ECLI:NL:OGEABES:2019:22

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 mei 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
War BES BON201800590
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verlenging verblijfsvergunning op basis van openbare orde

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 15 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, en verweerder, de IND Caribisch Nederland. Eiser had een aanvraag ingediend voor de verlenging van zijn verblijfsvergunning, die eerder was afgewezen op basis van een veroordeling voor opzetheling. De aanvraag was afgewezen met de stelling dat eiser een gevaar voor de openbare orde vormde, gebaseerd op zijn veroordeling tot een geldboete van USD 200. Eiser betoogde dat de afwijzing niet deugdelijk was gemotiveerd en dat zijn eerdere legale verblijf op Bonaire en de beperkte hoogte van de geldboete niet in verhouding stonden tot de afwijzing van zijn aanvraag.

Het Gerecht oordeelde dat de motivering van de afwijzing onvoldoende was, omdat verweerder niet had aangetoond dat de veroordeling van eiser zodanig ernstig was dat deze de afwijzing van de aanvraag rechtvaardigde. Het Gerecht benadrukte dat bij de beoordeling van een aanvraag voor verlenging van een verblijfsvergunning een nadere afweging gemaakt moet worden, waarbij de zwaarte van de opgelegde sanctie in overweging moet worden genomen. Aangezien eiser sinds 10 oktober 2016 legaal op Bonaire verbleef en de veroordeling slechts een geldboete betrof, concludeerde het Gerecht dat de openbare orde niet in de weg stond aan de verlenging van zijn verblijfsvergunning.

De uitspraak leidde tot de conclusie dat het beroep van eiser gegrond was, waardoor het bestreden besluit werd vernietigd. Het Gerecht droeg verweerder op om opnieuw te beslissen op de aanvraag, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het griffierecht vergoeden.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiser],

verblijvend op Bonaire,
eiser,
gemachtigde: mr. E.J. Winkel, advocaat,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,
gemachtigde: mr. P.J. de Graaf, werkzaam bij de IND Caribisch Nederland.

Procesverloop

Bij beschikking van 11 september 2018 (het bestreden besluit), uitgereikt op 24 september 2018, heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel ‘arbeid in loondienst bij J.R.A. Schoonmaakbedrijf B.V.’ (de aanvraag) afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van het Gerecht van 20 maart 2018. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 9, eerste lid, onder b, van de Wet toelating en uitzetting BES (Wtu BES) kan verweerder de verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd weigeren met het oog op de openbare orde.
Op grond van artikel 14, aanhef en onder a, kan verweerder de verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd bij een met redenen omklede beslissing intrekken op grond van een onherroepelijk geworden veroordeling te zake van een misdrijf tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van drie maanden of langer.
1.1
Volgens paragraaf 1.9.4, van de Circulaire toelating en uitzetting BES (Ctu BES), geplaatst onder het kopje ‘Eerste verblijfsaanvaarding’ kan verweerder de verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd weigeren met het oog op de openbare orde. Van de bevoegdheid om de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te weigeren wordt gebruik gemaakt indien de vreemdeling ter zake van een misdrijf is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of vrijheid ontnemende maatregel, tot een taakstraf of tot een onvoorwaardelijke geldboete, dan wel als hij ter zake van een misdrijf een transactieaanbod heeft aanvaard of jegens hem een strafbeschikking is uitgevaardigd.
In paragraaf 1.12 wordt de bevoegdheid tot verlenging en intrekking van de verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd nader ingevuld. Volgens paragraaf 1.12.1 kan een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd worden afgewezen met het oog op de openbare orde. Volgens paragraaf 1.12.3, die strekt tot nader invulling van de bij artikel 14, aanhef en onder a, van de Wtu BES gegeven bevoegdheid tot intrekking van de verblijfvergunning, moet de gedraging van de vreemdeling voldoende ernstig zijn, reden waarom alleen misdrijven in aanmerking worden genomen. De sanctie moet voldoende zwaar zijn. (…). Bij de berekening van de norm (drie maanden of langer) wordt alleen het onvoorwaardelijke ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf meegeteld. In geval van meerdere veroordelingen worden de onvoorwaardelijke gedeelten bij elkaar opgeteld, als de verblijfsduur vijf jaren of korter is.
2. Eiser, geboren op 30 november 1983, heeft de Dominicaanse nationaliteit. Hij heeft zich voor het eerst op 10 oktober 2016 op Bonaire ingeschreven en beschikte laatstelijk over een (verlengde) vergunning tot tijdelijk verblijf voor bepaalde tijd, geldig van 24 augustus 2017 tot en met 24 augustus 2018. Op 23 april 2018 heeft eiser de aanvraag gedaan, die bij het bestreden besluit is afgewezen. Op 5 juli 2018 heeft het Hof eiser in hoger beroep onherroepelijk veroordeeld tot een geldboete van USD 200 wegens het plegen van opzetheling (de veroordeling). Het betrof de verwerving in maart 2017 van een gestolen telefoontje in een horecagelegenheid.
Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de veroordeling betekent dat aangenomen moet worden dat eiser een gevaar voor de openbare orde vormt, weshalve zijn aanvraag voor afwijzing in aanmerking komt.
3. Eiser betoogt met succes dat verweerder het bestreden besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd met de enkele verwijzing naar de overtreding als grondslag voor het standpunt dat de aanvraag in overeenstemming met de Ctu BES op grond van de openbare orde voor afwijzing in aanmerking komt.
Waar verweerder op grond van de Ctu BES bij de beoordeling van een eerste verblijfsaanvaarding in iedere veroordeling ter zake van een misdrijf door de vreemdeling grond kan vinden voor de afwijzing van een aanvraag, moet worden aangenomen dat dit niet onverminderd geldt bij een aanvraag voor voortgezet verblijf en naar mate de vreemdeling langer rechtmatig verblijf heeft gehad. Het Gerecht vindt daarvoor ook grond in het bepaalde bij paragraaf 1.12.3 van de Ctu BES, waaruit volgt dat bij intrekking van een verblijfsvergunning de zwaarte van de opgelegde sanctie als maatstaf heeft te dienen. Niet valt in te zien waarom dit niet evenzeer moet gelden bij een aanvraag om verlenging van een verblijfsvergunning. Alsdan zal verweerder een nadere afweging moeten maken en inzicht moeten bieden waarom hij meent dat met name de voor het gepleegde misdrijf opgelegde sanctie uitdrukking geeft aan de ernst van de misdraging, zodanig dat die het oordeel rechtvaardigt dat het toestaan van een verlengd verblijf niet acceptabel is in verband met de openbare orde.
Deze nadere afweging ontbreekt in het bestreden besluit.
Gegeven de omstandigheid dat eiser sedert 10 oktober 2016 legaal verblijf had op Bonaire en de veroordeling strekte tot een geldstraf van beperkte hoogte, kan in dit geval naar het oordeel van het Gerecht die nadere afweging er niet in redelijkheid in resulteren dat de openbare orde aan het gevraagde verlengde verblijf in de weg stond.
4. De slotsom is dat het beroep gegrond moet worden verklaard en het bestreden besluit moet worden vernietigd, omdat de daaraan ten grondslag gelegde motivering de afwijzing van de aanvraag niet kan dragen. Het Gerecht zal verweerder opdragen met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te beslissen op de aanvraag.
5. Het Gerecht ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser als na te melden en zal verder verweerder gelasten het door eiser voor de behandeling van dit beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigthet bestreden besluit;
  • draagtverweerder op met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te beslissen op de aanvraag;
  • veroordeeltverweerder tot betaling aan eiser van zijn proceskosten in beroep tot een bedrag van USD 782,- (zegge: zevenhonderd tweeëntachtig dollar), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
  • gelastverweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van USD 84,- (zegge: vierentachtig dollar) te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan, rechter in het Gerecht, en uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2019 in aanwezigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de War BES.