ECLI:NL:OGEABES:2019:35

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
2 augustus 2019
Zaaknummer
400.00026/18
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift en meineed in strafzaak tegen verdachte

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 6 juni 2019 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van valsheid in geschrift en meineed. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op meerdere data, waarbij de verdachte niet altijd aanwezig was. Tijdens de inhoudelijke zittingen was hij wel aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.J. Winkel. De officier van justitie, mr. M.A. Boheur, eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van drie jaren en een werkstraf van 40 uren. De raadsman pleitte voor vrijspraak en voerde een strafmaatverweer. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk voorhanden hebben en gebruiken van een valse brief van de MCB Bank, die valselijk de goedkeuring van een lening voor het Terramar-project vermeldde. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij als getuige onder ede valselijk had verklaard dat hij het e-mailbericht met de valse brief niet had verzonden. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan en sprak hem vrij van andere beschuldigingen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van drie jaren en een werkstraf van 36 uren, rekening houdend met de schending van zijn recht op berechting binnen een redelijke termijn.

Uitspraak

Parketnummer: 400.00026/18

Uitspraak: 6 juni 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats],
wonende op [woonplaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2018, 4 mei 2018, 9 augustus 2018 en 16 mei 2019. Bij de eerste en tweede zitting is de verdachte telkens niet verschenen. De verdachte is op de derde en vierde (inhoudelijke) zitting wel verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.J. Winkel, advocaat op Bonaire.
De officier van justitie, mr. M.A. Boheur, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde een werkstraf voor de duur van 40 uren, met dien verstande dat die werkzaamheden binnen 3 maanden na het ingaan van de proeftijd dienen te zijn aangevangen en binnen 6 maanden na die aanvang dienen te zijn voltooid.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Tevens is een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd:
1.
dat hij op of omstreeks de periode van 29 december tot en met 30 december 2011 op Bonaire
opzettelijk een valse en/of vervalste brief – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – voorhanden heeft gehad en/of heeft afgeleverd en/of heeft gebruikt, terwijl verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die brief bestemd was voor gebruik als echt en onvervalst bestaande dat voorhanden hebben en/of afleveren en/of gebruik maken hierin dat
het geschrift door verdachte is opgenomen als bijlage in een emailbericht d.d. 30 december 2011 welk emailbericht is verzonden aan [persoon 1] [emailadres 1],
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat, de brief is voorzien van de tekst 'Head' van de MCB Bank, een datum en in die brief vermeld is dat de MCB bank het verzoek voor geldlening/financiering van het Terramar project heeft goedgekeurd terwijl in werkelijkheid dat verzoek niet is goedgekeurd door de MCB bank en die brief is voorzien van een (vervalste of valse) handtekening en de naam van [persoon 2] terwijl in werkelijkheid die brief niet is opgemaakt en/of getekend door [persoon 2];
(art. 230 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht BES)
2.
dat hij, op of omstreeks 31 oktober 2013, op het eiland Bonaire,
bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, als getuige (appellant) in de civiele zaak van [verdachte] (appellant) tegen Interbusiness Holding LTD (geïntimeerde), nadat hij in handen van de rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, geheel of ten dele in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – heeft verklaard: dat hij, verdachte, het emailbericht verzonden d.d. 30 december 2011 met productie 10B als bijlage niet heeft verzonden.
(Art. 213 van het Wetboek van Strafrecht BES)
Voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht – op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
1.
dat hij
op of omstreeksinde periode van 29 december tot en met 30 december 2011 op Bonaire
opzettelijk een valse
en/of vervalstebrief – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen –
voorhanden heeft gehad en/of heeft afgeleverd en/ofheeft gebruikt, terwijl verdachte wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat die brief bestemd was voor gebruik als echt en onvervalst bestaande dat
voorhanden hebben en/of afleveren en/ofgebruik maken hierin dat
het geschrift door verdachte is opgenomen als bijlage in een emailbericht d.d. 30 december 2011 welk emailbericht is verzonden aan [persoon 1] ([emailadres 1]),
en bestaande die valsheid
of vervalsinghierin dat de brief is voorzien van de tekst 'Head' van de MCB Bank
eneen datum en
datin die brief vermeld is dat de MCB bank het verzoek voor
geldlening/financiering van het Terramar project heeft goedgekeurd terwijl in werkelijkheid dat verzoek niet is goedgekeurd door de MCB bank en die brief is voorzien van een (vervalste of valse) handtekening en de naam van [persoon 2] terwijl in werkelijkheid die brief niet is opgemaakt en
/ofgetekend door [persoon 2];
2.
dat hij, op of omstreeks 31 oktober 2013, op het eiland Bonaire,
bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, als getuige (appellant) in de civiele zaak van [verdachte] (appellant) tegen Interbusiness Holding LTD (geïntimeerde), nadat hij in handen van de rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk,
geheel of ten delein strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – heeft verklaard: dat hij, verdachte, het emailbericht verzonden d.d. 30 december 2011 met productie 10B als bijlage niet heeft verzonden.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd (
cursief). Omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, (telkens) slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
1.aangever] deed op 5 september 2014 aangifte van valsheid in geschrift en meineed. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“De gepleegde valsheid in geschrift kan ik als volgt omschrijven:Op 30 december 2011 om 01.56 uur heeft meneer [verdachte] een e-mailbericht gestuurd naar [persoon 1], werkzaam bij makelaarskantoor Harbourtown Real Estate te Bonaire, inhoudende onder andere een brief van de Maduro & Curiel’s Bank (Bonaire) N.V., waarin stond dat een lening voor het Terramar-project was goedgekeurd. De brief van de Maduro & Curiel’s Bank (Bonaire) N.V. (hierna: MCB) was ondertekend door [persoon 2].Op 20 juni 2011 heeft Interbusiness Holding Ltd. als verkoopster en [verdachte] als koper een koopovereenkomst gesloten ter zake alle door Interbusiness Holding Ltd. in Interbusiness International Business N.V. gehouden aandelen dat op haar beurt enig aandeelhouder is van Terramar N.V. De koopsom was USD 2.800.000, waarvan [verdachte] vrijwillig een bedrag van USD 250.000 daadwerkelijk heeft voldaan en voor de rest had hij dus een financiering nodig.Ik vernam bij de MCB te Bonaire dat eerdergenoemde brief niet afkomstig was van de bank, hetgeen mij bij brief van 6 januari 2012 schriftelijk werd bevestigd.
De gepleegde meineed kan ik als volgt omschrijven:Op 31 oktober 2013 werd [verdachte] als getuige, derhalve onder ede, gehoord ten overstaan van rechter mr. G.C.C. Lewin, lid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. [verdachte]s getuigenis is vervat in een proces-verbaal van die dag. Op bladzijde 5 staat: “U toont mij producties 10A en 10B bij het beslagrekest. Ik heb niet het e-mailbericht gemaakt of verzonden dat als tweede pagina is overgelegd bij productie 10A.” Met productie 10A wordt gedoeld op de e-mail van 30 december 2011 zoals hierboven genoemd en met productie 10B wordt gedoeld op de valse brief zoals hierboven genoemd.” [2]
2.Op 30 december 2011 heeft [persoon 1] een e-mailbericht verzonden aan onder meer aangever [aangever] met de volgende inhoud:
“From: [persoon 1] [[emailadres 1]]Beste Allen,Vanochtend heb ik deze mail ontvangen van [verdachte].Ik heb verzocht om een overgangsdatum en [verdachte] heeft aangegeven dat hij nu afhankelijk is van de bank maar dat deze weet dat er haast geboden is.Met vriendelijke groet,[persoon 1]
[het Gerecht begrijpt: Bij dit e-mailbericht bevindt zich als bijlage een e-mailbericht dat in de stukken wordt omschreven als productie 10A, luidende:]
Van: [verdachte] [mailto:[emailadres 2]Verzonden: Friday, December 30, 2011 1:56 AMAan: [persoon 1]Onderwerp: letter[persoon 1] dit is ook in vertrouwen, thanks” [3]
3.Het dossier bevat een brief gedateerd op 29 december 2011
met een briefhoofd van de Maduro & Curiel’s Bank (Bonaire) N.V. en een handtekening, geplaatst boven de naam [persoon 2][het Gerecht begrijpt: dit geschrift wordt in de stukken omschreven als productie 10B], met de volgende inhoud:
“To whom it may concernDear sirs,Please be informed that we have been approached for financing of the Terramar Project and we are pleased to inform you that we have approved the request for financing.Hoping to have informed you accordingly, we remain,Yours very trulyMADURO & CURIEL’S BANK[persoon 2]Assistant Managing Director.” [4]
4.Op 6 januari 2012 schreef E.L. Piar, managing director van de Maduro & Curiel’s Bank (Bonaire) N.V., een brief met de volgende inhoud:
“Dear mr. [aangever],This serves to confirm and record that the letter dated 30 December 2011 regarding our alleged approval of the “Terramar Project” is fraudulent and was not issued or signed by our Bank. For good order’s sake we do note that the financing of said project was never approved by our office.” [5]
5.Op 14 november 2013 werd [persoon 1] door rechter G.C.C. Lewin, lid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gehoord. Hij heeft het volgende verklaard:
“Ik ben opgetreden als makelaar van Interbusiness Holding Ltd. en de heer [verdachte] bij de totstandkoming van de overeenkomst van 20 juni 2011. U toont mij productie 10A, het e-mailbericht van 30 december 2011. Ik heb dat inderdaad zo ontvangen met aangehecht het geschrift dat als bijlage 10B is overgelegd. Ik heb [verdachte] toen gebeld om te vragen of ik dit mocht doormailen. Dat mocht.” [6]
6.Op 31 oktober 2013 werd verdachte door rechter G.C.C. Lewin, lid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gehoord. Hij heeft het volgende verklaard:
Proces-verbaal van het getuigenverhoor in de zaak van [verdachte], thans appellant, tegen Interbusiness Holding Ltd., thans geïntimeerde.De getuige [verdachte] legt de eed af, de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen en verklaart als volgt:
“Op 20 juni 2011 heb ik de overeenkomst met Interbusiness Holding Ltd. met betrekking tot de aandelen van Interbusiness International Business N.V. ondertekend. Op 20 december 2011 ben ik in gebreke gesteld. Ik wilde nog een keer proberen te bereiken dat de koop zou doorgaan.U toont mij productie 10A en 10B bij beslagrekest [het Gerecht begrijpt: de hierboven in de bewijsmiddelen 2 en 3 bedoelde stukken].Ik heb productie 10B niet gemaakt en ik heb niet het e-mailbericht gemaakt of verzonden dat als tweede pagina is overgelegd bij productie 10A.” [7]
7.Verbalisant [verbalisant 1], werkzaam als Operationeel Specialist B binnen het Recherche Samenwerkingsteam (RST) Aruba, BES Eilanden, Curaçao, Nederland en Sint Maarten, heeft op 23 november 2018 het volgende bevonden:
“De betreffende e-mail van 30 december 2011 is volgens de header verzonden vanaf het IP-nummer [IP- nummer] op 30 december 2011 met het e-mailadres [emailadres 2]. Volgens de historische gebruiksgegevens was het betreffende IP-nummer in gebruik door Customer “Restaurant Zeezicht” te Bonaire. De e-mail van 30 december 2011 kan niet vanaf Curaçao zijn verzonden middels het inloggen in Yahoo-mail.” [8]
8.Op 18 mei 2016 heeft de verdachte ten overstaan van de politie het volgende verklaard:
“Vanaf 2008 heb ik het alleengebruik van het e-mailadres [emailadres 2].” [9]
9.Op 27 december 2016 heeft de verdachte ten overstaan van de politie het volgende verklaard:
“Ik deed toentertijd regelmatig werk voor mijn ouders in het restaurant Zeezicht. Ik had toentertijd ook een sleutel en dat was die van het kantoorgedeelte waar we nu zitten.” [10]
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, omdat de verdachte het e-mailbericht van 30 december 2011 niet heeft verzonden. Daartoe is aangevoerd dat (a) de verdachte ten tijde van het verzenden van genoemd e-mailbericht niet op Bonaire, maar in Curaçao was en voorts dat (b) niet valt uit te sluiten dat een ander dan de verdachte het e-mailbericht heeft verzonden.
Het Gerecht overweegt als volgt.
(a)
Het Gerecht is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte op 30 december 2011 in Curaçao was. De verdachte heeft in zijn eerste verhoor, op 18 mei 2016, niet gerept over deze omstandigheid; pas in zijn tweede verhoor heeft de verdachte hieromtrent verklaard. De door hem in dat verhoor toegezegde bewijsstukken zijn echter niet aangeleverd. Pas na aanvang van de strafzaak is op verzoek van de verdediging door het openbaar ministerie navraag gedaan bij Insel Air , maar dat leverde geen ontlastende informatie op. Vervolgens is van de zijde van de verdachte aangevoerd dat de verdachte met de Bonaire Aero Club een vlucht naar Curaçao had geregeld, maar ook dat onderzoek leverde geen ontlastende informatie op. De door verdachte genoemde familieleden die zouden kunnen bevestigen dat hij op 30 december 2011 niet op Bonaire maar in Curaçao was, hebben in hun verklaringen bij de rechter-commissaris in januari 2019 die bevestiging niet gegeven. Uit bankafschriften van de bankrekening van de verdachte blijkt voorts dat op 28 en 31 december 2011 contante geldopnamen in Kralendijk hebben plaatsgevonden.
Het Gerecht verwerpt derhalve dit verweer.
( b)
Het Gerecht is van oordeel dat het, mede gelet op de inhoud ervan, niet anders kan zijn dan dat het de verdachte is geweest die het bewuste e-mailbericht heeft verzonden. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het de verdachte was die een overeenkomst had gesloten met Interbusiness Holding Ltd. en dat hij kort tevoren in gebreke was gesteld. Het was derhalve de verdachte die er belang bij had het e-mailbericht van 30 december 2011 te versturen. Dat anderen dan de verdachte een dergelijk belang hadden, is onvoldoende aannemelijk geworden. Voorts is het e-mailbericht verzonden vanaf een adres waarop de verdachte het alleenrecht had en vanaf een locatie waartoe de verdachte bij uitstek toegang had. Bovendien heeft de heer [persoon 1], nadat hij het e-mailbericht had ontvangen, contact opgenomen met de verdachte en hem gevraagd of hij het mocht doorsturen, waarop de verdachte heeft verklaard dat dat mocht.
Het Gerecht verwerpt derhalve dit verweer.
Overigens is het Gerecht van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte moet hebben geweten dat de inhoud van de bijlage bij het op 30 december 2011 door hem aan [persoon 1] verzonden e-mailbericht vals was. Immers, de verdachte moet – gelet op alle feiten en omstandigheden – hebben geweten dat de financiering niet rond was.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde overweegt het Gerecht tenslotte dat, gelet op het vorenstaande, de verdachte, toen hij onder ede verklaarde dat hij het bewuste e-mailbericht niet had verzonden, op dat moment wist dat dit in strijd met de waarheid was.
Het verweer strekkende tot vrijspraak wordt derhalve in al zijn onderdelen verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 230, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als ware het echt en onvervalst.
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 213 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Meineed.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met betrekking tot de ernst van het bewezen verklaarde overweegt het Gerecht dat in het handelsverkeer moet kunnen worden vertrouwd op officiële brieven van bancaire instellingen. Valsheid in geschrift met betrekking tot dergelijke stukken ontwricht het handelsverkeer, met alle nadelige maatschappelijke en economische consequenties van dien. Voorts is het in strijd met de waarheid verklaren onder ede een ernstig misdrijf, aangezien daarmee de waarheidsvinding in gerechtelijke procedures in het geding komt. Deze feiten worden de verdachte dan ook ernstig aangerekend.
Daar staat tegenover dat de feiten alweer uit 2011 en 2013 dateren en dus van oudere datum zijn. Voorts is de verdachte blijkens zijn strafkaart nog niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor een misdrijf.
Het Gerecht is, gelet op het vorenstaande, tot de slotsom gekomen dat een straf zoals gevorderd door de officier van justitie passend is.
Het Gerecht stelt evenwel vast dat er sprake is van een schending van het recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Die redelijke termijn heeft een aanvang genomen op 18 mei 2016, toen de verdachte voor de eerste maal door de politie werd verhoord. De behandeling van zijn zaak in eerste aanleg is eerst op 6 juni 2019 – en aldus niet binnen twee jaar – met een eindvonnis afgerond. Het Gerecht is van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn in dit geval tot strafvermindering moet leiden, in die zin dat de gevorderde werkstraf met 4 uren moet worden verlaagd.
Dat betekent dat het Gerecht de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde een werkstraf van 36 uren, zoals hierna in het dictum vermeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 17a, 17b, 17c, 59, 213 en 230 van het Wetboek van Strafvordering BES, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaartwettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaartniet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;

kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
1 (één) maand;
bepaaltdat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
steltals bijzondere voorwaarde dat de verdachte, volgens de voorschriften en de aanwijzingen – ook voor wat betreft de voortgang – te geven door of namens de Stichting Reclassering Caribisch Nederland, gedurende
36 (zesendertig) urendienstverlening in de vorm van onbetaalde arbeid zal verrichten, met dien verstande dat die werkzaamheden binnen 3 (drie) maanden na het ingaan van de proeftijd dienen te zijn aangevangen en binnen 6 (zes) maanden na die aanvang dienen te zijn voltooid.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door mr. R.J. Gras (zittingsgriffier), en op 6 juni 2019 in tegenwoordigheid van de uitspraakgriffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Caribisch Nederland d.d. 23 februari 2017, geregistreerd onder de onderzoeksnaam “CAMP”.
2.Proces-verbaal d.d. 5 september 2014 met PV-nummer 2014.09.05.14.50.5993, bijlage 1.
3.Schriftelijk bescheid, te weten een e-mailbericht d.d. 30 december 2011, bijlage 8 bij de aangifte.
4.Schriftelijk bescheid, te weten een brief gedateerd 29 december 2011, bijlage 9 bij de aangifte.
5.Schriftelijk bescheid, te weten een brief gedateerd 6 januari 2012, bijlage 10 bij de aangifte.
6.Proces-verbaal van het getuigenverhoor van [persoon 1] d.d. 14 november 2013, bijlage 6 bij de aangifte.
7.Proces-verbaal van het getuigenverhoor van verdachte d.d. 31 oktober 2013, bijlage 12 bij de aangifte.
8.Los proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2018 met PV-nummer 2014.09.05.14.50.5993, bijlage 1.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 mei 2016 met PV-nummer 003, bijlage 3.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 december 2016 met PV-nummer 013, bijlage 13.