ECLI:NL:OGEABES:2019:4

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 januari 2019
Publicatiedatum
1 februari 2019
Zaaknummer
War BES201800424
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van artikel 12a WTU BES met betrekking tot persoonlijke feiten en omstandigheden van de eiser

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 21 januari 2019 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, een Venezolaanse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend op basis van bescherming als bedoeld in artikel 12a van de Wet toelating en uitzetting BES (WTU BES). De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er voor hem persoonlijke feiten en omstandigheden zijn die een verblijfsvergunning rechtvaardigen.

Eiser heeft aangevoerd dat hij vanwege zijn deelname aan demonstraties in Venezuela en de daaropvolgende bedreigingen door paramilitaire groeperingen, de zogenaamde 'Colectivo's', asiel heeft aangevraagd. Hij heeft gesteld dat hij is ontvoerd en beroofd, en dat zijn leven in gevaar is door zijn politieke overtuiging. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet in zijn bewijslevering is geslaagd. De verklaringen van eiser werden ongeloofwaardig geacht, vooral omdat hij na de incidenten in staat was om een snackbar te runnen zonder problemen met de autoriteiten.

Het Gerecht heeft verder vastgesteld dat de algehele politieke situatie in Venezuela niet automatisch leidt tot een verblijfsvergunning voor iedere vreemdeling uit dat land. Eiser moest specifiek aantonen dat hij persoonlijk risico loopt bij terugkeer. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor vervolging of dat hij een reëel risico loopt op foltering of onmenselijke behandeling. De uitspraak van het Gerecht was dat het beroep ongegrond werd verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiser],

verblijvend op Bonaire,
eiser,
gemachtigde: mr. M. Bijkerk, advocaat,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,
gemachtigden: mr. W.J. de Nijs, advocaat en mr. P.J. de Graaf, werkzaam bij IND Caribisch Nederland.

Procesverloop

Bij beschikking van 28 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verband houdend met bescherming als bedoeld in artikel 12a van de Wet toelating en uitzetting BES (WTU BES) afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling van het beroep heeft ter zitting van het Gerecht op 12 december 2019 plaatsgevonden. Daar zijn verschenen eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de gemachtigden van verweerder.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 12a, eerste lid, aanhef, onder a en b, van de WTU BES kan verweerder een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verlenen om redenen verband houdend met bescherming aan de vreemdeling die:
a. verdragsvluchteling is;
b. aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
2. Eiser is geboren op 8 november 1986 en heeft de Venezolaanse nationaliteit. Eiser heeft - kort gezegd - het volgende aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd.
Eiser heeft deelgenomen aan demonstraties in Caracas en Isla Margarita. Bij een van deze demonstraties is hij geraakt door een politiekogel. Hij heeft tijdens de demonstraties opnamen gemaakt en op sociale media geplaatst. Hij stelt dat hij daarom kort erna, in juni 2017, is ontvoerd en beroofd door zogenoemde ‘Colectivo’s’. Dat zijn leden van een paramilitaire groepering die het vuile werk van de politie opknapt. In februari 2018 is hij op het vliegveld in Isla Margarita met zijn dochter en moeder van zijn partner aangehouden en bijna een etmaal vastgehouden omdat de autoriteiten er achter waren gekomen dat zijn partner asiel had aangevraagd in Trinidad en Tobago. Om vrijgelaten te worden, moest eiser al zijn geld afgeven. Daarna is eiser ondergedoken omdat zijn gegevens bekend waren bij de politie. Toen hij in april 2018 de gelegenheid kreeg om met familieleden naar Curaçao te reizen voor een drag race, heeft hij Venezuela voorgoed verlaten. Via Aruba en Curaçao is hij naar Bonaire gegaan en heeft hij asiel aangevraagd. Eiser heeft daarna van zijn partner vernomen dat de Colectivo’s opnieuw hebben ingebroken in zijn huis. Daarnaast zijn er agenten van de Cuerpo de Investigaciones Científicas, Penales y Criminalístas (de CICPC) langs het café/ restaurant van eiser geweest en hebben een oproep voor eiser afgegeven, hoogstwaarschijnlijk is de politie erachter gekomen dat eiser is verdwenen en probeert men te achterhalen waar hij is, aldus eiser.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit ongeloofwaardig geacht dat de overval in juni 2017 verband houdt met de deelname aan de demonstraties en het plaatsen van beeldmateriaal hiervan op sociale media. Voorts heeft verweerder ongeloofwaardig geacht dat eiser is vastgehouden op de luchthaven in Isla Margarita omdat zijn partner asiel had aangevraagd in Trinidad en Tobago. Verweerder heeft ten slotte ongeloofwaardig geacht dat de inbraak in mei 2018 is gepleegd door Colectivo’s en dat de oproep van de CICPC te maken zou hebben met eisers vertrek.
4. Niet in geschil is tussen partijen dat de algehele politieke en mensenrechtensituatie in Venezuela zodanig is dat uitsluitend in verband daarmee aan een vreemdeling uit dat land een verblijfsvergunning op grond van artikel 12a van de WTU BES zou moeten worden verleend. Eiser moet dus aannemelijk maken dat er voor hem persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan op grond waarvan geoordeeld moet worden dat hem een verblijfsvergunning moet worden verleend.
5. Naar het oordeel van het Gerecht heeft verweerder, anders dan eiser betoogt, zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser hierin niet is geslaagd.
5.1
Uit eisers verklaringen kan niet worden afgeleid dat hij – afgezien van de overval op zijn woning in juni 2017 en het incident op het vliegveld van Isla Margarita – na zijn deelname aan de protesten tegen de regering problemen heeft ondervonden met de autoriteiten en/ of derden die in verband te brengen zijn met zijn politieke overtuiging. Eiser heeft na de overval immers nog probleemloos een snackbar/ pizzeria in Isla Margarita kunnen openen en runnen. Pas in het nader gehoor verklaart eiser weliswaar dat hij dit restaurant zoveel mogelijk achter de schermen runde en dat hij na het incident op het vliegveld ondergedoken is geweest bij vrienden. Gelet op eisers verklaring dat hij een bekend persoon is in Isla Margarita en dat dit een eiland is waar iedereen elkaar kent, heeft verweerder dit ongeloofwaardig kunnen achten. Eisers gestelde bekendheid brengt immers met zich dat hij niet bepaald onvindbaar was voor de autoriteiten en/ of de Colectivo’s.
5.2
Voorts heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt kunnen achten dat het incident op de luchthaven van Isla Margarita verband hield met eisers politieke overtuiging. Het is niet waarschijnlijk dat de UNHCR en de autoriteiten van Trinidad en Tobago (het land waar eisers partner asiel had gevraagd) informatie over vluchtelingen doorgeven aan de Venezolaanse Interpol of CICPC. Het is dan ook niet aannemelijk dat eisers aanhouding hiermee verband hield. Bovendien hebben de autoriteiten op de luchthaven van Isla Margarita eiser weer laten gaan en heeft eiser uiteindelijk legaal uit kunnen reizen via Valencia. Dit duidt er niet op dat eiser in de negatieve belangstelling staat van de Venezolaanse autoriteiten.
5.3
Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte eisers vrees voor vervolging door de Colectivo’s niet aannemelijk gemaakt geacht. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de overval in juni 2017 door Colectivo’s is gepleegd. Eiser heeft aangevoerd dat de modus operandi van de overvallers overeenkomt met de modus operandi van de Colectivo’s. Verweerder heeft hier tegenin kunnen brengen dat de door eiser beschreven modus operandi niet verschilt van wat bij gewone criminaliteit gebruikelijk is. Uit algemeen bekende informatie over criminaliteit in Venezuela blijkt dat veel Venezolanen wapens dragen en niet schromen die te gebruiken. Er komen veel gewelddadige overvallen, berovingen en ontvoeringen voor, vaak met geld als motief. Nu de overvallers voornamelijk waardevolle spullen hebben meegenomen, en eiser zonder verdere vragen te stellen hebben laten gaan, kan hij dus net zo goed slachtoffer zijn geweest van een gewone overval en heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij slachtoffer is geweest van Colectivo’s die het vanwege zijn politieke overtuiging op zijn persoon gemunt hadden.
5.4
Ten aanzien van de tweede inbraak in eisers woning die zou hebben plaatsgevonden in mei 2018, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat los van het feit dat eiser geen concrete feiten en omstandigheden over deze inbraak heeft verschaft, niet aannemelijk is geworden dat deze inbraak als een gerichte zoekactie naar eiser bedoeld was. Dat er de volgende dag een oproep van de CICPC voor eiser is gekomen, maakt dat niet anders. Eiser heeft immers zelf verklaard dat de CICPC niets met de Colectivo’s te maken hebben. Eiser heeft ten slotte niet aannemelijk gemaakt dat de oproep van de CICPC verband houdt met zijn politieke overtuiging of zijn vertrek uit Venezuela.
5.5
In beroep heeft eiser aangevoerd dat de Colectivo’s op 15 oktober 2018 opnieuw bij zijn woning zijn geweest en dat zij naar hem opzoek waren. Nu de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld naar de feiten en omstandigheden zoals die zich voordeden ten tijde van het nemen van de bestreden besluit, kan het Gerecht deze gebeurtenis – wat daar verder ook van zij – thans niet betrekken bij zijn beoordeling. Voor zover de door eiser overgelegde stukken moeten worden gezien als een nadere onderbouwing van het eerder ingenomen standpunt dat eiser bij terugkeer naar Venezuela te vrezen heeft voor Colectivo’s, overweegt het Gerecht als volgt. Uit de door eiser overgelegde stukken wordt niet aannemelijk dat hij te vrezen heeft voor Colectivo’s want op de foto’s zijn weliswaar familieleden van eiser en gewapende personen te zien, maar uit de foto’s valt niet op te maken of die gewapende personen Colectivo’s zijn, waar ze zich bevinden en of ze op zoek zijn naar eiser. De in dit kader door eiser overgelegde verklaringen zijn niet afkomstig uit een objectieve bron en zijn evenmin verifieerbaar.
5.6
Gelet op het voorgaande heeft verweerder eisers relaas op cruciale punten niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eiser is er derhalve niet in geslaagd aannemelijk te maken dat ten aanzien van hem persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan die zijn vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin rechtvaardigen, of dat er sprake is van een reëel en voorzienbaar risico dat juist hij bij terugkeer naar Venezuela zou worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
6. De vraag of verweerder de aanvraag zonder statusbepaling had kunnen afwijzen omdat er een reëel vluchtalternatief in Aruba en Curaçao was, laat het Gerecht in het midden, nu verweerder gelet op het absolute karakter van artikel 3 van het EVRM moet beoordelen of uitzetting leidt tot een reëel risico op schending van dat artikel. Verweerder heeft dus op goede gronden een volledige beoordeling van de asielaanvraag gemaakt.
7. Gelet op het bovenstaande komt eiser niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 12a WTU BES.
8. Het beroep moet ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht
verklaarthet beroep
ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan en uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de War BES.