedrag van in totaal USD 83.114,04. [slachtoffer] heeft de groene tas vast en loopt met [medeverdachte 2] via het parkeerterrein terug naar de auto. Op dat moment rent medeverdachte [medeverdachte 3] naar [slachtoffer] toe. [medeverdachte 3] heeft een vuurwapen in zijn hand en richt dit wapen op [slachtoffer]. [medeverdachte 3] drukt het wapen vervolgens op de borst van [slachtoffer] en zegt tegen hem: ‘Atrako, laga bai’ (overval, laat los). [medeverdachte 2] zegt tegen [slachtoffer] dat hij de tas los moet laten en dat doet [slachtoffer]. [medeverdachte 3] stapt vervolgens met de tas achterin de grijze Toyota Vitz. De Toyota rijdt weg.

De betrokkenheid van verdachte bij deze overval

De centrale vraag die het Gerecht moet beantwoorden is welke rol verdachte precies heeft vervuld en hoe deze rol juridisch moet worden gekwalificeerd. Of anders gezegd: was het aandeel van verdachte van voldoende gewicht om hem aan te merken als medepleger, of kwalificeert zijn bijdrage als medeplichtigheid?
In dit verband stelt het Gerecht voorop dat voor de vaststelling of sprake is van medeplegen het vooral van belang is of er een bewuste en nauwe samenwerking tussen betrokkenen heeft plaatsgevonden. Daartoe moet de intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht zijn geweest. In dit verband kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten.
Het Gerecht volgt de raadsman in zijn standpunt dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte ten tijde van de overval uitvoeringshandelingen heeft verricht. In dit verband is van belang dat het Gerecht in zijn vonnis in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] bewezen heeft verklaard dat [medeverdachte 1] - en (dus) niet verdachte - de bestuurder van de vluchtauto is geweest. Dat verdachte niet aanwezig was bij de overval, sluit echter het aannemen van medeplegen niet uit. In dit geval moet het ontbreken van deze rol wel worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Op grond van de bewijsmiddelen gaat het Gerecht van het volgende uit.
Verdachte heeft allereerst –zoals hij zelf ook erkent – informatie van [medeverdachte 2] verkregen en deze doorgespeeld aan [medeverdachte 3]. Hierbij is van belang dat het gaat om zeer specifieke en gedetailleerde informatie, namelijk door wie en wanneer het geld zou worden opgehaald, hoe het geld zou worden verpakt en vervoerd en wat de precieze route van de geldlopers was. Zelfs over het karakter van de tweede geldlopers is informatie uitgewisseld. Vanwege deze specifieke en gedetailleerde informatie was [medeverdachte 3] vervolgens in staat om de overval feitelijk uit te voeren. Het Gerecht merkt hierbij op dat verdachte kan worden aangemerkt als een ‘spin in het web’: hij was de schakel tussen [medeverdachte 2] (informant) en [medeverdachte 3] (uitvoerder). Uit de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] volgt namelijk dat zij elkaar niet kenden ten tijde van de overval.
Het Gerecht wijst verder op de eigen verklaring van verdachte dat hij tegen [medeverdachte 2] heeft gezegd dat hij iemand had om de overval te plegen, namelijk zijn neef (het Gerecht begrijpt: [medeverdachte 3]). Dit betekent dat verdachte niet alleen essentiële informatie heeft doorgegeven aan de overvaller, maar ook een actieve rol heeft gespeeld bij het plannen en organiseren van de overval. Het is immers verdachte geweest die iemand heeft geregeld om de overval feitelijk te plegen.
Verdachte heeft verder medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] de avond voor de overval ontvangen in zijn woning. Naar zijn woning werd de vluchtauto gebracht en daar en toen heeft verdachte samen met [medeverdachte 1] en [getuige 2] de ruiten van de vluchtauto getint. Verdachte erkent dat hij wist dat deze auto als vluchtauto zou worden gebruikt. Het blinderen van de ruiten van een auto maakt dat door omstanders niet kan worden waargenomen wie de inzittenden zijn, wat de kans verkleint dat de overvallers na hun daad worden gepakt. Verdachte heeft door voornoemde handelingen aldus een belangrijke bijdrage geleverd aan de (verdere) voorbereiding van de overval.
Het Gerecht overweegt ten slotte dat verdachte heeft verklaard dat hij zou delen in de buit.
Op grond van het voorgaande komt het Gerecht tot de conclusie dat de bijdrage van verdachte voldoende substantieel is geweest om hem te kunnen aanmerken als medepleger. De omstandigheid dat hij geen uitvoeringshandelingen heeft verricht tijdens de overval, wordt gecompenseerd door zijn grotere en wezenlijke rol in de voorbereiding van de overval en de omstandigheid dat hij zou delen in de buit. Dit betekent dat het Gerecht bewezen acht dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Anders dan de raadsman bepleit, acht het Gerecht ook bewezen dat verdachte samen met zijn mededaders een vuurwapen voorhanden heeft gehad. Voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen is volgens vaste rechtspraak vereist dat sprake is geweest van een meerdere of mindere mate van bewustheid bij de verdachte over de aanwezigheid van dit wapen. Verder moet verdachte een zekere beschikkingsmacht over het wapen hebben gehad. Naar het oordeel van het Gerecht is in dit geval aan deze vereisten voldaan. Hierbij acht het Gerecht van belang dat verdachte een grote rol had in de planning en organisatie van de overval. Verdachte wordt daarom geacht bewustheid en beschikkingsmacht te hebben gehad met betrekking tot het wapen dat bij deze overval is gebruikt. Op grond van het voorgaande acht het Gerecht dan ook bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 2 laste gelegde feit.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair (eerste en tweede alternatief/cumulatief) bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in de artikel 330 en 325 juncto artikel 49 en 57 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Eendaadse samenloop van:

medeplegen van afpersing;

en

medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht BES en artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenwet BES en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Vuurwapenwet BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenwet BES.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de straf heeft het Gerecht rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van verdachte. Meer in het bijzonder heeft het Gerecht daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een overval op een geldloper die kort daarvoor bij [bedrijf 2] de opbrengst van het weekend had opgehaald en waarbij een aanzienlijk geld bedrag van meer dan 83 duizend dollar is buit gemaakt. Verdachte en zijn mededaders zijn hierbij in georganiseerd verband en op planmatige en berekenende wijze te werk gegaan, waarbij ‘inside information’ is verkregen van de tweede geldloper, medeverdachte [medeverdachte 2]. Hierdoor wisten verdachte en zijn mededaders precies waar, wanneer en door wie het geld zou worden opgehaald, hoe het geld zou worden verpakt en vervoerd en dat het hierbij zou gaan om een aanzienlijke (weekend)opbrengst. Voorafgaand aan de overval is een vluchtauto en een vuurwapen geregeld en zijn ruiten van de vluchtauto getint.
Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. Gewapende overvallen hebben een enorme impact op slachtoffers, zo ook op de [slachtoffer]. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten, vaak nog langdurig lijden onder de lichamelijke en psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. De overval vond verder plaats op klaarlichte dag op een druk bezocht parkeerterrein van een [benadeelde], zodat ook willekeurige bezoekers hiervan getuige zijn geweest. Bovendien versterkt een overval als deze bestaande gevoelens van angst en onveiligheid in de Boneriaanse samenleving. Het Gerecht neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zich alleen heeft laten leiden door financieel gewin en de negatieve gevolgen voor de [slachtoffer], omstanders en [bedrijf 2], die niets van het geldbedrag terug heeft gezien, daarbij voor lief heeft genomen.
Gelet op de ernst van de feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Voor het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf, heeft het Gerecht aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een gewapende overval als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaar gegeven.
Het Gerecht heeft acht geslagen op de informatie die beschikbaar is over de persoon van verdachte. Deze geeft het Gerecht geen aanleiding om naar boven dan wel beneden af te wijken van bovengenoemd oriëntatiepunt. Ook voor het overige heeft het Gerecht hiervoor geen aanknopingspunten gevonden. Al met al is het Gerecht van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie recht doet aan deze zaak. Het Gerecht zal deze eis dan ook volgen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikelen 31 en 59, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 (eerste en tweede alternatief/cumulatief) en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
- kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
4 (vier) jaar;
- beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door
mr. H. van der Schaft, (zittingsgriffier), en op 7 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierbij merkt het Gerecht op dat voor zover in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, algemeen bekend is deze plaatsen zijn gelegen op Bonaire.