ECLI:NL:OGEABES:2019:33

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 juli 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
BON201800483
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van bestedingsbelasting voor stichting in verslavingszorg

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 15 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een stichting die zich bezighoudt met verslavingszorg en de Inspecteur der Belastingen. De stichting, opgericht op 26 juni 2017, verzocht om ontheffing van de Algemene bestedingsbelasting (ABB) op basis van artikel 6.22 van de Belastingwet BES. De Inspecteur verleende deze ontheffing onder de voorwaarde dat de stichting per kalenderjaar een omzet van minder dan USD 20.000 zou behalen. De stichting maakte bezwaar tegen deze voorwaarde, wat leidde tot een rechtszaak.

Het Gerecht oordeelde dat de omzetgrens van USD 20.000 ook van toepassing is op rechtspersonen zoals de stichting, die uitsluitend sociale prestaties verrichten. De stichting betoogde dat het niet logisch was dat alleen kleine maatschappelijke organisaties ontheven zouden worden van belasting, terwijl grotere organisaties dat niet zouden zijn. Het Gerecht verwierp dit argument en concludeerde dat de wetgever geen uitzondering had gemaakt voor dergelijke organisaties. De uitspraak benadrukte dat de omzetgrens van USD 20.000 ook geldt voor ondernemers die sociale of culturele prestaties verrichten, en dat het beroep van de stichting ongegrond werd verklaard.

De uitspraak bevatte ook bepalingen over proceskosten en griffierechten, waarbij het Gerecht geen aanleiding zag voor vergoeding van deze kosten. De beslissing werd genomen door mr. dr. A.J.H. van Suilen, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen twee maanden hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 15 juli 2019
BBZ nr. BON201800483
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Zittingsplaats Bonaire
Uitspraak
Op het beroep in de zin van
hoofdstuk VIII, titel acht, afdeling drie van de Belastingwet BES van:
[ Belanghebbende ], gevestigd te Bonaire,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Bonaire,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Belanghebbende heeft op 12 maart 2018 aan de Inspecteur verzocht om op basis van artikel 6.22 Belastingwet BES ontheffing van het voldoen van Algemene bestedingsbelasting (ABB) te verlenen.
1.2
Bij beschikking van 17 juni 2018 heeft de Inspecteur aan belanghebbende ontheffing verleend voor het voldoen van ABB, onder de voorwaarde dat per kalenderjaar een omzet van minder dan USD 20.000 zal worden behaald.
1.3
Belanghebbende heeft op 22 mei 2018 bezwaar gemaakt tegen de beschikking.
1.4
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 juli 2018 het bezwaar ongegrond verklaard.
1.5
Belanghebbende heeft op 20 augustus 2018 beroep ingesteld. Daarvoor heeft belanghebbende USD 30 aan griffierecht betaald.
1.6
De Inspecteur heeft op 21 maart 2019 een verweerschrift ingediend.
1.7
Beide partijen hebben op 6 mei 2019 een pleitnota ingediend.
1.8
Beide partijen hebben toestemming verleend een onderzoek ter zitting achterwege te laten.
1.9
Het Gerecht heeft daarop op de voet van artikel 8.107, lid 2, Belastingwet BES bepaald dat een zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is op 26 juni 2017 op Bonaire opgericht door [ Q ] (hierna: NK), een stichting gevestigd in Nederland die zich bezig houdt met verslavingszorg.
2.2
Belanghebbende houdt zich op Bonaire bezig met geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg daaronder begrepen.
2.3
Tussen belanghebbende en NK is een overeenkomst gesloten op grond waarvan NK onder meer administratieve en technische diensten verleend aan belanghebbende. Deze diensten vallen niet onder de medische vrijstelling van artikel 6.11, lid 1, letter c, Belastingwet BES. De vergoeding ter zake van deze diensten bedraagt meer dan USD 20.000.
2.4
Belanghebbende heeft op grond basis van artikel 6.22 Belastingwet BES verzocht om ontheffing van het voldoen van ABB.
2.5
De Inspecteur heeft aan belanghebbende ontheffing verleend onder de voorwaarde dat per kalenderjaar een omzet van minder dan USD 20.000 zal worden behaald.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de omzetgrens van USD 20.000, als bedoeld in artikel 6.22, lid 1, letter a, Belastingwet BES, ook van toepassing is op ondernemers zoals belanghebbende, die (nagenoeg) uitsluitend sociale en culturele prestaties verrichten, als bedoeld in artikel 6.22, lid 2, Belastingwet BES.
3.2
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Prematuur bezwaar

4.1
In artikel 8.92 Belastingwet BES is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag of beschikking, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet of de beschikking een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.2
De onderhavige beschikking is gedagtekend op 17 juni 2018. Het bezwaar is ingediend op 22 mei 2018, dus vóór de dagtekening van de beschikking. In dat geval blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien de beschikking ten tijde van het indienen van het bezwaar reeds tot stand was gekomen (GEA Aruba 7 januari 2019, nr. AUA201801879, ECLI:NL:OGEAA:2019:1). Daarvan is hier sprake. De Inspecteur heeft immers op 18 mei 2018 een brief aan belanghebbende geschreven met daarin de mededeling dat ontheffing van ABB zal worden verleend onder de voorwaarde van de omzetgrens van USD 20.000. Gelet hierop is het bezwaar ontvankelijk.
Omzetgrens
4.3
In artikel 6.22 Belastingwet BES, geldend vanaf 1 januari 2011, is onder meer het volgende bepaald:
“1. Op schriftelijk verzoek van de ondernemer kan aan hem door de inspecteur:
ontheffing van het voldoen van belasting worden verleend indien de ondernemer een natuurlijk persoon is, (…), en de ondernemer aannemelijk kan maken dat hij per kalenderjaar een omzet exclusief algemene bestedingsbelasting zal behalen van USD 20.000 of minder;
teruggaaf worden verleend van de belasting die door hem reeds op aangifte is voldaan in het kalenderjaar met ingang waarvan hij van de belasting is ontheven.
2. In afwijking van het eerste lid, kan ook de aldaar bedoelde ontheffing worden verleend aan de ondernemer, een andere dan een natuurlijk persoon, die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend sociale of culturele prestaties verricht. (…)
3. Indien een ondernemer meer dan één bedrijf of beroep heeft of uitoefent, worden deze bedrijven of beroepen voor de toepassing van dit artikel gezamenlijk in aanmerking genomen.
4. De ondernemer aan wie een ontheffing is verleend, is verplicht periodiek aan de inspecteur een opgave te doen van zijn omzet. (…)
5. Indien de ondernemer die is ontheven van het voldoen van de belasting in een kalenderjaar een bedrijfsomzet exclusief algemene bestedingsbelasting heeft behaald van meer dan USD 20.000 wordt hij alsnog over zijn prestaties in dat jaar belasting verschuldigd. In dat geval vervalt de ontheffing van die ondernemer. (…)
6. De ontheffingen als bedoeld in het eerste en tweede lid worden verleend bij voor bezwaar vatbare beschikking en gelden met ingang van het kalenderjaar waarin de inspecteur de ontheffing heeft verleend. (…)
7. Indien van afloop van een kalenderjaar blijkt dat de ondernemer, zijnde een natuurlijk persoon, (…) over dat kalenderjaar een omzet exclusief algemene bestedingsbelasting heeft behaald van USD 20.000 of minder en hem voor dat jaar gene ontheffing was verleend, krijgt op schriftelijk verzoek teruggaaf van de door hem over dat jaar op aangifte voldane belasting.”
4.4
Tijdens de parlementaire behandeling is over artikel 6.22 Belastingwet BES het volgende opgemerkt:
In tegenstelling tot de BBO is in de OB een zogenoemde «kleine ondernemersregeling» opgenomen. De in dit artikel opgenomen regeling ter zake is – op stroomlijnende aanpassingen na – in beginsel ontleend aan de kleine ondernemersregeling in de OB en de daarop berustende bepalingen en voorschriften. Toegevoegd is voorts – zie het achtste lid van dit artikel – de mogelijkheid nadere regels te stellen om zeer kleine ondernemers geheel van administratieve verplichtingen vrij te stellen. Ook producenten zijn ondernemers die van deze kleine ondernemersregeling gebruik kunnen maken. Ter gelegenheid van de invoering van deze algemene bestedingsbelasting is de in het onderhavige artikel opgenomen omzetgrens ten opzichte van de huidige grens in de OB structureel verhoogd en, na valutaomzetting, vastgesteld op USD 20 000.
(TK, 2009-2010, 32189, nr. 3, blz. 63)
4.5
De bewoording van artikel 6.22, lid 2, Belastingwet BES 34 van de Wet LB 1964 bevat geen duidelijke aanwijzing of de omzetgrens van USD 20.000 ook van toepassing is op ondernemers als bedoeld in dat tweede lid.
4.6
In de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 6.22 Belastingwet BES is toegelicht dat “de in het onderhavige artikel opgenomen omzetgrens (…) structureel [is] verhoogd en (…) vastgesteld op USD 20.000”. Nu daarin wordt gesproken over de in artikel 6.22 Belastingwet BES opgenomen omzetgrens, en niet van de in het eerste lid van artikel 6.22 opgenomen omzetgrens, acht het Gerecht deze omzetgrens ook van toepassing op de ondernemers als bedoeld in artikel 6.22, lid 2, Belastingwet BES.
4.7
Steun voor deze uitleg kan worden ontleend aan artikel 6.22, lid 5, Belastingwet BES, waarin is bepaald dat als een ondernemer die is ontheven van het voldoen van ABB, in een kalenderjaar een omzet behaald van meer dan USD 20.000, hij alsnog over zijn prestaties belasting is verschuldigd. Het begrip ‘ondernemer’ is daarin niet beperkt tot de natuurlijke personen als bedoeld in artikel 6.22, lid 1. Zou de wetgever dit begrip daartoe hebben willen beperken, dan zou dat eenvoudig in de tekst tot uitdrukking zijn gebracht, zoals wel is geschied in artikel 6.22, lid 7, waarvan de toepassing uitdrukkelijk is beperkt tot ‘ de ondernemer, zijnde een natuurlijk persoon’.
4.8
Belanghebbende betoogt dat een teleologische benadering meebrengt dat de omzetgrens niet van toepassing is op ondernemers als bedoeld in artikel 6.22, lid 2, Belastingwet BES. Het is immers niet logisch dat alleen kleine maatschappelijke organisaties worden ontheven van belasting, terwijl grote organisaties wel belast worden, aldus belanghebbende. Het betoog van belanghebbende kan niet slagen. Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 6.22, lid 2, (zie 4.4) kan immers op generlei wijze worden afgeleid dat die bepaling de strekking heeft om alle ondernemers die sociale of culturele prestaties verrichten, te kunnen ontheffen van het voldoen van ABB. Bovendien was in de tot 1 januari 2011 geldende regeling van artikel 8 Landsverordening Omzetbelasting 1999 de daarin opgenomen omzetgrens van NAf 30.000 ook van toepassing op alle ondernemers die sociale of culturele prestaties verrichten (MvT Lv OB 1999, blz. 20), zodat niet valt in te zien dat de wetgever zonder enige toelichting de omzetgrens vanaf 1 januari 2011 niet langer zou willen toepassen op dergelijke ondernemers.
4.8
Gelet op de in 4.6 en 4.7 genoemde wetshistorische en wetsystematische uitleg, acht het Gerecht de omzetgrens van USD 20.000 ook van toepassing op de ondernemers als bedoeld in artikel 6.22, lid 2, Belastingwet BES.
Slotsom
4.9
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat het beroep van belanghebbende ongegrond zijn.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en is uitgesproken op 15 juli 2019, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël - van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Plasa Reina Wilhelmina (Fort Oranje)
Kralendijk
Bonaire
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieBES@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van USD 60 verschuldigd.