Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL
4.BEOORDELING VAN HET BEROEP
Prematuur bezwaar
5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 15 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een stichting die zich bezighoudt met verslavingszorg en de Inspecteur der Belastingen. De stichting, opgericht op 26 juni 2017, verzocht om ontheffing van de Algemene bestedingsbelasting (ABB) op basis van artikel 6.22 van de Belastingwet BES. De Inspecteur verleende deze ontheffing onder de voorwaarde dat de stichting per kalenderjaar een omzet van minder dan USD 20.000 zou behalen. De stichting maakte bezwaar tegen deze voorwaarde, wat leidde tot een rechtszaak.
Het Gerecht oordeelde dat de omzetgrens van USD 20.000 ook van toepassing is op rechtspersonen zoals de stichting, die uitsluitend sociale prestaties verrichten. De stichting betoogde dat het niet logisch was dat alleen kleine maatschappelijke organisaties ontheven zouden worden van belasting, terwijl grotere organisaties dat niet zouden zijn. Het Gerecht verwierp dit argument en concludeerde dat de wetgever geen uitzondering had gemaakt voor dergelijke organisaties. De uitspraak benadrukte dat de omzetgrens van USD 20.000 ook geldt voor ondernemers die sociale of culturele prestaties verrichten, en dat het beroep van de stichting ongegrond werd verklaard.
De uitspraak bevatte ook bepalingen over proceskosten en griffierechten, waarbij het Gerecht geen aanleiding zag voor vergoeding van deze kosten. De beslissing werd genomen door mr. dr. A.J.H. van Suilen, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen twee maanden hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.